RECHTBANK LIMBURG
Parketnummer : 04/050604-02 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 3 augustus 2020
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De op 19 maart 2020 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van
[naam terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [plaats] op [dag] [maand] 1968,
thans verblijvende te Trajectum Oost, locatie Nieuwstad te Zutphen,
hierna te noemen [naam terbeschikkinggestelde] ,
Raadsman is mr. H.M.W. Daamen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
2 De procesgang
Bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 24 september 2003 is [naam terbeschikkinggestelde] ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van:
- -
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- -
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
- -
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft, meermalen gepleegd;
terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eiste.
De hiervoor genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 28 april 2009.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 15 mei 2018 met twee jaren verlengd.
De vordering van de officier van justitie is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 20 juli 2020. Ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, [naam terbeschikkinggestelde] , zijn raadsman, en als deskundigen [naam 1] (reclasseringswerker) en [naam 3] (GZ-psycholoog Trajectum Boschoord).
3 Het standpunt van de inrichting
In het verlengingsadvies van de inrichting van 27 februari 2020 is, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende opgenomen:
Betrokkene is een eenenvijftigjarige man met beperkte intellectuele capaciteiten die vanuit het verleden gediagnosticeerd is met een persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene is egocentrisch en er is weinig tot geen sprake van empathische vermogens. (…) Betrokkene lijkt moeite te hebben met de vaardigheden om aan zichzelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen. Betrokkene verdraagt negatieve emoties slecht en is geneigd deze uit de weg te gaan. (…) Wanneer hij (toch) geconfronteerd wordt met eigen beperkingen, leidt dit tot krenking en onlustgevoelens, die hij niet of indirect (soms passief-agressief) uit. Hij voelt zich al snel gekrenkt en benadeeld. In het verleden heeft bovenstaande dynamiek, in combinatie met overmatig alcoholgebruik, geleid tot het plegen van zijn indexdelict (brandstichting). In de begeleiding en behandeling dient dan ook aandacht te zijn voor het vergroten van copingvaardigheden en het vroegtijdig signaleren van spanningen en onlustgevoelens. Betrokkene is inmiddels langdurig abstinent van alcohol. (pagina 6)
Betrokkene is in januari 2017 met transmuraal verlof uitgeplaatst binnen Specialistisch Verblijf Oost, locatie Nieuwstad, onderdeel van Trajectum. (…) Betrokkenes uitplaatsing is zonder problemen verlopen. Betrokkene is bekend met de afspraken en houdt zich hier naar vermogen aan. Soms heeft hij wat sturing nodig, maar hij laat zich wel aanspreken. Inmiddels praktiseert betrokkene ruim anderhalf jaar proefverlof en is het contact met de reclassering verder opgebouwd. Zijn wens blijft om naar Zuid-Limburg te verhuizen, mede omdat zijn vriendin hier ook woont. Het heeft dan onze voorkeur om een verhuizing te laten plaatsvinden binnen de TBS-maatregel en liefst binnen de fase proefverlof. (pagina 2)
De risico-inschatting op grond van de risicoanalyse
met de huidige mate van directe begeleiding en controle
is op korte termijn (6 maanden), op middellange (6 maanden - 3 jaar) en op lange termijn (> 3 jaar) laag.
De risico-inschatting op grond van de risicoanalyse
zonder begeleiding en controle
(terugkeer in de maatschappij) is op korte termijn (6 maanden) laag. (…) Op de middellange (6 maanden - 3 jaar) en lange termijn (> 3 jaar) wordt het risico als hoog ingeschat. (…)
Betrokkene is voor een blijvende gedragsverandering nog sterk afhankelijk van externe sturing. De kans dat betrokkene terugvalt in oude gedragspatronen wordt aanzienlijk geacht. In de relatie met zijn vriendin, een kwetsbare vrouw, neemt hij de rol van beschermer aan, wat in feite zijn draagkracht te boven gaat. In een dergelijke context is de kans op overvraging groot en zou het delictscenario zich bij extra stress kunnen ontwikkelen, daar betrokkene op eigen kracht niet in staat is om bij te sturen. (pagina 18)
De noodzaak van verblijf en begeleiding van betrokkene ligt niet zo zeer in de hoge mate van beveiligingsniveau. Het risico hangt met name samen met de ernstige en langdurige overvraging, verlies van een structurerende omgeving, alcoholmisbruik en de daaruit voortvloeiende delictgerelateerde problematiek. (pagina 22)
Ter zitting hebben de deskundigen toegelicht dat [naam terbeschikkinggestelde] op een wachtlijst staat voor een appartement met 24-uurs begeleiding in Zuid-Limburg. De prognose is dat hij daar in het najaar kan gaan wonen. Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zou aan de orde zijn als [naam terbeschikkinggestelde] niet zou gaan verhuizen. De beoogde verhuizing veroorzaakt mogelijk onrust in de (woon)omgeving. Daarnaast wordt de begeleiding van [naam terbeschikkinggestelde] overgedragen aan een andere reclasseringsinstelling.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de tekst van artikel 6:6:10, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een evidente misslag is geweest. De spoedreparatiewet USB is op 3 juli 2020 afgekondigd in het staatsblad. De officier van justitie verwijst naar de uitspraak ECLI:NL:RBROT:2020:5163.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
[naam terbeschikkinggestelde] heeft aangevoerd dat hij graag zo snel mogelijk wil verhuizen.
