4.3.
[eisers] stellen dat het notariskantoor de verwerkingsverantwoordelijke is wat betreft de verwerking van persoonsgegevens in akten die door de notarissen binnen het notariskantoor worden opgesteld. Daarnaast is de notaris eveneens verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van zijn werkzaamheden als notaris. De notaris c.s. hebben beiden als verwerkingsverantwoordelijken gehandeld ten aanzien van de vermelding van het geheime adres in de concept-akte van levering en ten aanzien van de verstrekking van deze gegevens per e-mail aan de kopers en de makelaar. Dit geheime adres was bij de notaris c.s. kennelijk bekend op grond van vermelding in de documenten inzake de overbruggingslening. Ingevolge artikel 5 AVG moeten persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Betrokkenen zijn de personen waar persoonsgegevens betrekking op hebben. In dit geval gelden [eisers] als betrokkenen ten aanzien van hun geheime adres. Dat adres is naar hen herleidbaar. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt indien daar een wettelijke grondslag voor bestaat. Deze gronden staan limitatief opgesomd in artikel 6 AVG. Naast het vereiste van rechtmatige verwerking geldt het beginsel van minimale gegevensverwerking. Dat betekent dat een verwerkingsverantwoordelijke niet meer persoonsgegevens mag verwerken dan noodzakelijk is om de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, te kunnen bereiken (artikel 5 lid 1 sub c AVG). De notaris c.s. hebben in strijd met genoemde vereisten uit de AVG gehandeld en daarmee hun nieuwe geheime adres onrechtmatig verwerkt, aldus [eisers]
4.4.
De notaris c.s. voeren als verweer, voor zover thans van belang, het volgende aan.
De notaris is ten onrechte gedagvaard. Het gewraakte handelen is niet verricht door de notaris, maar door een medewerkster van het notariskantoor. Het was deze medewerkster die de concept-akte heeft opgesteld, die daarin het adres van het nieuwe huis van de verkopers heeft vermeld en die de concept-akte heeft gestuurd aan de makelaar van [eisers] en aan de kopers. De medewerkster is een hulppersoon van het notariskantoor, maar niet van de notaris.
Verder geldt dat de vorderingen voor zover zij tegen [eiser sub 2] zijn ingesteld, moeten worden afgewezen reeds omdat in de concept-akte de naam van [eiser sub 2] en diens adres niet zijn opgenomen. Om die reden valt, zo betogen de notaris c.s., niet in te zien waarom door de inhoud en toezending van de concept-akte onrechtmatig jegens [eiser sub 2] zou zijn gehandeld.
Voorts verweren de notaris c.s. zich als volgt.
Wanneer een beroep wordt gedaan op schending van een wettelijk voorschrift zoals de AVG moet op grond van artikel 6:163 BW worden beoordeeld of het ingeroepen voorschrift er wel toe strekt om het ingeroepen belang te beschermen (het relativiteitsvereiste). Is dat niet het geval, dan bestaat er geen aanspraak op schadevergoeding uit onrechtmatige daad (of anderszins). Beoogt de wettelijke regelgeving niet om de concrete schade te voorkomen, dan wordt niet aan de relativiteitseis voldaan.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.5.1.
Met het opnemen van het nieuwe geheime adres van [eiseres sub 1] in de concept-leveringsakte wordt een persoonsgegeven van [eiseres sub 1] verwerkt in de zin van artikel 4, aanhef en onder 1 en 2 AVG. Er is namelijk sprake van informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (“de betrokkene”), te weten [eiseres sub 1] . Met het vastleggen van het (nieuwe geheime) adres van [eiseres sub 1] is voorts sprake van het verwerken daarvan.
4.5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook wat betreft [eiser sub 2] in de relatie tot de notaris c.s. sprake van het verwerken van een persoonsgegeven. Hoewel in de concept-akte niet de naam van [eiser sub 2] wordt vermeld en daarmee niet direct het in de concept-akte opgenomen adres valt te herleiden tot [eiser sub 2] , kan dit (geheime) adres door koppeling aan andere gegevens wel degelijk door de notaris c.s. alsnog tot hem worden herleid. Er is wat [eiser sub 2] betreft dan ook sprake van een indirect identificerend gegeven. Het verweer van de notaris c.s. dat de vordering van [eiser sub 2] reeds moet stranden omdat de naam van [eiser sub 2] niet in de concept-akte wordt vermeld, wordt dan ook verworpen,
4.5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de betreffende persoonsgegevens zijn opgenomen in een bestand, dan wel dat zij zijn bestemd om te worden opgenomen in een bestand in de zin van artikel 4, aanhef en onder 6 AVG (zie ook artikel 2 AVG). Voorts zijn er geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de onderhavige casus (ook overigens) niet valt binnen het materieel of territoriaal toepassingsgebied van de AVG (zie de artikelen 2 en 3 AVG).
4.5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de AVG van toepassing is.
4.5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten zowel de notaris als het notariskantoor worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG. Zowel de notaris als het notariskantoor zijn immers verantwoordelijk voor de zorgvuldige totstandkoming van de te passeren akten. Zij moeten dan ook worden gekwalificeerd als de natuurlijke persoon en de rechtspersoon die het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststellen (artikel 4, aanhef en onder 7 AVG). De rechtbank verwerpt derhalve het verweer dat de notaris ten onrechte is gedagvaard.
4.5.6.
De notaris c.s. hebben als verweer aangevoerd dat het adres van [eisers] uit openbare bron kenbaar is en dat met de AVG niet wordt beoogd een dergelijk adres te beschermen. Partijen verschillen erover van mening of het geheime adres van [eisers] uit openbare bron al dan niet kenbaar is. De rechtbank kan de beantwoording van deze vraag in het midden laten. De verwerking van persoonsgegevens is namelijk alleen rechtmatig indien en voor zover ten minste aan één van de in artikel 6 genoemde voorwaarden is voldaan (artikel 6 lid 1, aanhef en onder a tot en met f). Of het al dan niet gaat om openbare persoonsgegevens is daarbij niet relevant.
4.5.7.
In artikel 6 lid 1, aanhef en onder a wordt de voorwaarde genoemd dat “de betrokkenen” ( [eisers] ), kort gezegd, toestemming hebben gegeven voor de verwerking van hun persoonsgegevens. Indien de verwerking berust op toestemming, moet de verwerkingsverantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens (artikel 7 lid 1 AVG). De toestemming dient vrijelijk te worden gegeven door middel van een duidelijke actieve handeling. Dit kan bijvoorbeeld met een schriftelijke verklaring, met elektronische middelen of een mondelinge verklaring. De betrokkene moet vrijelijk, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig met de verwerking van zijn persoonsgegevens instemmen (rechtsoverweging 32 AVG). Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit niets dat [eisers] aan de notaris c.s. toestemming hebben gegeven voor de verwerking van hun persoonsgegevens, in de zin van artikel 7 lid 1 AVG en rechtsoverweging 32 AVG.
4.5.8.
De notaris c.s. voeren aan dat de verwerking rechtmatig is, omdat deze noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen. Zij beroepen zich op de in artikel 6 lid 1, aanhef en onder b AVG opgenomen grond.
4.5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verwerking van het nieuwe en geheime adres van [eisers] op deze grond inderdaad gerechtvaardigd. De notaris c.s. hebben immers onbestreden aangevoerd (conclusie van antwoord, randnummer 5.2) dat het Kadaster, nadat een eigendomsoverdracht is ingeschreven, de partijen bij de leveringsakte verwittigd van de aangepaste registratie. Het opnemen van het nieuwe adres van de verkopers dient ertoe dat het Kadaster weet naar welk adres het voor de verkopers bestemde bericht moet worden gezonden. Overigens wijst de rechtbank erop dat ingevolge artikel 40 lid 2 sub a Wna de notariële akte ook de woonplaats met adres vermeldt van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden. Dat was dus het nieuwe adres van [eisers] (zie de rechtsoverwegingen 2.2 en 2.3).
