Vrijspraak voor witwassen. De verdachte heeft ongeveer € 100.000 meer uitgegeven dan hij aan legale inkomsten had. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging dat het niet anders kan zijn dan dat het geld afkomstig is van misdrijf. Veroordeling voor valsheid in geschrift en oplichting.
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 januari en 28 januari 2021. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 25 maart 2021 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en is de uitspraak uitgesproken.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/702635-17. Op 25 maart 2021 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.
2 De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 363.432,00.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van het onder feit 1 ten laste gelegde waarvoor [verdachte] is gedagvaard in de strafzaak.
Op de terechtzitting van 27 januari 2021 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat hij het voordeel stelt op € 474.562,10.
3 De beoordeling
[verdachte] is in de onderliggende strafzaak vrijgesproken van het feit waarop de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ziet. Omdat alleen geld kan worden ontnomen als er een strafrechtelijke veroordeling is, bestaat er geen grondslag voor de vordering. Het Openbaar Ministerie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de ontnemingsvordering.
4 De beslissing
De rechtbank:
Verklaart het Openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2021.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: