RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Datum uitspraak: 16 november 2020
Zaaknummer: C/03/266557 / FA RK 19-2584
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. P. Winkens, kantoorhoudend te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
[wederpartij] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
geen advocaat.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland, verder te noemen:
de raad, gevestigd te Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank gegeven en op
29 november 2019 uitgesproken beschikking.
1 Het verder verloop van de procedure
Het verder procesverloop blijkt uit:
- -
het rapport van de raad van 15 april 2020, ingekomen bij de rechtbank op 17 april 2020;
- -
de reactie van de vader op voormelde rapportage van de raad, ingekomen bij de rechtbank op 7 mei 2020;
- -
een F9-formulier van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op 24 april 2020;
- -
een nadere reactie van de moeder van 31 juli 2020, ingekomen bij de rechtbank op
3 augustus 2020;
- een brief van de vader van 6 augustus 2020, ingekomen bij de rechtbank op
11 augustus 2020;
- -
twee brieven van de advocaat van de moeder van 4 en 24 september 2020, houdende een afmelding de moeder en haar advocaat voor de zitting van 7 oktober 2020;
- -
een brief van de minderjarige [minderjarige] , ingekomen bij de rechtbank op 30 september 2020;
- -
een e-mailbericht van de vader, houdende een afmelding voor de zitting vanwege werk, ingekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2020.
De zaak is behandeld ter zitting van 7 oktober 2020, waar is verschenen:
- een vertegenwoordigster van de raad.
De moeder is, met berichtgeving, niet ter zitting verschenen.
De vader is, opgeroepen conform de wettelijke voorschriften, niet verschenen.
Hij is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld telefonisch te worden gehoord.
De vader heeft daar geen gebruik van gemaakt. Hij heeft op 9 oktober 2020 een e-mail bericht naar de rechtbank gestuurd waarin hij aangeeft de uitnodiging om telefonisch te worden gehoord te hebben gemist omdat deze in zijn spam-box terecht was gekomen en die box door hem niet dagelijks wordt gecontroleerd.
2 Het advies van de raad
De raad adviseert de rechtbank om geen vervangende toestemming te verlenen voor het verzoek tot de beoogde geslachtsnaamwijziging van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] .
Volgens de raad is [minderjarige] ’s negatieve vaderbeeld volledig gekleurd door de jarenlange strijd tussen de ouders en is haar wens tot geslachtsnaamwijziging volledig ingegeven door deze strijd. De laatste jaren is er van een echte strijd geen sprake omdat de vader zich min of meer bij de situatie heeft neergelegd. Desondanks lijkt de moeder tot het uiterste te willen gaan en de vader de “genadeslag” toe te willen brengen door het indienen van het voorliggende verzoek. Uit haar standpunt blijkt van geen enkel respect voor [minderjarige] ’s vader en daar wordt [minderjarige] fors mee belast/klemgezet. [minderjarige] heeft zich het standpunt van de moeder geheel eigen gemaakt en lijkt eerder te willen aansluiten bij de wens van de moeder om de vader volledig uit haar leven te willen gummen dan dat ze zelf de wens voelt tot wijziging van haar geslachtsnaam. Ze wil dat de vader stopt met aan haar te trekken, maar daar is al lange tijd geen sprake van.
De raad vindt het belangrijk en voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk dat zij binding behoudt met beide ouders en hun achtergronden. [minderjarige] lijkt haar naam [geslachtsnaam] niet als zeer belastend te ervaren. Het verwerpen van deze naam kan op latere leeftijd tot behoorlijke psychische problemen leiden, mede omdat het een negatieve uitwerking kan hebben op [minderjarige] ’s zelfbeeld en het ontplooien van eigen wensen en behoeften.
Ter zitting heeft de raad aangegeven dat het een lastige situatie is. [minderjarige] weet wie haar vader is, maar de vraag is of zij een reëel beeld van de vader heeft. De raad weet uit ervaring dat het heel beschadigend kan zijn als een kind moet opgroeien met een verkeerd vaderbeeld. [minderjarige] heeft een uitgesproken mening en er is geen twijfel hoe zij hierover denkt. Het advies van de raad is in overleg met de gedragsdeskundige en de raadsonderzoeker tot stand gekomen, maar de raad kan zich ook voorstellen dat op een andere manier naar de zaak gekeken wordt. Een toewijzing van het verzoek kan ook rust bij [minderjarige] brengen en de sleutel zijn voor een contact tussen [minderjarige] en de vader. Wordt het verzoek afgewezen dan zal de weerstand tegen de vader alleen maar groeien. De raad blijft, zij het met een kanttekening, bij het advies.
3 De verdere beoordeling
De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
Zoals eerder overwogen in de beschikking van 29 november 2019 dient het voorliggende verzoek beoordeeld te worden op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek nu beide ouders het gezag over [minderjarige] uitoefenen en de vader geen toestemming verleend voor het aanvragen van een eventuele wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] .
Uit de overgelegde stukken, waaronder de rapportage van de raad, is de rechtbank gebleken dat de moeder zich niet kan vinden in het raadsadvies en zij heeft, gelet op de gevoerde jarenlange strijd, geen reden meer gezien haar standpunt zelf ter zitting weer te geven. De vader is het, blijkens de raadsrapportage, eens met het raadsadvies met dien verstande dat hij bij de raad heeft gezegd niet te kunnen instemmen met het verzoek maar de naamswijziging niet te willen tegenwerken.
De rechtbank overweegt allereerst zich met het oog op haar toekomst zorgen te maken over de ontwikkeling van [minderjarige] , gelet op haar pertinente afwijzing van haar vader, omdat de wijziging van haar geslachtsnaam tot vergaande problemen kan leiden zoals de raad die in haar advies onbestreden heeft verwoord en toegelicht. Haar vaderbeeld lijkt al vele jaren volledig en met name te worden bepaald door de negatieve beleving en strijd van de moeder met haar vader. [minderjarige] is opgegroeid in het gezin van de moeder en de stiefvader en heeft in al die jaren nooit contact gehad met de vader, ondanks vele procedures daarover om dat contact wel te realiseren, waardoor zij nooit op eigen kracht een beeld van haar vader heeft kunnen vormen
De rechtbank acht het ook zorgelijk dat de moeder op geen enkele wijze er blijk van heeft gegeven wat zij vindt van de zorgen die de raad heeft over de mogelijke gevolgen op termijn van een wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] . Die zorgen zijn gebaseerd op gedragswetenschappelijke inzichten en dus niet uit de hoge hoed van de raad getoverd.
De enige reactie die de moeder zelf heeft gegeven op het rapport van de raad luidt als volgt: “Jullie moeten eens stoppen met inkleuren. Over respectloos gesproken, degene die respectloos is bent u. Denk daar maar eens goed bij na.”. De rechtbank leidt hieruit af dat de moeder de zorgen van de raad niet deelt én dat de moeder er geen blijk van geeft inzicht te hebben in de relatie tussen wijziging van de geslachtsnaam van haar dochter en haar identiteitsontwikkeling op termijn en de daaruit mogelijk voortvloeiende schadelijke gevolgen voor [minderjarige] .
Hiertegenover staat het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan er niet omheen gegaan worden dat de wens van [minderjarige] (en haar moeder) tot wijziging van haar geslachtsnaam al lange tijd leeft. Weliswaar ervaart [minderjarige] geen last van de naam [geslachtsnaam] , maar wil zij dezelfde naam als de andere gezinsleden, waaronder haar zusje, moeder en stiefvader. Op zichzelf is het goed te begrijpen dat [minderjarige] in één gezin met de anderen levend, dezelfde achternaam als de andere gezinsleden wil hebben; uiteindelijk vormt zij al heel haar leven één gezin met hen en heeft haar moeder met haar stiefvader altijd voor haar gezorgd.
[minderjarige] kan zelf over een kleine 3 jaar hiertoe een verzoek indienen (zodra zij meerderjarig is), en zij lijkt vastberaden in haar voornemen de daad bij het woord te voegen als haar moeder nu geen toestemming van de rechtbank krijgt. Tegen deze achtergrond rijst de vraag of zij nog een aantal jaren (vanuit haar perspectief) “belast” moet blijven met de achternaam van haar vader en daarmee het verder verankeren van haar weerstand die zij tegen haar vader (’s naam) heeft en die in die jaren niet zal afnemen [minderjarige] is zich terdege bewust van het feit dat niet haar stiefvader maar haar vader [wederpartij] haar biologische vader is én blijft. [minderjarige] weet, als ze eerlijk is tegen zichzelf, dat ze haar vader niet kent en nooit heeft kunnen kennen én dat haar vader de deur voor haar heeft open staan. Daar verandert een wijziging van haar geslachtsnaam niets aan; ook niet bij haar vader.
Van [minderjarige] mag worden verwacht dat zij, gelet op haar glasheldere opstelling en mening in deze zaak, met het ouder worden en meer zelfstandig worden op eigen kracht nadenkt over de vraag of zij haar vader wil leren kennen en of zij niet zelf moet gunnen alsnog een eigen beeld te vormen van haar vader die, hoe je het ook wendt of keert, deel is van haar unieke eigen identiteit. [minderjarige] heeft in een brief aan de rechtbank geschreven dat zij weet “wie hij is, waar hij woont, wat zijn leven is. En voor mij is dat meer dan voldoende om te weten”.
De vraag is of dat werkelijk zo is omdat [minderjarige] nuchter beschouwd wel beter weet.
Alles afwegende komt de rechtbank, mede gelet op de nadere opmerkingen van de raad tijdens de laatste zitting, tot het oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om nu rust voor haar te realiseren. Die rust kan alleen maar worden bereikt door het verzoek van de moeder toe te wijzen, zodat deze kwestie [minderjarige] nog niet 3 jaar langer bezig houdt en haar afhoudt van het nadenken over wie zij is en van wie zij afkomt en of zij haar nieuwsgierigheid daarnaar kan en moet blijven tegenhouden.
De vader heeft oprecht moeite met deze beslissing omdat hij vindt dat daarmee de laatste band met zijn dochter wordt doorgesneden ten koste van zijn dochter [minderjarige] . De rechtbank heeft oog voor dit standpunt en heeft dat ook bij de beoordeling laten meewegen. De rechtbank realiseert zich dat de vader al heel het leven van [minderjarige] niet de kans heeft gekregen om aan [minderjarige] te laten zien wie hij is en wat hij voor haar voelt en voor haar wenst te betekenen. De vader heeft in zijn reactie laten weten dat hij weet dat een afwijzing van het verzoek niet gaat betekenen dat daarin verandering gaat komen. Zo ziet de rechtbank dat ook en dat maakt niet dat de beslissing nu anders moet uitvallen. Veel belangrijker is dat de vader bij de raad heeft gezegd dat hij [minderjarige] niet zal afwijzen mocht zij zijn achternaam niet meer dragen omdat hij begrijpt dat en waarom [minderjarige] zich achter het verzoek van haar moeder schaart. De vader heeft ook kunnen lezen dat [minderjarige] bij de raad heeft gezegd dat haar vader moet wachten totdat zij zelf in de verre toekomst mogelijk zelf contact zoekt.
Kortom, het verzoek wordt toegewezen omdat, alles afwegende, nu die beslissing het beste is voor [minderjarige] en het meest in haar belang is. Er is geen steekhoudend argument aangevoerd om de vader in de kosten van dit proces te veroordelen. Volgens de hoofdregel in familierechtelijke zaken als deze zullen die kosten worden gecompenseerd.
4 De beslissing
verleent aan de moeder vervangende toestemming, in de plaats van die van de vader, tot het indienen van een verzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 november 2020.
LF
|
|
|
|
|
|
|
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
|
|
|
|