3.1.
Osseforth vordert om [gedaagde partij] te veroordelen:
- om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de werkzaamheden ten behoeve van
Keijbeck Opleidingen B.V. te staken alsmede gestaakt te houden gedurende de resterende
looptijd van het overeengekomen non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 11.2 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
- tot betaling aan Osseforth van de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het non-concurrentiebeding tot een bedrag van € 25.150,00, dan wel een redelijk voorschot hieromtrent, vermeerderd met € 150,00 per dag voor elke dag dat de overtreding van het non
concurrentiebeding voortduurt vanaf 1 juli 2020;
- tot onverkorte nakoming van het non-concurrentiebeding als bedoeld in artikel 11.2 van de
arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
- tot betaling van de kosten van dit geding, de deurwaarderskosten daaronder begrepen, te
voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis;
- tot betaling van de (na)kosten indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer. Tevens vordert [gedaagde partij] – onder veroordeling van Osseforth in de proces- en nakosten – voor het geval de kantonrechter mocht oordelen dat zij gebonden is aan het concurrentiebeding zoals verwoord onder 11.2 van de arbeidsovereenkomst, dit met onmiddellijke ingang te vernietigen dan wel de werking daarvan geheel of gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het dienstverband van [gedaagde partij] bij Keijbeck gehandhaafd kan blijven – totdat onherroepelijke uitspraak in de bodemzaak is gedaan, alsmede Osseforth te verbieden om voor de duur van de schorsing van het concurrentiebeding aanspraak te maken op de boeteclausule in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst.
Subsidiair vordert [gedaagde partij] om Osseforth te veroordelen voor de duur van de geldigheid van het concurrentiebeding aan [gedaagde partij] een billijke vergoeding te betalen ad € 2.149,68 bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag.