Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2018:1073

Rechtbank Limburg
02-02-2018
02-02-2018
03/702570-17
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Veroordeling voor opruiing via tweets. Verdachte heeft in 2015 en 2017 via Twitter anderen opgeroepen om geweld tegen politieagenten te gebruiken. Verdachte krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Daarnaast moet de man een taakstraf van 80 uur verrichten.

Rechtspraak.nl
NJFS 2018/51

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702570-17

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.I.M. Entjes, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Onder 1.: op 12 maart 2017 via Twitter twee berichten heeft geplaatst waarin tot het plegen van een terroristisch misdrijf wordt opgeruid;

Onder 2.: op 10 juli 2015 via Twitter twee berichten heeft geplaatst waarin tot het plegen van een terroristisch misdrijf wordt opgeruid.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten bewezen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft voor beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.

Zij heeft aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte niet zijn aan te merken als strafbare opruiing en vallen binnen de kaders van de vrijheid van meningsuiting zoals gegarandeerd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. en het onder 2. tenlastgelegde bewezen is. Zij zal hierna de bewijsmiddelen weergeven en motiveren hoe zij tot deze conclusie is gekomen.

Bewijsmiddelen

Op woensdag 15 maart 2017 kreeg verbalisant [verbalisant] , de Tactisch Coördinator van het Cybercrimeteam Noord-Holland het verzoek om onderzoek in te stellen naar een tweetal berichten die op zondag 12 maart 2017 op Twitter waren geplaatst.

Deze berichten waren geplaatst door een gebruiker met accountnaam: [naam account] en een van de berichten bevatte de volgende tekst:

‘’Voor alle Turken in Nederland die een vuurwapen hebben gebruik je vuurwapen tegen de politie en nazi’s in Nederland’’

Na onderzoek bleek dat onder bovengenoemd account al eerder soortgelijke berichten waren geplaatst op 10 juli 2015, namelijk berichten, bestaande uit de volgende teksten:

‘’Ik hoop dat ze beginnen met het afknallen van de politie die hoertjes en sletjes in het blauw die zo bang zijn dat ze niet eens weten wat ze doen’’

‘’de enigste wat je nodig hebt is een snelle motor en een goed werkende full automatische pistool en dan gewoon trekker overhalen als je ze zi’’

Voor het aanmaken van het account is gebruik gemaakt van het emailadres:
[e-mailadres] . Aan het account was eveneens een telefoonnummer gekoppeld dat op 30 oktober 2016 in gebruik was bij een persoon genaamd [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .2

Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij degene is geweest die te Kerkrade op 10 juli 2015 en op 12 maart 2017 de in de tenlasteleggingen onder 1. en onder 2. weergegeven berichten op internet heeft geplaatst.

Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat voor de kwalificatie van opruiing aan een aantal vereisten moet zijn voldaan. Zo moet het opruien aanzetten tot iets ongeoorloofds dat naar Nederlands recht een strafbaar feit is. Verder moet sprake zijn van opzettelijk handelen of van het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit.

Een vereiste is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan, hetgeen wil zeggen onder zodanige omstandigheden en op een manier dat deze door het publiek gehoord, gelezen of gezien kon worden.3 Ook moet de uitlating waarmee wordt opgeruid mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Hieronder verstaat de rechtbank ook tekstberichten op internet en social media.

De berichten die de verdachte op 10 juli 2015 en 12 maart 2017 op Twitter plaatste, voldoen aan deze genoemde vereisten. De berichten roepen op tot het plegen van strafbare feiten, er was sprake van opzet of in ieder geval van het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat lezers zouden worden aangezet tot strafbare feiten, de uitlatingen die de verdachte deed, werden in het openbaar gedaan en tot slot was sprake van schriftelijk uitlatingen. Het plaatsen van de berichten kan dan ook worden gekwalificeerd als opruiing.

De volgende vraag is of datgene waartoe de verdachte heeft opgeruid kan worden aangemerkt als een terroristisch misdrijf. De Nederlandse wet geeft geen sluitende definitie van het begrip ‘terroristisch misdrijf’. Op grond van het Kaderbesluit terrorismebestrijding4 moet een terroristisch misdrijf aan twee voorwaarden voldoen om als zodanig te kunnen worden aangemerkt:

- het misdrijf moet als zodanig in de nationale wetgeving zijn aangemerkt.

