3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
De brand in Ohé en Laak
Op 10 december 2014 omstreeks 21.16 uur kwam er bij de brandweer een melding binnen dat er brand was in een drijvende woning in een zijarm van de Maas aan de Dijk 3 in Ohé en Laak. Aan een steiger liggen hier zes drijvende recreatiewoningen. Toen de brandweer ter plaatse kwam, bleek in drie woningen (nummers 28, 29 en 31) brand te woeden. Bij twee andere woningen (nummer 26 en 30) waren de ruiten ingegooid. De brandweer trof op de steiger voor woning nummer 29 een roze poetsdoek aan. Deze doek rook naar benzine. Aan het gewicht van de doek voelde de brandweerman dat deze kennelijk doordrenkt was. In het water rondom de steiger dreven jerrycans.2
Door de eigenaren van de betreffende recreatiewoningen is aangifte gedaan.
[slachtoffer 1] heeft, mede namens [benadeelde partij 2] ., aangifte gedaan van brandstichting in de recreatiewoning nummer 28 gelegen in de Schroevendaalseplas aan de Dijk 3 te Ohé en Laak gepleegd op 10 december 2014 tussen 21.00 uur en 21.20 uur. Aan de rechterzijkant van de woning is het slaapkamerraam vernield. Daarna werd vermoedelijk een brandbare stof naar binnen gegoten of gegooid, welke daarna in brand is gestoken. Daardoor ontstond brand in de slaapkamer.3
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van brandstichting in de recreatiewoning nummer 29 gelegen in de Schroevendaalseplas aan de Dijk 3 te Ohé en Laak gepleegd op 10 december 2014. Aan de rechterkant van de woning was het raam van de kinderslaapkamer vernield. De brand is gesticht in de kinderslaapkamer.4
[slachtoffer 4] heeft, mede namens [benadeelde partij 1] , aangifte gedaan van brandstichting in de recreatiewoning nummer 31 en vernieling van de recreatiewoning nummer 26, gelegen in de Schroevendaalseplas aan de Dijk 3 te Ohé en Laak gepleegd op 10 december 2014. Bij woning nummer 31 is er een ruit vernield en brand gesticht. In woning nummer 26 is een raam vernield.5
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van vernieling van de recreatiewoning nummer 30, gelegen in de Schroevendaalseplas aan de Dijk 3 te Ohé en Laak, gepleegd op 10 december 2014. Aan de voorkant van de woning waren twee ruiten ingeslagen en er lag benzine in de slaapkamer.6
Voorts blijkt uit onderzoek dat aangever [slachtoffer 2] een camera aan zijn woning heeft aangebracht die was gericht op de steiger. Van deze beelden werden twee printscreens gemaakt. Daarop is te zien dat op 10 december 2014 omstreeks 20.54 uur een persoon in lichtkleurige kleding over de steiger loopt. Vervolgens is omstreeks 21.04 een persoon in te zien, die twee jerrycans in zijn handen heeft.7
Sporenonderzoek
8
Op 23 december 2014 omstreeks 23.00 uur werd onderzoek verricht aan de zes drijfwoningen en steiger in de Schroevendaalseplas te Ohé en Laak. Daarbij werd het volgende geconstateerd:
- van de rechts naast de voordeur gelegen slaapkamer waren twee ruiten van de ramen vernield;
- -
rechts naast de voordeur had een brand gewoed in een technische ruimte;
- -
de ruit van het eerste raam van de slaapkamer, rechts naast de voordeur, was vernield;
- -
op de steiger voor de woning lagen twee zwarte kunststof schroefdoppen, welke zijn veiliggesteld (AAHX9504NL en AAHX9505NL);
- -
er was brand geweest in de slaapkamer links naast de voordeur;
- -
de ruit van het tweede slaapkamerraam, links van de voordeur, was vernield;
- -
de ruiten van beide ramen van de slaapkamer, links naast de voordeur, waren vernield;
- -
op de steiger voor de woning lagen twee zwarte kunststof schroefdoppen, welke zijn veiliggesteld (AAHX9501NL en AAHX9502NL);
Bij de woningen nummer 28, 29 en 31 waar brand had gewoed, alsmede bij woning nummer 30 werd door de verbalisant een geur van ontbrandbare vloeistof geroken.