De raadsman heeft primair om de voorwaardelijke beëindiging van de van de dwangverpleging verzocht. Ingevolge artikel 6:6:10, derde lid, Sv wordt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd indien het proefverlof ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft voortgeduurd, zonder dat in deze periode de terbeschikkingstelling is verlengd. Dat is hier het geval. De rechtbank dient de wet toe te passen zoals die op dit moment geldend is.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
6 De beoordeling
De rechtbank constateert dat zij niet heeft voldaan aan de in artikel 6:6:13, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde verplichting dat zij binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, de zaak heeft onderzocht. De rechtbank is echter van oordeel dat dit geen gevolgen behoeft te hebben, nu de langere termijn het gevolg is van technische problemen met telehoren. Telehoren was noodzakelijk vanwege de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus.
Beoordeling t.a.v. primaire standpunt raadsman
In het op 1 januari 2020 in werking getreden artikel 6:6:10, derde lid, Sv staat dat, indien het proefverlof van een ter beschikking gestelde ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft voortgeduurd, zonder dat in deze periode de terbeschikkingstelling is verlengd, de verpleging van overheidswege van rechtswege voorwaardelijk wordt beëindigd.
Dit in tegenstelling tot het oude artikel 38h, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarin staat dat onder die omstandigheden de rechter kan beslissen (op verzoek van de officier van justitie of raadsman) om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Op 16 april 2020 is bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel Spoedreparatiewet USB en de daarbij behorende Memorie van Toelichting ingediend. Volgens het, inmiddels in het staatsblad gepubliceerde, wetsvoorstel wordt artikel 6:6:10, derde lid, Sv als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “wordt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd” vervangen door “kan de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigen”.
In de Memorie van Toelichting wordt dit als volgt toegelicht:
“Bij het verplaatsen van de bepaling naar het Wetboek van Strafvordering is bij abuis weggevallen dat dit een rechterlijke beslissing is. De huidige bepaling doet vermoeden dat de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege intreedt, of in ieder geval dat de rechter geen beoordelingsruimte heeft. Dat is niet bedoeld; vanuit een oogpunt van veiligheid zal altijd een rechterlijke toetsing moeten plaatsvinden of een ter beschikking gestelde daadwerkelijk toe is aan een voorwaardelijke beëindiging onder voorwaarden. De formulering van het derde lid is om die reden gewijzigd.”
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het een evidente misslag is geweest van de wetgever en dat niet is bedoeld de tbs-maatregel te laten eindigen zonder tussenkomst van de rechter. De dwangverpleging is dan ook nog steeds van kracht.
Beoordeling vordering verlenging
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de terbeschikkingstelling (met verpleging van overheidswege) van [naam terbeschikkinggestelde] wordt verlengd.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het verlengingsadvies van de kliniek en met de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundigen. Het recidiverisico is laag zolang de huidige mate van directe begeleiding en controle worden aangehouden. De kans op recidive is echter hoog indien [naam terbeschikkinggestelde] langer dan 6 maanden, dat wil zeggen op de middellange en lange termijn, er alleen voor staat.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Over de vraag met welke termijn de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd, overweegt de rechtbank dat het recidiverisico op dit moment laag is. [naam terbeschikkinggestelde] is nu in afwachting van zijn verhuizing naar Zuid-Limburg. De rechtbank is van oordeel dat [naam terbeschikkinggestelde] in ieder geval één jaar nodig zal hebben om op een zodanige manier ingebed te raken in de hulpverlening en te stabiliseren in zijn nieuwe woonomgeving dat dit recidiverisico laag blijft.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar noodzakelijk is.
7 De beslissing
- verlengt de termijn gedurende welke [naam terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met verpleging van overheidswege met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter,
mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. J.B.J. Driessen, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.J.L. Hermans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2020.