- de dader moet de feiten hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk.5

In artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht is een limitatieve opsomming gegeven van terroristische misdrijven. Hieronder valt ingevolge het eerste lid van artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht onder meer het strafbare feit neergelegd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (moord) indien het wordt begaan met een terroristisch oogmerk. Op grond van artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht wordt onder terroristisch oogmerk verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

De rechtbank is van oordeel dat met de door de verdachte in zijn berichten op Twitter gebruikte woorden:

Voor alle Turken in Nederland die een vuurwapen hebben gebruik je vuurwapen tegen de politie en nazi’s in Nederland”;

Ik hoop dat ze beginnen met het afknallen van de politie die hoertjes en sletjes in het blauw die zo bang zijn dat ze niet eens weten wat ze doen

de enigste wat je nodig hebt is een snelle motor en een goed werkende full automatische pistool en dan gewoon trekker overhalen als je ze zi

expliciet wordt opgeroepen tot het plegen van een in Nederland strafbaar feit, namelijk een terroristisch misdrijf en het plegen van geweld tegen het openbaar gezag, namelijk tegen de politie. Door het plaatsen van de berichten roept de verdachte anderen op om agenten van de politie te vermoorden, waarmee de bevolking, of in ieder geval een deel ervan, ernstige vrees zou worden aangejaagd.

Voor wat het verweer van de verdediging betreft over het beroep op de vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. Het recht op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in het eerste lid van artikel 10 van het EVRM, kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan bepaalde beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van - onder meer - het voorkomen van strafbare feiten.

In dit geval is voldaan aan het in het tweede lid van artikel 10 EVRM gestelde vereiste dat in de beperking van de vrijheid van meningsuiting is voorzien bij wet. Opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag is immers strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast dient de beperking van het recht op vrije meningsuiting een van de in het tweede lid van artikel 10 van het EVRM opgenomen doelen, te weten het voorkomen van strafbare feiten.

Dat betekent dat de vraag nog moet worden beantwoord of de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 131 Wetboek van Strafrecht noodzakelijk is in een democratische samenleving.

De rechtbank overweegt hiertoe dat, hoewel het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft bepaald dat het recht van vrijheid van meningsuiting tevens uitlatingen kan omvatten, die schokken, beledigen of verontrusten (”shock, offend or disturb”), maar de verdachte is in zijn berichten op Twitter verder gegaan dan dat. De verdachte heeft immers in zijn berichten anderen opgeroepen tot het vermoorden van agenten van de politie. In een democratische samenleving is het in dat geval noodzakelijk dat een inbreuk wordt gemaakt op het recht op vrijheid van meningsuiting.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:

1.

Op 12 maart 2017, in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, in het openbaar bij geschrift tot een terroristisch misdrijf en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door via het Twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de inhoud:

"Voor alle Turken in Nederland die een vuurwapen hebben gebruik je vuurwapen tegen de politie en nazi's in Nederland".

2.

op 10 juli 2015, in de gemeente Kerkrade, in het openbaar bij geschrift tot een terroristisch misdrijf en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door via het Twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de inhoud:

"Ik hoop dat ze beginnen met het afknallen van de politie die hoertjes sletjes in het blauw die zo bang zijn dat ze niet eens weten wat ze doen" en door via het twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de inhoud:

"de enigste wat je nodig hebt is een snelle motor en een goed werkende full automatische pistool en dan gewoon trekker overhalen als je ze zi".

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

feit 1:

in het openbaar bij geschrift tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt

feit 2:

in het openbaar bij geschrift tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog C. Moerland heeft een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte en over dat onderzoek een rapport uitgebracht gedateerd 4 juni 2017 . De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, met voornamelijk paranoïde en narcistische kenmerken. Daarnaast is er sprake van een ernstige stoornis in cannabisgebruik, een matige stoornis in alcoholgebruik en een ernstige stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne).

De psycholoog is tot de conclusie gekomen dat de verdachte, ondanks zijn problematiek, toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de door hem begane strafbare feiten. Naar het oordeel van de psycholoog kan niet worden gesproken van een beperking bij de verdachte van de wilsvrijheid en van de keuzevrijheid van handelen.

De rechtbank zal de psycholoog in zijn advies volgen en neemt zijn conclusie over.

De verdachte is strafbaar; er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf en/of de maatregel

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daar moeten bijzondere voorwaarden aan worden verbonden, waaronder een meldplicht, indien de reclassering het nodig acht deelnemen aan een ambulante behandeling met betrekking tot agressieproblematiek en toezicht door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsvrouw heeft benadrukt dat de verdachte direct alle medewerking heeft verleend en dat hij spijt heeft betuigd. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht aansluiting te zoeken bij de Richtlijn voor Strafvordering Opruiing, waarbij als beginsel tot uitdrukking is gekomen dat slechts een geldboete wordt opgelegd.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Op de Nederlandse overheid rust de internationale verplichting om terrorisme te bestrijden. Terrorisme wordt als een van de ernstigste schendingen van het beginsel van de rechtstaat beschouwd. Het raakt rechtstreeks de openbare orde en/of de veiligheid en stabiliteit van een samenleving en haar burgers. Het is evident dat de samenleving en met name de onschuldige burgers die slachtoffer zijn van terroristisch geweld, hiertegen dienen te worden beschermd.

