3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
Bewijsmiddelen
Algemeen
Op 15 juli 2018 vond omstreeks 3:21 uur een ongeval plaats op de Venrayseweg te Horst. Dit betreft een voor het openbaar verkeer openstaande weg binnen de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 50 km/h geldt. Het was duister, de wegverlichting brandde en het wegdek was droog. Verdachte was de bestuurder van een personenauto van het merk Toyota met drie inzittenden, te weten [slachtoffer 1] (passagier op de achterbank), [slachtoffer 2] (passagier op de bijrijdersplaats) en [slachtoffer 3] (passagier op de achterbank). De personenauto is in aanrijding gekomen met een boom.2 [slachtoffer 1] is ten gevolge van de aanrijding aan haar verwondingen overleden.3 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] liepen zwaar lichamelijk letsel op.45
Het rijbewijs van verdachte is voor het eerst afgegeven op 1 februari 2018.6
Verdachte heeft meegewerkt aan een onderzoek naar het gebruik van stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Hierbij is niet van een overtreding gebleken.7
De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval.8
Wegsituatie
De rijbaan van de Venrayseweg is verdeeld in twee rijstroken, elk bestemd voor een van de respectievelijke rijrichtingen. Aan weerszijden van de rijbaan zijn groenstroken en vrij liggende fiets/bromfietspaden aanwezig. Naast deze fiets/bromfietspaden liggen wederom groenstroken, in de uiterst links gelegen groenstrook, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, ligt een droge greppel. In de groenstroken staan bomen op verschillende plaatsen, met variërende onderlinge afstanden. Ter hoogte van de rechts gelegen Kasteellaan verloopt de rijbaan in een bocht naar links. Voor en na de uitmonding van de Kasteellaan staan op de Venrayseweg middengeleiders. Er zijn op diverse plaatsen oversteekplaatsen gesitueerd. Voor en voorbij de middengeleiders is op het wegdek van de Venrayseweg een verdrijvingsvlak aangebracht. Door borden wordt aangegeven dat bestuurders deze middengeleiders aan de rechterzijde moeten passeren. De breedte van de doorgaande rijstrook van de Venrayseweg bedraagt 3,6 meter. Op een afstand van 0,7 meter tot de rechterrand van de wegverharding is een kantstreep aangebracht met een breedte van 0,1 meter.9
Algehele rijtechnische staat van het voertuig:
Het door verdachte bestuurde voertuig verkeerde voorafgaand aan het ongeval in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud. Het voertuig vertoonde geen gebreken die de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.10
Snelheid
Door de betrokken personenauto werden op het wegdek van de rechter en linker rijstrook van de Venrayseweg boogvormige bandensporen i.c. driftsporen afgetekend. Uit de analyse van het sporenbeeld en de voertuigpositie konden de onderscheiden sporen worden toegewezen aan de band van de personenauto welke het betreffende spoor aftekende.
Door middel van een formule kan een indicatieve (minimale) rijsnelheid van de betrokken personenauto tijdens het aftekenen van dit driftspoor worden berekend. Bij het toepassen van een blokkeervertraging van 6 m/s2 bedraagt de minimale indicatieve naderingssnelheid van de betrokken personenauto ongeveer 25,57 m/s ≈ 92 km/u. Bij het toepassen van een blokkeervertraging van 8 m/s2 bedraagt de minimale indicatieve naderingssnelheid van de betrokken personenauto ongeveer 29,53 m/s ≈ 106 km/u. De feitelijke snelheid zal hoger liggen dan deze indicatieve naderingssnelheden, immers er was ook nog sprake van een botsing met de boom en een uitloop voorbij aan de botsplaats.11
Vermoedelijke toedracht
Op basis van het aangetroffen sporenbeeld, de schadebeelden aan het betrokken voertuig, de aangetroffen feitelijke eindpositie van het voertuig en de door de betrokkenen en getuigen afgelegde verklaringen, is de vermoedelijke toedracht van het ongeval als volgt:
De bestuurder reed over de Venrayseweg, komende uit de richting van de Wittebrugweg en rijdende in de richting van de Lindweg. In de bocht naar links, ter hoogte van de rechts gelegen Kasteellaan raakte de bestuurder tijdens het begin van een slip / drift met de rechter wielen de stoeprand. Waarschijnlijk in reactie hierop dan wel mede hierdoor stuurde de bestuurder zijn voertuig (sterk) naar links. Hierbij brak het voertuig aan de achterkant naar rechts uit en begon te roteren om zijn hoogte-as (linksom) en bewoog naar de links gelegen berm. In deze beweging kwam het voertuig met de rechter flank in botsing met een in de groenstrook (tussen rijbaan en fiets/bromfietspad) staande boom. Door deze botsing werd de rotatie om de hoogte-as omgezet van linksom naar rechtsom en bewoog het voertuig zich over het fiets/bromfietspad naar de aangetroffen feitelijke eindpositie.
In deze uitloopbeweging werden de personen op de achterbank uit het voertuig geslingerd en kwamen terecht in de uiterst links gelegen groenstrook i.c. de droge greppel.12
Vermijdbaarheid
Indien de bestuurder niet harder had gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, was hij zeer waarschijnlijk in staat geweest het wegverloop van de Venrayseweg te volgen en had hij de stoeprand13 niet hoeven te raken en/of had hij geen (forse) stuurcorrectie hoeven te maken. Bij deze snelheid van 50 kilometer per uur was hij, in het geval hij toch in een drift raakte, bovendien in staat geweest zijn voertuig tijdig i.c. op een ruime afstand voor de betrokken boom door middel van een remming tot stilstand te brengen, dan wel was het voertuig door de bij het (dwars) schuiven optredende vertraging tot stilstand gekomen binnen de beschikbare afstand van 69 meter tot de betrokken boom.14
Direct na het ongeval heeft verdachte tegenover de ter plaatse aanwezige politieambtenaar [naam politieambtenaar] verklaard dat hij meende wel 120 tot 125 km/h op die weg te hebben gereden.15
Verdachte heeft op 15 juli 2018 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij harder heeft gereden dan de maximum ter plaatse toegestane snelheid omdat hij naar huis wilde en stoer wilde doen.16
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte was de bestuurder van een personenauto met daarin naast verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Verdachte heeft gereden met een extreem hoge snelheid, van meer dan twee keer zo hoog als de ter plaatse toegestane maximum snelheid. Hij is niet in staat geweest om met het door hem bestuurde voertuig het wegverloop van de Venrayseweg te volgen. Hij heeft hierbij de stoeprand aan de zijkant van de weg geraakt. Het voertuig is hierbij gaan roteren om zijn hoogte-as. Tijdens deze roterende beweging is het voertuig met nog een aanzienlijke snelheid met de rechter flank in aanrijding gekomen met een boom. De klap moet aanzienlijk zijn geweest omdat de auto van rotatierichting is veranderd en op enige afstand van de boom terecht is gekomen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn ten gevolge van die aanrijding met de boom uit de auto geslingerd. [slachtoffer 1] is ten gevolge van de aanrijding aan haar verwondingen ter plaatse overleden. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] liepen zwaar lichamelijk letsel op.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij harder heeft gereden dan de maximum ter plaatse toegestane snelheid omdat hij naar huis wilde. Bij de politie heeft verdachte echter verklaard dat hij dit ook uit stoerdoenerij gedaan heeft. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook vanwege stoerdoenerij, zoals hij zelf bij de politie heeft verklaard, zo hard heeft gereden en onaanvaardbare risico’s daarmee heeft genomen, temeer nu verdachte beginnend bestuurder is. Dit gedrag rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het rijgedrag van verdachte heeft geresulteerd in het overlijden van een jonge vrouw en in het oplopen van zwaar lichamelijk letsel van de beide andere passagiers in de auto. Ook ter plaatse zich op het fietspad bevindende fietsers hebben risico gelopen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, als beginnend bestuurder, zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend heeft gereden, waardoor een aan zijn schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten verkeersongeval is ontstaan, met fatale gevolgen voor [slachtoffer 1] en zwaar lichamelijk letsel als gevolg voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de beide andere inzittenden van de auto.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 15 juli 2018 te Horst als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Venrayseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1] , werd gedood en twee anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, als beginnend bestuurder, heeft gereden met een minimale snelheid van 92 kilometer per uur, terwijl de voor hem aldaar geldende maximumsnelheid 50 kilometer per uur bedroeg, en daarbij de controle over zijn voertuig is verloren, ten gevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in aanrijding is gekomen met een boom en vervolgens naast een fietspad tot stilstand is gekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.