Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2021:3809

Rechtbank Limburg
28-04-2021
07-05-2021
8456486 CV EXPL 20-1680
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:1361
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Payrollovereenkomst en loonvordering na einde dienstverband. Werknemer neemt het standpunt in dat de inlener een onwettige payrollconstructie heeft toegepast. Daarnaast stelt de werknemer dat hij recht heeft op achterstallig loon omdat hij in een hogere functies zou hebben gefunctioneerd. De kantonrechter wijst alle vorderingen af. De werkgever heeft een legitiem doel voor het toepassen van een payrollconstructie. Daarnaast is geen sprake van omzeiling van wettelijke regels. Ook de loonvordering wordt afgewezen: niet is gebleken dat de werknemer feitelijk andere dan de in zijn contract vermelde werkzaamheden heeft verricht.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-0570
JAR 2021/133
RAR 2021/118
VAAN-AR-Updates.nl 2021-0570

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 8456486 CV EXPL 20-1680

Vonnis van de kantonrechter van 28 april 2021

in de zaak van

[eiser] ,

wonend te [woonplaats] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. E. van Roosmalen, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,

tegen

1 de stichting STICHTING SITÉ,

2. de stichting STICHTING BVE ZUID-LIMBURG,

beiden gevestigd te Maastricht,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens, advocaat.

Partijen worden hierna [eiser] , Sité en Vista College genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het exploot van dagvaarding van 8 april 2020,

- de conclusie van antwoord,

- de door [eiser] op 19 oktober 2020 toegestuurde aanvullende productie,

- de akte vermindering van eis van [eiser] van 20 oktober 2020,

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 november 2020,

- de conclusie na mondelinge behandeling van [eiser] ,

- de antwoordconclusie van mondelinge behandeling van Sité en Vista College,

- de akte uitlating van [eiser] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Vista College is een onderwijsinstelling die actief is in het middelbaar beroepsonderwijs. Zij is in 2019 ontstaan uit de fusie tussen Arcus College en ROC Leeuwenborgh.

2.2.

Sité is een personeelsstichting waarvan Vista College het bestuur vormt. Sité is eigendom van Vista College. Als personeelsstichting sluit Sité arbeidsovereenkomsten met werknemers die vervolgens aan Vista College worden uitgeleend.

2.3.

Per mail van 14 juli 2017 (overgelegd als productie 19 bij conclusie na mondelinge behandeling van [eiser] ) heeft mevrouw [naam administratief medewerker] , administratief medewerker bij ROC Leeuwenborgh, [eiser] medegedeeld dat hij per 1 september 2017 als docent LB gaat starten.

2.4.

Bij brief van 19 september 2017 (overgelegd als productie 2 dagvaarding) is vastgelegd dat [eiser] met ingang van 1 september 2017 als onderwijsondersteuner B in dienst is getreden bij Sité. De arbeidsovereenkomst is tot en met 14 juli 2018 voor 0,2 fte aangegaan. [eiser] is door Sité eerst op ROC Leeuwenborgh te Sittard en na fusie in 2019 bij Vista College geplaatst.

2.5.

Met ingang van 9 januari 2018 is het dienstverband van [eiser] uitgebreid naar 0,65 fte (productie 5 dagvaarding). Daarbij is afgesproken dat [eiser] tijdelijk (tot 15 juli 2018) de [naam docent] , docent LC, zal vervangen. Die uitbreiding is vervolgens van 30 augustus 2018 tot 13 juli 2019 voortgezet. De arbeidsovereenkomst die per 1 september 2017 voor 0,2 fte was ingegaan, is per 15 juli 2018 tot 13 juli 2019 voor 0,25 fte voortgezet.

2.6.

