vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/253657 / KG ZA 18-431
Vonnis in kort geding van 13 september 2018
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.G.A.M. Spoormans,
[gedaagde]
,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] , wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de notaris genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] en Bredasa B.V. (hierna: Bredasa) hebben aan Bellivo S.A. (hierna: Bellivo) de 42 door hen middellijk gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van [naam] Beheer B.V. (hierna: Beheer) verkocht voor de som van € 6.463.000. Op 14 juli 2017 zijn 42 aandelen geleverd en is 2/3 van de koopsom uitbetaald. Een deel van de koopsom is in depot gehouden, te weten € 2.154.333,80. Dit bedrag dient tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van [eiseres] en Bredasa die voortvloeien uit de koopovereenkomst van 29 juni 2017 en de akte van levering van 14 juli 2017.
2.2.
Ten behoeve van het depot is op 14 juli 2017 ook een depotovereenkomst (productie 2 dagvaarding) gesloten, die door mr. [naam waarnemer] in zijn hoedanigheid van waarnemer van de notaris is ondertekend.
Artikel 2 en 3 van de depotovereenkomst luiden, voor zover relevant, als volgt:
2. […] De notaris mag slechts tot uitbetaling aan Verkoper en/of Koper overgaan indien:
- hij van belde partijen schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of
- na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan.
3. Indien twaalf (12) maanden na heden geen gelijkluidende opdracht is verstrekt en evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen, keert de notaris het depotbedrag tezamen met de rente zoals hierna vermeld uit aan Verkoper.
2.3.
[eiseres] heeft bij e-mailbericht van 12 juli 2018 (productie 3 dagvaarding) de notaris verzocht om het depotbedrag uit te keren. De notaris heeft [eiseres] bericht daartoe niet over te gaan, omdat door Bellivo niet is ingestemd. Bellivo heeft de notaris immers bericht dat een gerechtelijke procedure is of zal worden gestart en dat schadeclaims lopende zijn.
2.4.
Ondanks herhaalde sommatie, omdat er volgens [eiseres] en Bredasa geen gerechtelijke procedure, als bedoeld in artikel 3 van de depotovereenkomst, aan de orde is, heeft de notaris volhard in zijn standpunt.
2.5.
Op 14 augustus 2018 hebben Bellivo S.A. en [naam] Beheer B.V. conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notaris op alle vorderingen, gelden en/of geldswaarden die de notaris verschuldigd is of wordt aan [eiseres] (productie 11 notaris).
4 De beoordeling
4.1.
De wijziging van eis is tijdig schriftelijk aangekondigd en de wederpartij heeft geen bezwaar daartegen. De voorzieningenrechter ziet ook overigens geen processueel beletsel, zodat deze wijziging wordt toegestaan. Recht wordt gedaan op de gewijzigde eis.
4.2.
Inzake een voorziening in kort geding die bestaat in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist, waarbij de rechter in de afweging van de belangen van partijen de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, dat kan bijdragen tot weigering van de voorziening, moet betrekken.
4.3.
De Hoge Raad heeft in het arrest Ermes/Haviltex van 13 maart 1981 (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635) geoordeeld hoe een (schriftelijke) overeenkomst uitgelegd moet worden.
“De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.”
4.4.
[eiseres] stelt dat in art. 3 depotovereenkomst met de woorden “evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen” alleen is bedoeld een gerechtelijke procedure tussen de Koper van de aandelen Bellivo, en de verkopers [eiseres] en/of Bredasa.
4.5.
De notaris stelt zich op het standpunt dat hij, ondanks het feit dat de notaris de depotovereenkomst mede heeft ondertekend, de bewoordingen niet mag uitleggen indien partijen daarover van mening blijken te verschillen. De depotovereenkomst maakt immers onlosmakelijk deel uit van de aandelenverkoop en de leveringsakte, zodat het aan de daarbij betrokken partijen is en ten laatste aan de rechter, om te bepalen wat de uitleg en bedoeling is. De notaris stelt dat hij onvoldoende zeker weet dat met de woorden “evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen” alleen maar is bedoeld een gerechtelijke procedure tussen Bellivo enerzijds en [eiseres] en/of Bredasa anderzijds. In elk geval Bellivo heeft hem anders laten weten (nr. 7 aantekeningen en productie 4 notaris).
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat de procedure tussen [naam] Beheer – als het materiële object van de aandelentransactie – en [eiseres] – als een van de verkopende partijen – die thans aanhangig is en voor pleidooi staat geagendeerd bij het gerechtshof ’s Hertogenbosch (met kenmerk 200.229.318), niet onder de bewoordingen van artikel 3 van de depotovereenkomst valt. Omdat de notaris en niet Bellivo in rechte is betrokken, kan het standpunt inzake de uitleg van artikel 3 van de depotovereenkomst van Bellivo, immers niet met zekerheid worden bepaald.
4.7.
Dat voldoende aannemelijk is dat [eiseres] een vordering heeft op de notaris is daardoor evenmin gegeven. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de notaris gerede twijfel mag hebben bij de uitleg van [eiseres] (en Bredasa) gelet op het standpunt van Bellivo, zoals hem dat kennelijk is medegedeeld door die partij, en gelet op de inhoud van de antwoordmemorie van [eiseres] , met name de randnummers 14 en 15 waarin de verhouding tussen de koopovereenkomst met Bellivo en de opdrachtovereenkomst tussen [eiseres] en Beheer aan de orde wordt gesteld. Niet zonder meer kan worden volgehouden dat de notaris heeft gehandeld in strijd met een op hem rustende contractuele verplichting en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] , indien de notaris naar het zich op voorhand laat beoordelen zich heeft gedragen zoals van een zorgvuldig handelend en geïnformeerd notaris mag worden verwacht. De voorzieningenrechter laat bij zijn oordeel bovendien meewegen de mate van zekerheid dat de notaris als de nu in rechte betrokken partij, die niet de materiële wederpartij is of vertegenwoordigt, met de nadelige gevolgen zal blijven zitten.
4.8.
[eiseres] heeft desgevraagd ter zitting in kort geding geantwoord dat het spoedeisend belang daarin is gelegen dat [eiseres] met een belegging of spaardeposito een substantieel hoger rendement kan genereren op het bedrag dan thans aan rente op de derdenrekening van de notaris wordt ontvangen.
4.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op een en ander onvoldoende het bestaan van de onverwijlde spoed bij de gevraagde voorziening is komen vast te staan. Immers alleen al de wettelijke rente, die in een bodemprocedure jegens Bellivo aan de orde kan zijn, is vele malen hoger dan de huidige marktrente terwijl beleggen risicovol is en verder geen enkele vrees bestaat dat het bedrag in depot bij de notaris zal verminderen. De vordering zal daarom worden afgewezen. De voorzieningenrechter weegt verder mee dat evenmin is gesteld of gebleken dat [eiseres] dringende behoefte heeft aan dit restant deel van de koopsom. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 1.565,00 inzake griffierecht. Aan de zijde van de notaris zijn geen andere kosten opgevoerd, zodat deze worden bepaald op nihil.