RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Parketnummer: 03/700039-17
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2018
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Primair: samen met een ander heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meermalen met een honkbalknuppel en/of een ploertendoder te slaan;
Subsidiair: openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door hem meerdere malen met een honkbalknuppel en/of ploertendoder te slaan;
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van het tenlastegelegde heeft de verdediging namens verdachte aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij gehandeld heeft uit zelfverdediging (noodweer) en derhalve het feit niet strafbaar is.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding ".
In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is "geboden door de noodzakelijke verdediging" worden zowel de zogenoemde subsidiariteits - als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Naar het oordeel van de rechtbank is het volgende vast komen te staan. [slachtoffer 1] is op
25 december 2016 naar de woning van [medeverdachte] gegaan en heeft met een hamer het glas van de voordeur kapot geslagen. Toen de aangever wilde teruglopen naar zijn auto en halverwege was renden de verdachte en [medeverdachte] voorzien van een ploertendoder en een honkbalknuppel uit de woning naar [slachtoffer 1] . [medeverdachte] sloeg [slachtoffer 1] meerdere keren met een ploertendoder op zijn hoofd. Daarna zat of lag [slachtoffer 1] bovenop [medeverdachte] en sloeg hij [medeverdachte] met zijn vuisten. De verdachte sloeg [slachtoffer 1] meerdere malen met een honkbalknuppel. Hierdoor nam [slachtoffer 1] afstand van [medeverdachte] en de verdachte. [slachtoffer 1] is vervolgens samen met zijn vader in de auto gestapt en weggereden.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat voor alle partijen in deze strafzaak geldt dat zij zich niet onbetuigd hebben gelaten in de zin van de confrontatie zoeken en agressief optreden. [slachtoffer 1] is naar de woning van [medeverdachte] gegaan en heeft het glas van de voordeur kapot geslagen. Op het moment dat [slachtoffer 1] terug liep naar zijn auto en reeds halverwege was, kozen de verdachte en [medeverdachte] de aanval door gewapend met een honkbalknuppel en een ploertendoder vanuit de woning naar [slachtoffer 1] te rennen. [medeverdachte] begint [slachtoffer 1] met de ploertendoder te slaan. Vervolgens komt [slachtoffer 1] in het daarop volgend gevecht op [medeverdachte] te zitten en slaat hem met de vuisten. Dat leidt tot een situatie waarin de verdachte naar eigen zeggen [medeverdachte] probeert te ontzetten van [slachtoffer 1] . Van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte] door [slachtoffer 1] kan in de gegeven situatie naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden gesproken. De wederrechtelijke aanranding was er veeleer eerder tegen [slachtoffer 1] die door [medeverdachte] met een ploertendoder werd geslagen, terwijl [slachtoffer 1] slechts zijn vuisten had om zich te verdedigen. Verdachte heeft op dat moment niet ingegrepen. De wijze waarop de verdachte overigens heeft gehandeld te weten door het meerdere malen slaan met een honkbalknuppel op het lichaam van [slachtoffer 1] , valt naar het oordeel van de rechtbank ook niet binnen de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit. Dit handelen van de verdachte kan daarom niet worden aangemerkt als een noodzakelijke verdediging van zijn eigen of een anders lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank verwerpt het verweer op noodweer. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten levert het bewezenverklaarde derhalve het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
5 De strafbaarheid van de verdachte
De psycholoog J. Nys heeft over de geestvermogens van de verdachte op 14 april 2017 een rapport uitgebracht. Hierin is vermeld dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in DSM-termen te diagnosticeren als een autismespectrumstoornis, hetgeen ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval was. Deze gebrekkige ontwikkeling heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Zijn autistische stoornis gaat gepaard met significante beperkingen op de voornaamste domeinen van het psychisch functioneren. De verdachte heeft moeite zich een voorstelling te maken van de gedachten en motieven van anderen. Zijn empathische vermogens zijn geringer dan doorsnee. Het geheel maakt dat hij weinig afgestemd is op zijn sociale omgeving. Hij kan zich daardoor in situaties (laten) begeven en gedragingen stellen waarvan hij de gevolgen onvoldoende kan overzien. De stoornis van de verdachte gaat ook gepaard met een verminderd vermogen om een probleem van verschillende alternatieve oplossingen te overwegen. Zijn vermogen om impulsen af te remmen of te weerstaan is ook geringer dan een doorsnee persoon. Wanneer emoties als angst oplopen is dit nog minder het geval. De verdachte verliest sneller de controle over de situatie, is minder in staat om bewuste keuzes te maken en handelt impulsiever. Het geheel van deze disfuncties speelden in de delictcontext en worden bij het advies aangaande de mate van toerekeningsvatbaarheid in overweging genomen. Vorenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de autistische stoornis van de verdachte de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte zodanig hebben beïnvloed dat het ten laste gelegde, indien bewezen, hieruit in sterke mate kan worden verklaard waardoor wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt op basis van de in voornoemd rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies de conclusie over om de verdachte het ten laste gelegde feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Er is overigens geen sprake van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- -
veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- -
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- -
zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- -
geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de verdachte gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. de verdachte moet zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij de Reclassering Nederland, locatie Heerderweg 25 te Maastricht (telefoonnummer 088-804102). Hierna moet de verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de verdachte mag, zonder toestemming van de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht , geen direct of indirect contact op nemen met [slachtoffer 1] , [medeverdachte] , [naam 1] , [naam aangever] en [naam 2] ;
de verdachte is verplicht de reeds tot stand gekomen dagbesteding te continueren, in overleg met de uitkerende instantie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- -
veroordeelt de verdachte voorts voor het bewezenverklaarde feit tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- -
beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te Heerlen, toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening, met dien verstande dat, indien de verdachte of diens mededader dit bedrag heeft betaald, de ander zal zijn gekweten;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
- -
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 500,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening:
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 december 2016 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met een honkbalknuppel en/of een ploertendoder heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 26 december 2016 in de gemeente Heerlen openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Eikstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het met een honkbalknuppel en/of ploertendoder slaan van die [slachtoffer 1] .