Gelet hierop was het naar het oordeel van de rechtbank (in beginsel) noodzakelijk voor de uitvoering van de koopovereenkomst waarbij [eiseres sub 1] (en [eiser sub 2] ) partij waren (zie rechtsoverweging 2.4) dat in de concept-leveringsakte het nieuwe adres van [eiseres sub 1] werd opgenomen. Aldus werd ook gehandeld conform de “minimale gegevensverstrekking” uit artikel 5 lid 1, aanhef en sub c AVG).
4.5.10.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen hebben [eisers] in dit verband aangevoerd dat het door de notaris c.s. genoemde doel niet strookt met de feitelijke verwerking. In de concept-leveringsakte had in plaats van het nieuwe geheime woonadres van [eiseres sub 1] het briefadres van [eisers] moeten worden opgenomen.
[eisers] verwijzen ter onderbouwing van hun stelling naar hun productie 28: een
e-mail van de gemeente waarin [eisers] d.d. 8 juli 2019 met een briefadres zijn ingeschreven, met bijlage. Voorts verwijzen [eisers] naar productie 29: een e-mail van [eiseres sub 1] aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie van 4 augustus 2019 en het antwoord per e-mail van 5 augustus 2019, met bijlage.
4.5.11.
De notaris c.s. voeren tegen het betoog van [eisers] verweer.
4.5.12.
De rechtbank overweegt als volgt.
Weliswaar is niet, althans niet gemotiveerd, bestreden dat zijdens het notariskantoor op 15 november en 18 december 2018 de persoonsgegevens van [eisers] in de Basisregistratie Personen zijn ingezien en dat toen in de Basisregistratie Personen van [eisers] was opgenomen dat zij een geheim adres hadden. Dit brengt echter nog niet met zich dat de notaris c.s. in de concept-leveringsakte het nieuwe woonadres van [eisers] niet hadden mogen opnemen.
[eisers] hebben de notaris c.s. in het door hen ingevulde vragenformulier (zie rechtsoverweging 2.7) in verband met de op te maken leveringsakte niet erop gewezen dat er sprake was van een geheim nieuw woonadres, dat niet in de leveringsakte mocht worden opgenomen en van hun kant behoefden de notaris c.s. uit het door [eisers] ingevulde vragenformulier ook niet af te leiden dat dit nieuwe woonadres geheim was. De door [eisers] gegeven antwoorden nopen niet tot die conclusie.
4.5.13.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de verwerking van het nieuwe geheime adres van [eisers] rechtmatig was. Van een inbreuk op de AVG, zoals door [eisers] aan hun vorderingen ten grondslag gelegd, is dan ook geen sprake.
4.6.
[eisers] baseren, zoals gezegd, hun vorderingen jegens de notaris c.s. voorts op onrechtmatig handelen. Zij stellen dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsverplichting die op hem als notaris rust en verwijzen daartoe naar artikel 17 lid 1 Wna. Ondanks dat de notaris in de Basisregistratie Personen heeft geconstateerd dat [eisers] een briefadres elders hadden en het woonadres was afgeschermd, heeft de notaris het geheime adres opgenomen in de conceptakte en toegestuurd aan kopers en de makelaar. Volgens [eisers] hebben de notaris c.s. met de schending van de zorgvuldigheidsverplichting gehandeld in strijd met de wettelijke normen die er juist op zijn gericht om personen als [eisers] te beschermen.
4.9.
Nu de vorderingen van [eisers] worden afgewezen, zullen [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van de notaris c.s. begroot op € 6.178,-- (€ 4.030,00 aan griffierecht en € 2.148, -- aan liquidatietarief, 2 punten tarief IV). De nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.