3 De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vijf ten laste gelegde feiten bewezen, gelet op het proces-verbaal bevindingen van onderzoek in de woning van de verdachte, het proces-verbaal van onderzoek aan de wapens, munitie en jammer, het rapport van het NFI met betrekking tot de verdovende middelen en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
Bewezenverklaring
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 2, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden gelet op:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20192;
- het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 20193;
- het aanvullend proces-verbaal d.d. 10 december 20194;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 2
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20195;
- het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 20196;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 4
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20197;
- het rapport van het NFI d.d. 24 oktober 20198;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 5
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20199;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 oktober 201910;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020.
Feit 3
Naar aanleiding van TCI informatie wordt op 10 oktober 2019 binnengetreden in de woning van de verdachte aan de [Adres 2] . Naast de tafel in de eetkamer / open keuken stond een boodschappentas met daarin een stoorzender, een zogenoemde ‘jammer’.
De jammer zat zonder stroomadapter in de tas, was niet aangesloten aan het stroomnet en er lag geen stroomadapter in de nabijheid van de tas.11
Een inspecteur van het Agentschap Telecom heeft de jammer onderzocht. Hiervoor is de jammer aangesloten op netvoeding. Uit dit onderzoek blijkt dat de jammer bestemd is voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De jammer is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor genoemde frequentiebanden. Op de jammer is niet de verplichte CE markering aangebracht. De jammer voldoet daarom niet aan de krachtens artikel 10.3 onderdeel c en e gestelde voorschriften van de Telecommunicatiewet. Omdat deze jammer is gebouwd en ontworpen om te verstoren, is het uitgesloten dat hiervoor een vergunning is verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.12
Aan de verdachte wordt verweten dat hij een jammer heeft aangelegd, gebruikt of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, zonder dat daarvoor een vergunning was verleend.
Uit de memorie van toelichting bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet blijkt dat het ‘aangelegd aanwezig hebben’ ruim kan worden geïnterpreteerd. Daarbij moet gedacht worden aan de situatie waarbij in de omgeving van het apparaat een geschikte antenne aanwezig is of andere hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om het apparaat met een betrekkelijk simpele handeling in gebruik te nemen. De intentie van de houder is er dan op gericht om het apparaat te gebruiken. Er kan alleen dan geen sprake zijn van ‘aangelegd aanwezig hebben’ als het apparaat bijvoorbeeld verpakt is of uit andere omstandigheden blijkt dat de intentie van het gebruik niet aanwezig is.
De jammer was niet verpakt en stond in de woonkamer van de verdachte voor het grijpen. Het apparaat hoefde alleen maar op het stroomnet te worden aangesloten, waarna het klaar was voor gebruik. Van omstandigheden waaruit blijkt dat de verdachte niet de intentie had om het apparaat te gebruiken, is niet gebleken. Het enkele feit dat de jammer zonder stroomadapter in de tas zat, is daarvoor onvoldoende. In combinatie met de andere bij verdachte aangetroffen voorwerpen, lijkt de intentie van de verdachte er wel degelijk op gericht te zijn geweest om het apparaat te gebruiken. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte het apparaat strafbaar gedeeltelijk aangelegd aanwezig had.
De verdachte heeft verklaard dat hij de jammer heeft meegenomen tijdens een verhuizing van een vriend en dat hij dacht dat het een autoversterker was. Een autoversterker ziet er heel anders uit dan een jammer. Een autoversterker is veel kleiner en heeft geen antennes.
