6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de strafeis het volgende naar voren gebracht.
Gelet op de ernst van het feit, waaronder begrepen het boos opzet bij de verdachte en het blijvende ontsierende litteken bij het slachtoffer, is het uitgangspunt voor dit feit een gevangenisstraf van zes jaar. In het voordeel van de verdachte dient evenwel rekening te worden gehouden met het feit dat hij niet eerder voor gewelddadige delicten is veroordeeld, alsmede met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Gelet hierop heeft de officier van justitie een gevangenisstraf gevorderd van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
Een deels voorwaardelijke straf acht de officier van justitie niet aangewezen. In de eerste plaats zou dit juist in het nadeel van de verdachte zijn. In de tweede plaats is behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf niet noodzakelijk, nu de behandeling al in een vrijwillig kader van de grond is gekomen.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd de geschorste voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft tijdens een bedrijfsfeest een collega aangevallen met een gebroken glas. Hij heeft het slachtoffer twee keer met dit glas geslagen, zowel tegen zijn hals als tegen zijn hoofd. Hierbij is de linker oorschelp van het slachtoffer vrijwel volledig door midden gesneden en is het slachtoffer een snijwond in zijn hals toegebracht met een blijvend litteken als gevolg. Het had niet veel gescheeld of de verdachte had met het gebroken glas de halsslagader van het slachtoffer geraakt.
Zoals de rechtbank hierboven al heeft overwogen, levert het bewezenverklaarde feit een poging tot doodslag op. Doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat hierbij het leven van een ander, het meest fundamentele rechtsgoed dat een mens bezit, wordt afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat ook een poging tot doodslag een zeer ernstig strafbaar feit is.
Bij het bepalen van de strafsoort en de strafmaat slaat de rechtbank normaal gesproken acht op rechterlijke uitspraken met betrekking tot vergelijkbare feiten. Met name kijkt de rechtbank naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd door het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch, de hoger beroepsinstantie van deze rechtbank. In de regel legt het hof voor een voltooide enkelvoudige doodslag geen lagere straf op dan een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar. Hiervan uitgaande zou in deze zaak, waar het gaat om een poging tot doodslag, een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar passend zijn als uitgangspunt. Gelet echter op de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat het vergelijken met andere zaken geen recht doet aan deze zaak. De rechtbank zal haar gebruikelijke uitgangspunten dan ook loslaten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het feit, zoals hierboven weergegeven, niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Hierbij houdt de rechtbank bovendien rekening met de grote gevolgen voor het slachtoffer. Zelf heeft het slachtoffer in het op 27 juni 2017 bij Slachtofferhulp Nederland ingediende schadeonderbouwingsformulier aangegeven dat:
- -
hij door de pijn aan de wonden en het feit dat hij geen werk mocht verrichten, drie weken lang niet heeft kunnen werken;
- -
hij veel pijn heeft gehad en het nog steeds moeilijk is om normaal te slapen;
- -
zijn oor nog steeds erg gevoelig is en de huid erg strak aanvoelt;
- -
hij bang is om de verdachte tegen te komen;
- -
hij veel aan het incident denkt en er slecht van kan slapen;
- -
de wetenschap dat het veel slechter had kunnen aflopen er bij hem erg heeft ingehakt;
- -
hij sindsdien snel geïrriteerd is.
Bij de strafmaat houdt de rechtbank echter ook rekening met de volgende omstandigheden.
1. Zoals hierboven al is overwogen is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis en een complexe, chronisch verlopende, posttraumatische stressstoornis, alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zodanig dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht voor de poging tot doodslag.
2. De psycholoog die de verdachte heeft onderzocht heeft het risico op recidive ingeschat als laag tot matig. Om de recidivekans te verkleinen, en zeker ook vanuit zorg, heeft zij een individuele ambulante behandeling geadviseerd, gericht op de PTSS-klachten, de copingstrategieën en de emotieregulatie van de verdachte, hierbij rekening houdend met zijn autismespectrumstoornis. Verder kan volgens haar worden bekeken of de verdachte baat heeft bij een vervolg van EMDR-therapie of een ander soort therapie, welke uitgevoerd zou kunnen worden bij de forensische psychiatrische polikliniek De Horst. Daarnaast heeft de psycholoog gesteld dat de verdachte al is aangemeld bij de GGZ-instelling Max Ernst te Venlo en dat vanuit hier mogelijk kan worden toegewerkt naar een passende behandeling bij een forensische polikliniek.
Deze behandelingen zouden, samen met een reclasseringstoezicht, opgelegd kunnen worden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
3. De reclassering kan zich vinden in voornoemde Pro Justitia-rapportage van de psycholoog. Zij heeft in navolging van de psycholoog geadviseerd aan de verdachte een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
4. De verdachte is niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Op zijn strafblad prijkt slechts één (andersoortige) zaak waarvoor hij een transactie heeft voldaan.
5. Hoewel juridisch gezien sprake is van een poging tot doodslag, is in dit geval het verschil met een zware mishandeling niet heel groot, terwijl het verschil met het uitgangspunt bij de strafoplegging in geval van een zware mishandeling wel groot is. Het uitgangspunt in geval van een veroordeling voor zware mishandeling met behulp van een wapen is namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden tot één jaar.
6. Het slachtoffer heeft zich voorafgaande aan de aanval van de verdachte niet onbetuigd gelaten. Volgens de verdachte en diverse op het bedrijfsfeest aanwezige collega’s heeft hij, wetende dat de verdachte leed aan een vorm van autisme, gedurende de avond ruzie gezocht met de verdachte, waarbij hij hem heeft uitgescholden en gekleineerd. Uiteraard rechtvaardigt dit op geen enkele manier wat hem vervolgens is aangedaan, maar van een geheel onschuldig slachtoffer is geen sprake.
Alles op een rij zettend, acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte zich zo spoedig mogelijk laat behandelen bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst, dan wel een soortgelijke instelling, waarbij er aandacht is voor zijn PTSS-klachten, copingstrategieën en emotieregulatie bij angst en agressie. Deze noodzaak strookt niet met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Om die reden zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen met een voorwaardelijk gedeelte van de maximale duur van twee jaar en met een onvoorwaardelijk gedeelte dat gelijk is aan de duur van het voorarrest. Met het opleggen van deze straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de verdachte en daarmee aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast zal de rechtbank, om de ernst van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking te brengen aan de verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen.
Gelet op de op te leggen straffen zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.