1 [eiseres sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. [eiseres sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. P.W.H. Stassen,
1 [gedaagde sub 1] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
2. [gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.A.J. Roomberg.
Eiseres sub 1 zal hierna de [eiseres sub 1] worden genoemd, eiseres sub 2 [eiseres sub 2] en eiser sub 3 [eiser sub 3] en eisers zullen tezamen worden aangeduid als eisers. Gedaagde sub 1 zal hierna [gedaagde sub 1] worden genoemd en gedaagde sub 2 [gedaagde sub 2] . Gedaagden zullen tezamen worden aangeduid als gedaagden.
2 De feiten
In dit kort geding kan worden uitgegaan van de volgende voorlopig vaststaande feiten.
a. De heren [gedaagde sub 1] en [naam] zijn in 1980 tezamen een tandartsenpraktijk begonnen in [vestigingsplaats 1] . Deze praktijk is op enig moment ondergebracht in de [eiseres sub 1] . De helft van de aandelen in de [eiseres sub 1] werd gehouden door [gedaagde sub 2] en de andere helft door [naam bv] (hierna [naam bv] ).
b. Bij overeenkomst van 29 januari 2010 (productie 1 dagvaarding) hebben [gedaagde sub 2] en [naam bv] 100% van de aandelen in de [eiseres sub 1] verkocht aan [eiseres sub 2] voor in totaal € 400.000,-.
c. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [naam] , [naam bv] en [eiseres sub 2] hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarbij zij zich hebben verbonden om met ingang van 1 januari 2010 in de [eiseres sub 1] werkzaamheden uit te voeren (productie 2 dagvaarding). In deze samenwerkingsovereenkomst is als art. 8 het volgende concurrentiebeding opgenomen:
“Gedurende een periode van twee jaren na beëindiging van deze overeenkomst is het de partijen 2 en 3 verboden om binnen een straal van 20 km met [vestigingsplaats 1] als middelpunt, hetzij voor eigen rekening hetzij voor rekening van derden, activiteiten te bedrijven die gelijk of soortgelijk, dan wel verwant zijn aan de werkzaamheden van de [eiseres sub 1] . Dit verbod geldt niet indien de overeenkomst op kennelijk onredelijke gronden is opgezegd of indien partijen de uitdrukkelijke toestemming van de [eiseres sub 1] hebben gekregen.”.
d. De als productie 3 bij dagvaarding overgelegde onderhandse akte, op 30 december 2014 ondertekend door [naam bv] , [gedaagde sub 2] , de [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] bevat onder meer de volgende bepaling:
“Eerder overeengekomen concurrentiebeding vervalt zolang deze overeenkomst geldend is met inachtneming van dat na beëindiging van de overeenkomst het 1ste jaar na opzegging geen patiënten van [eiseres sub 1] mogen worden behandeld ongeacht de afstand tot [vestigingsplaats 1] .
Bovengenoemd geld zowel direct als indirect derhalve, ook niet bij werkzaamheden voor derden.”.
e. Tot 4 december 2017 was [eiseres sub 2] eigenaresse van 90% van de aandelen van de [eiseres sub 1] . Op 4 december 2017 heeft [gedaagde sub 2] haar resterende 5% van de aandelen in de [eiseres sub 1] overgedragen aan [eiseres sub 2] . [naam bv] bezit nog steeds de resterende 5% van de aandelen van de [eiseres sub 1] .
f. [eiser sub 3] is enig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres sub 2] . [eiseres sub 2] is enig bestuurster van de [eiseres sub 1] .
g. [gedaagde sub 1] heeft zijn laatste feitelijke werkdag als tandarts in de [eiseres sub 1] gemaakt op 12 december 2017. De samenwerking is formeel beëindigd met ingang van 1 januari 2018.
h. [gedaagde sub 1] is met ingang van 1 januari 2018 begonnen als praktijkmedewerker/tandarts bij [naam praktijk] (hierna [naam praktijk] ) te [vestigingsplaats 4] op basis van een overeenkomst van opdracht.
3 Het geschil
3.1.1
Eisers vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] veroordeelt om:
1. zich tot en met 31 december 2018 te onthouden van het verlenen van diensten op het gebied van de Tandheelkunde aan patiënten die op 12 december 2017 patiënt van de [eiseres sub 1] waren, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere keer
dat [gedaagde sub 1] dit verbod overtreedt;
2. met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 niet langer binnen een straal van 20 kilometer met [vestigingsplaats 1] als middelpunt, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor derden, activiteiten te verrichten die gelijk of soortgelijk, dan wel verwant zijn aan de werkzaamheden van de [eiseres sub 1] , zulks op straffe van een dwangsom van € 5000,- voor iedere keer dat [gedaagde sub 1] dit verbod overtreedt;
Alsmede, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om:
3. binnen drie dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, schriftelijk opgave te doen aan het adres van de advocaat van de [eiseres sub 1] (mr. P.W.H. Stassen, Stassen & Kemps advocaten, Luchthavenweg 81.1 14, 5657 EA Eindhoven, stassen@uwadvocaten.nl) van de namen, adressen en woonplaats van patiënten van de [eiseres sub 1] per 12 december 2017 waaraan [gedaagde sub 1] nadien nog tandheelkundige zorg heeft verleend, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan waarop zij in gebreken blijven om aan deze veroordeling in al haar onderdelen integraal te voldoen.
3.1.2
Eisers voeren hiertoe aan dat [gedaagde sub 1] het concurrentieverbod heeft overtreden.
3.2
Gedaagden voeren verweer.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde sub 1] om in het hele kalenderjaar 2018 geen patiënten van [eiseres sub 1] te behandelen ongeacht de afstand tot [vestigingsplaats 1] , zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere keer dat [gedaagde sub 1] dit verbod overtreedt met een maximum van € 250.000,-;
5.2
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van dit geding tussen hem en eisers, voor zover gerezen aan de zijde van eisers begroot op € 1.711,71,-;
5.3
verklaart de hiervoor gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af de door eisers tegen [gedaagde sub 2] ingestelde vordering;
5.5
veroordeelt eisers in de proceskosten van het geding tussen hen en [gedaagde sub 2] , tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op nihil;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken.1