De verklaring van de verdachte acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig, zodat het ervoor gehouden moet worden dat verdachte de jammer opzettelijk aanwezig gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen:
- een wapen van categorie II sub 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een volautomatisch vuurwapen, merk Zastava, [model en typenummer] en
- een getransformeerd wapen van categorie II sub 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen, merk Brun-latrige, [model] , zijnde een vuurwapen dat zodanig vervaardigd of gewijzigd is dat het dragen niet of minder zichtbaar is, voorhanden heeft gehad;
2
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, munitie van categorie II sub 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 36 kogelpatronen, type hollowpoint, kaliber .22LR, en
munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 20 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm,
- 18 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm,
- 10 hagelpatronen, type FN Training, kaliber 12 GA,
- 1 kogelpatroon, type Slug, kaliber 12 GA, en
- 30 kogelpatronen, kaliber .320 short,
voorhanden heeft gehad;
3
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk een radiozendapparaat, te weten een jammer, gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
4
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad 302 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 146 gram hennep en
- 58,4 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft een vordering ingediend die strekt tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 13 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Ter terechtzitting is gebleken dat de proeftijd die aan deze voorwaardelijke straf was verbonden op 17 augustus 2017 is verlengd met 1 jaar.
De verdachte heeft de strafbare feiten in onderhavige zaak derhalve gepleegd in deze proeftijd en daarmee de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit overtreden, zodat de vordering kan worden toegewezen.
Op 1 januari 2020 is de Wet USB13 in werking getreden. Met de invoering van die wet staat ook tegen een TUL-beslissing algemene voorwaarde geen hoger beroep meer open. Dit betekent dat de beslissing van de rechter in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van de algemene voorwaarde, meteen onherroepelijk en executeerbaar is, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld tegen de veroordeling voor dat nieuwe strafbare feit en de verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken van dat feit.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt niet dat de wetgever acht heeft geslagen op deze situatie bij de wetswijziging en deze consequentie heeft beoogd. Inmiddels lijkt het erop dat de wetgever deze consequentie van de Wet USB niet beoogd heeft en ook onwenselijk acht. Dit punt wordt naar verwachting bij wetswijziging van 1 juli 2020 hersteld.
Hoe dan te handelen in de tussentijd in de onderhavige zaak? Mede gelet op de uitspraak van het Hof Den Bosch van 20 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:195, kan de vordering tenuitvoerlegging naar het oordeel van de rechtbank in dit geval worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank gebruik maken van de mogelijkheid om advies te geven over de wijze van tenuitvoerlegging (artikel 6:1:1 Sv) en adviseren de tenuitvoerlegging pas aan te vangen na onherroepelijk worden van de beslissing in de hoofdzaak.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Straf
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen, zoals genoemd op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen nummer 1 tot en met 19:
1. wapen;
1. wapen;
146 gram verdovende middelen;
58,4 gram verdovende middelen;
1. wapen;
1. wapen;
10 stuks munitie;
12 stuks munitie;
1. stuk munitie;
12 stuks munitie;
30 stuks munitie;
36 stuks munitie;
10 stuks bouwmateriaal;
1. foedraal;
1. holster;
1. tas;
1. muts;
1. stuk elektra;
363 gram verdovende middelen;
Vordering tot tenuitvoerlegging 03.224087.16
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Limburg van 13 januari 2017, gewezen onder parketnummer 03-224087-16, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- adviseert de tenuitvoerlegging van deze straf op te schorten totdat de beslissing over het ten laste gelegde in de hoofdzaak met parketnummer 03-242947-19 onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. M. Driever, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen:
- een wapen van categorie II sub 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een volautomatisch vuurwapen, merk Zastava, [model en typenummer] , en/of
- een (getransformeerd) wapen van categorie II sub 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen, merk Brun-latrige, [model] , zijnde (een) vuurwapen(s), dat zodanig vervaardigd of gewijzigd is dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel de aanvalskracht wordt verhoogd, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen,
munitie van categorie II sub 4, te weten:
- 36 kogelpatronen, type hollowpoint, kaliber .22LR, en/of
munitie van categorie III, te weten:
- een patroonmagazijn met daarin 20 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of
- een patroonmagazijn met daarin 18 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of
- 10 hagelpatronen, type FN Training, kaliber 12 GA, en/of
- 1 kogelpatroon, type Slug, kaliber 12 GA, en/of
- 30 kogelpatronen, kaliber .320 short,
zijnde munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, al dan niet opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten jammer, heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd, aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
4
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 302 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 146 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of
- ongeveer 58,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.