Op de steiger nabij woning nummer 29 lag een stuk textiel, kleur roze, dat werd veiliggesteld (AAHX9503NL).
Voorts was door de brandweer een groot aantal jerrycans uit het water van de Schroeven-daalseplas gehaald. Deze dreven in het water in de directe nabijheid van de woningen en de steiger. Er werden drie jerrycans veiliggesteld. In twee daarvan zat een vloeistof, die is bemonsterd (AAIN0499NL en AAIN0498NL).
Nader onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut aan deze vloeistofmonsters heeft tot de conclusie geleid dat de samenstelling van deze monsters kenmerkend is voor aardoliedestillaten van subklasse kookpuntbenzine. Vloeistoffen die tot de subklasse kookpuntbenzine behoren zijn licht ontvlambaar. De damp van deze vloeistoffen is bij normale omgevingscondities eenvoudig ontsteekbaar.9
Gemeen gevaar voor goederen
Tijdens het sporenonderzoek werd door de verbalisant geconstateerd dat bij de drijfwoningen waarin brand had gewoed, de brand zich had ontwikkeld in de slaapkamer dan wel in een technische ruimte. In deze ruimten was ruim voldoende brandstof aanwezig om de brand te onderhouden en verder te doen uitbreiden. Als de branden niet tijdig waren geblust, had deze uitbreiding gevolgen kunnen hebben. De brand had zich door overslag en via de steiger kunnen uitbreiden naar de naastgelegen drijfwoning(en).10
Ook door de ter plaatse gekomen brandweer is verklaard dat de woningen waarin de brand was gesticht, zouden zijn afgebrand als de brandweer niet had ingegrepen. Mogelijk met overslag van vuur naar de overige woningen. Als er niet was geblust dan zouden brandende brokstukken zijn afgedreven met alle gevolgen van dien.11
Tussenconclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er op 10 december 2014 brand is gesticht in de recreatiewoningen 28, 29 en 31, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, alsmede dat er vernielingen zijn gepleegd aan/in de recreatiewoningen nummer 26 en 30, allen gelegen in de Schroevendaalseplas aan de Dijk 3 te Ohé en Laak. Daartoe overweegt de rechtbank dat, gelet op het feit dat er in drie afzonderlijke woningen brand woedt wanneer de brandweer arriveert en in de woningen een geur van ontbrandbare vloeistof wordt geroken, in combinatie met het aantreffen van jerrycans met kookpuntbenzine en een poetsdoek doordrenkt met brandbare vloeistof, dat sprake moet zijn van brandstichting door het doen vlamvatten van deze benzine in de woningen.
DNA-onderzoek
Met de bij het sporenonderzoek aangetroffen biologische sporen op de doppen is vergelijkend DNA-onderzoek verricht door The Maastricht Forensic Institute (TMFI). Daarover is het volgende gerapporteerd.
Spoor AAHX9501NL
Het TMFI heeft gerapporteerd over de dop aangetroffen op de steiger voor woning nummer 30 met bemonstering AAHX9501NL. In de bemonstering wordt een mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal twee personen. Medeverdachte [medeverdachte 2] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering. Alle DNA kenmerken van zijn DNA-profiel zijn ook aangetoond in het DNA-mengprofiel. Het is een miljard keer waarschijnlijker dat het spoor DNA van [medeverdachte 2] en een onbekende persoon bevat dan dat het spoor DNA van twee onbekende personen bevat.12
Met betrekking tot dit spoor is een contra-expertise verricht door Verilabs. In deze rapportage komt de deskundige tot de conclusie dat hoewel niet alle DNA-kenmerken van medeverdachte [medeverdachte 2] zichtbaar zijn in het DNA-mengprofiel, hij niet kan worden uitgesloten als één van de donoren van het DNA in de bemonstering. Het niet waarnemen van alle kenmerken kan in beperkte mate worden verklaard door drop out. Het is extreem veel waarschijnlijker dat het mengprofiel DNA bevat van [medeverdachte 2] en een onbekende niet verwante persoon dan dat het DNA bevat van twee onbekende, niet verwante, toevallig gekozen personen.13
Sporen AAHX9504NL en AAHX9505NL
Het TMFI heeft eveneens gerapporteerd over de doppen aangetroffen op de steiger voor woning nummer 28 met bemonstering AAHX9504NL en AAHX9505NL. In de bemonstering AAHX9504NL wordt een mengprofiel aangetroffen afkomstig van celmateriaal van minimaal twee personen. In de bemonstering AAHX9505NL wordt een onvolledig mannelijk DNA-profiel aangetroffen.14
Verdachte [verdachte] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering AAHX9504NL. Het is extreem veel waarschijnlijker dat de bemonstering van het spoor DNA bevat van [verdachte] en een onbekende persoon, dan dat het DNA bevat van twee onbekende personen. Voorts is verdachte [verdachte] niet met zekerheid uitgesloten als donor van celmateriaal in de bemonstering van de dop met zegelnummer AAX9505NL.15
Spoor AHX9503NL
Het Nederland Forensische instituut (NFI) heeft vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de poetsdoek (AHX9503NL), die op de steiger nabij woning 29 werd veiliggesteld. In de bemonstering van zijde 2 van de poetsdoek (zijde zonder waslabel) is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.16
Telecommunicatieonderzoek
17
Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] kan worden gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte] . Voorts is gebleken dat via dit nummer telefonische contacten zijn op 10 december 2014 met het nummer [telefoonnummere verdachte] . Blijkens een Ciot-bevraging staat dit nummer op naam van verdachte [verdachte] . Verbalisant [naam verbalisant] heeft vervolgens onderzocht of kon worden vastgesteld waar deze telefoonnummers zich in het tijdvak tussen 18.00 uur en 23.00 uur op 10 december 2014 bevonden en of er onderlinge contacten waren. In het telecommunicatieonderzoek staan de volgende bevindingen:
- -
[medeverdachte 2] stuurt om 18.13.17 uur, 18.18.02 uur en 18.18.38 uur een sms-bericht naar een telefoonnummer dat op naam staat van [naam] , [adres verdachte] Maastricht, zijnde het adres van [verdachte] ;
- -
[medeverdachte 2] is om 18.48.48 uur onder het bereik van een antenne van een zendmast in Eindhoven;
- -
[verdachte] is om 20.03.21 uur onder het bereik van een antenne van een zendmast in Maastricht;
- -
[medeverdachte 2] is om 20.18.42 uur onder het bereik van een antenne van een zendmast in Echt. Hij heeft dan internetcontact;
- -
Om 20.19.27 uur bevindt [medeverdachte 2] zich in een geografisch gebied te Echt;
- -
[medeverdachte 2] belt om 20.19.28 uur naar het telefoonnummer [telefoonnummere verdachte] , in gebruik bij [verdachte] , en er volgt een gesprek van 42 seconden;
- -
[verdachte] heeft tussen 20.19.27 uur en 21.14.08 uur uur diverse telefonische contacten en bevindt zich in een geografisch gebied dat bereikt wordt door zes cell id’s die allen stralen in de richting van de plaats delict in Ohé en Laak;
- -
[medeverdachte 2] was om 21.42.07 uur onder bereik van een antenne van een mast in Veldhoven en om 21.43.09 uur in Eindhoven.
Medeverdachte [medeverdachte 2] stond in de periode van 25 augustus 2014 tot en met 24 december 2014 onder elektronisch toezicht. Uit zijn enkelbandgegevens komt naar voren dat [medeverdachte 2] op 10 december 2014 omstreeks 18.24 uur is vertrokken uit zijn woning gelegen aan de [adres medeverdachte 2] en om 21.54 uur terug is gekomen. De verbalisant relateert daarover dat tussen de melding van de brand om 21.16 uur en de thuiskomst van [medeverdachte 2] om 21.54 uur 38 minuten zit.18
De politie heeft de route tussen de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] te Eindhoven en de plaats delict alsmede de route terug gereden. Zonder overschrijding van de maximale snelheid bedroeg de reistijd respectievelijk 41 en 46 minuten. Tussen het laatste tijdstip (21.04 uur) dat één van de daders volgens de camerabeelden over de steiger in Ohé en Laak liep en de registratie van de thuiskomst van de enkelband (21.54 uur), zat 54 minuten.19
Betrokkenheid verdachte
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zowel verdachte [verdachte] als medeverdachte [medeverdachte 2] bij de brandstichtingen en vernielingen in de recreatiewoningen in Ohé en Laak zijn betrokken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Het DNA van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen in een mengprofiel op de doppen, die zijn veiliggesteld op de steiger voor de woningen nummer 28 en 30. Voorts wordt op de steiger voor woning nummer 29 een poetsdoek doordrenkt met benzine aangetroffen, waarop DNA is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
Verder stelt de rechtbank vast dat zowel door TMFI als in de contra-expertise door Verilabs medeverdachte [medeverdachte 2] wordt aangemerkt als één van de donoren van het celmateriaal in het aangetroffen mengprofiel op de doppen. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat het ‘meer dan een miljard keer’ respectievelijk ‘extreem veel waarschijnlijker’ is dat het mengprofiel DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] en een onbekende bevat dan dat het DNA van twee onbekenden bevat. Uit deze bevindingen leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte 2] als één van de donoren van het DNA-spoor op de doppen, aangetroffen op de plaats delict, kan worden aangemerkt.
Zowel verdachte [verdachte] als medeverdachte [medeverdachte 2] hebben een mogelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van hun DNA. Kort gezegd luidt die verklaring dat zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] door hun werkzaamheden bij [werk verdachten] veelvuldig in fysieke aanraking kwamen met Aspen 2 jerrycans, de doppen daarop en met poetsdoeken. Deze mogelijkheid die naar het oordeel van de rechtbank niet is uit te sluiten, biedt echter nog geen plausibele verklaring voor de resultaten van het telecommunicatieonderzoek. Immers, de gsm van [medeverdachte 2] valt op
10 december 2014 omstreeks 20.18 uur onder het bereik van een antenne te Echt. De gsm van medeverdachte [verdachte] valt omstreeks 20.03 uur eveneens onder het bereik van een antenne te Echt. Omstreeks 20.19 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] en volgt een gesprek van 49 seconden. [verdachte] bevindt zich tijdens de telefonische contacten die hij tussen 20.19 uur en 21.14 uur heeft in een gebied dat bereikt wordt door een antenne die óók de plaats delict bestrijkt. Verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben zich naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de brandstichting niet alleen in de omgeving van de recreatiewoningen gelegen in de Schroevendaalseplas bevonden, maar hebben ook contact met elkaar gehad.
Deze omstandigheden in combinatie met de vaststelling dat verdachte [verdachte] in Maastricht woont en medeverdachte [medeverdachte 2] in Eindhoven en terwijl er die avond geen werkzaamheden van [medeverdachte 2] bij [werk verdachten] in de omgeving van Echt plaatsvonden en [verdachte] in het geheel niet meer werkte bij [werk verdachten] en zij beiden op dat moment in deze omgeving dus niets te zoeken hadden, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte is betrokken bij de brandstichtingen en vernielingen te Ohé en Laak.
De rechtbank acht de bij de reclassering afgelegde verklaring van verdachte [verdachte] dat hij die avond met [medeverdachte 2] had afgesproken om met hem te handelen in merkkleding niet aannemelijk geworden, gezien het feit dat verdachte bij al zijn verhoren bij de politie hierover heeft gezwegen, bij doorvragen van de rechtbank ter zitting niet concreet werd en uiteindelijk terugviel op zijn zwijgrecht.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] inhoudende dat hij op de betreffende avond naar een clubavond bij [naam motorclub] te [locatie motorclub] is geweest, niet aannemelijk. Uit de enkelbandgegevens van verdachte is af te leiden dat hij op 10 december 2014 omstreeks 18.24 uur is vertrokken uit zijn woning in Eindhoven. Omstreeks 20.19 uur straalt de gsm van [medeverdachte 2] een antenne aan in de omgeving van Echt. Om 21.54 uur wordt de enkelband van [medeverdachte 2] weer in zijn woning geregistreerd. De rechtbank acht het, gelet op de ruime reistijd tussen vertrek van huis en de antenne in Echt, niet aannemelijk dat [medeverdachte 2] de betreffende antenne heeft aangestraald op weg naar [locatie motorclub] . Immers, wanneer [medeverdachte 2] vanuit huis via de A2 naar [locatie motorclub] zou zijn gereden, zou hij het gebied dat de antenne aanstraalt in de omgeving van Echt, eerder zijn gepasseerd. Evenmin bevat deze verklaring uitleg voor de ruime tijd die is verstreken tussen het aanstralen van de mast in Echt en de aankomst in zijn woning bij een eventuele rechtstreekse terugweg vanuit [locatie motorclub] .
De slotsom is dat de rechtbank op grond van het aangetroffen DNA, de aanwezigheid van verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] in het gebied waar de brandstichting plaatsvond inclusief het ontbreken van aannemelijke verklaringen daarvoor en de onderlinge contacten tussen beiden kort voor de brandstichting - in onderling verband en samenhang bezien - bewezen acht dat sprake is geweest van medeplegen van brandstichtingen en vernielingen. Daarbij overweegt de rechtbank dat medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten vereist. Dat wil zeggen dat zij samenwerken tot het verrichten van de strafbaar gestelde gedraging. Niet hoeft te worden vastgesteld wie welke rol vervulde of wie welke gedraging daarbij verrichtte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 10 december 2014 te Ohé en Laak, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in:
a.
een (recreatie)woning met het huisnummer 29, welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan de Dijk 3, immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een ruit van die (recreatie)woning stuk geslagen en benzine in die (recreatie)woning gegoten of gesprenkeld en (vervolgens) die benzine, heeft vlam doen vatten, ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goederen en voor belendende (recreatie)woningen, te duchten was,
b.
een (recreatie)woning met het huisnummer 28, welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan de Dijk 3, immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een ruit van die (recreatie)woning stuk geslagen en benzine in die (recreatie)woning gegoten of gesprenkeld en (vervolgens) die benzine, heeft vlam doen vatten, ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goederen en voor belendende (recreatie)woningen, te duchten was,
c.
een (recreatie)woning met het huisnummer 31, welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan de Dijk 3, immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk een ruit van die (recreatie)woning stuk geslagen en benzine in die (recreatie)woning gegoten of gesprenkeld en (vervolgens) die benzine, heeft vlam doen vatten, ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goederen en voor belendende (recreatie)woningen, te duchten was;
2.
op 10 december 2014 te Ohé en Laak, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk:
2 ruiten van een (recreatie)woning met het huisnummer 26, welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan de Dijk 3, toebehorende aan [benadeelde partij 1] , hebben vernield,
b.
2 ruiten en het interieur van een slaapkamer van een (recreatie)woning met het huisnummer 30, welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan de Dijk 3, toebehorende aan [slachtoffer 2] , hebben vernield en/of beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.