De strafoplegging dient ertoe de verdachte zich ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is. Van de strafoplegging dient in deze zaak echter ook een niet mis te verstaan signaal van afschrikking uit te gaan naar anderen die voornemens zijn vergelijkbare handelingen te verrichten. De ernst van de door verdachte begane strafbare feiten dient te worden bezien tegen de achtergrond van de politieke ontwikkelingen in Nederland en Turkije ten tijde van het plegen van deze strafbare feiten.

Daarnaast houdt de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdacht de ernst van de feiten bagatelliseert en weinig verantwoording neemt voor zijn daden. De verdachte heeft ter terechtzitting meermalen spijt betuigd, maar de rechtbank twijfelt aan de oprechtheid van de verdachte, onder meer omdat hij in een gesprek met een medewerker van de reclassering heeft aangegeven vooral spijt te hebben van het feit dat hij “gepakt” is en het een volgende keer “slimmer zou aanpakken”. Ook ter zitting heeft de verdachte te kennen gegeven dat hij dom is geweest, omdat hij de berichten niet had moeten plaatsen, maar ook omdat hij dit op een zodanige manier heeft gedaan dat ze hem hebben kunnen oppakken.

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van de reclassering van
11 januari 2018. In dit rapport doet de reclassering de aanbeveling aan de verdachte een werkstraf op te leggen. Gedurende het toezicht ten tijde van de schorsing van de preventieve hechtenis is door de reclassering getracht de verdachte te motiveren en te beïnvloeden, maar uiteindelijk heeft de reclassering geconcludeerd dat het gedrag en de denkwijze van de verdachte niet is veranderd. Er kan niet worden gesproken van een merkbare beïnvloeding van het gedrag van de verdachte.

Gelet op bovengenoemde bevindingen van de reclassering is verlenging van het toezicht in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling met interventies/behandelingen niet geïndiceerd.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 80 uren gepast en geboden.

Aan de voorwaardelijk straf zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden verbinden, gelet op het advies van de reclassering.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 131 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • -

    verklaart het onder 1. en het onder 2. tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

  • -

    spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. en onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • -

    verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;

  • -

    verklaart de verdachte daardoor strafbaar;

Straf

  • -

    veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;

  • -

    bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren, zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Taakstraf

  • -

    veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren;

  • -

    beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;

- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;

Voorlopige hechtenis

- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. D. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2018.

Buiten staat

Mr. Nollen en mr. D. de Vocht zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij, verdachte, op of omstreeks 12 maart 2017, in elk geval in de maand maart

van het jaar 2017 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland,

in het openbaar

mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding

tot een terroristisch misdrijf, danwel een misdrijf ter voorbereiding van een

terroristisch misdrijf en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag

heeft opgeruid,

door via het twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de

inhoud:

"Voor alle Turken in Nederland die een vuurwapen hebben gebruik je vuurwapen

tegen de politie en nazi's in Nederland" en/of

door via het twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de

inhoud:

"Ik hoop echt dat er een aanslag komt in Nederland tegen die nazi kanker

Hollanders, Nederland poept door angst 7 kleuren strond";

(artikel 131, lid 2 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij, verdachte, op of omstreeks 10 juli 2015, in elk geval in de maand juli

van het jaar 2015 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland,

in het openbaar

mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding

tot een terroristisch misdrijf, danwel een misdrijf ter voorbereiding van een

terroristisch misdrijf en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag

heeft opgeruid,

door via het twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de

inhoud:

"Ik hoop dat ze beginnen met het afknallen van de politie die hoertjes sletjes

in het blauw die zo bang zijn dat ze niet eens weten wat ze doen" en/of

door via het twitter-account [naam account] een tweet te plaatsen met de

inhoud:

"de enigste wat je nodig hebt is een snelle motor en een goed werkende full

automatische pistool en dan gewoon trekker overhalen als je ze zi";

(artikel 131, lid 2 Wetboek van Strafrecht)

1 Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer LBRAB17004-30, gesloten d.d. 6 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 84.

2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2017, pagina 7 tot en met 11.

3 HR 22 mei 1939, NJ 1939, 861.

4 PbEU L 164 van 22 juni 2002, p. 003-007.

5 Artikel 1 Kaderbesluit terrorismebestrijding.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.