In de arbeidsovereenkomst van 1 september 2017 – waarvan de bepalingen na voortzetting en uitbreiding steeds van kracht zijn gebleven – is bepaald dat de cao MBO wordt gevolgd met uitzondering van twee regelingen en voor zover uitvoering van de cao technisch mogelijk is. Ter zake van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering is, voor zover relevant, het volgende bepaald:

(…)

2. Aangezien de Stichting Sité geen instelling is zoals genoemd in de definitie van Artikel 1 lid c van Bijlage G cao MBO, bestaat er voor u geen recht op een bovenwettelijke (aanvullende) uitkering op basis van Bijlage G.

(…)

2.7.

Voor zover relevant zijn in de cao MBO de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Begripsbepalingen *

In deze cao wordt verstaan onder:

(…)

ff: Werkgever: het bevoegd gezag van de instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel w, van de WEB.

(…)

Artikel 1.3

Werkingssfeer

1. Deze cao is met inachtneming van hetgeen bepaald is in lid 4, 5 en 6 van toepassing op alle werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met de werkgever.

(…)

Artikel 3.5

Formatie*

1. De totale formatie bestaat uit:

  1. de vaste formatie: de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd;

  2. de tijdelijke formatie: de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en de urenuitbreidingen voor bepaalde tijd;

  3. de flexibele formatie: uitzendarbeid.

(…)

3. De werkgever kan gebruik maken van uitzendarbeid:

a. voor vervanging wegens ziekte;

b. ter voorziening in de behoefte aan arbeidskrachten in geval van een groot aanbod van werkzaamheden;

c. voor activiteiten van kennelijk tijdelijke aard of contractactiviteiten;

d. bij onvoorziene omstandigheden.

In gevallen genoemd onder c en d mag de uitzendarbeid maximaal 12 maanden duren.

Onder uitzendarbeid als bedoeld in het eerste lid sub c wordt ook verstaan het detacheren van werknemers van een andere werkgever (al of niet in de zin van deze cao) bij de instelling.

4. De werkgever die gebruik maakt van uitzendarbeid komt met het uitzendbureau overeen dat de beloning van de uitzendkracht, inclusief toelagen en onkostenvergoedingen, gelijk is aan die van een werknemer die in dienst is bij de werkgever in een gelijke of gelijkwaardige functie.

(…)

Artikel 6.8

Waarneming hogere functie

1. De werknemer die een andere werknemer volledig vervangt, heeft recht op een verhoogd salaris wegens waarneming van een hogere functie indien:

a. hij vóór de vervanging al in dienst was bij de instelling, en

b. voor de andere werknemer een hoger maximum carrièrepatroon geldt, en

c. de andere werknemer tijdelijk, gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen, anders dan wegens vakantie, verhinderd is zijn functie uit te oefenen, en

d. vervanging van de andere werknemer geen onderdeel is van zijn eigen functie.

2. Het salaris wordt verhoogd tot het salaris dat voor de werknemer zou gelden als hij was benoemd in de functie van de werknemer die hij vervangt.

(…)

2.8.

Per brief van 4 juni 2019 (overgelegd als productie 6 dagvaarding) heeft de heer [naam voorzitter RvB] , Voorzitter van de Raad van Bestuur van Vista College, het einde van de arbeidsovereenkomst per 13 juli 2019 aan [eiser] medegedeeld. Sité is vervolgens per 13 juli 2019 gestopt met het betalen van loon.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] stelt – kort en zakelijk weergegeven – dat niet Sité maar Vista College zijn werkgever is geweest. Vista College heeft een onwettige payrollconstructie toegepast om aan haar wettelijke en cao-verplichtingen te ontsnappen. Het werkgeverschap van Sité heeft geen zelfstandige betekenis gehad nu Sité zelf geen sollicitatiegesprek met [eiser] heeft gevoerd en hem ook niet heeft begeleid tijdens zijn ziekteperiode. Ook de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst is niet door Sité aangezegd. [eiser] stelt verder dat hij niet als onderwijsondersteuner B maar als docent LB heeft gefunctioneerd en dat hij daarnaast een docent LC heeft vervangen. Hij is echter niet op basis van die functies beloond zodat hij thans recht heeft op achterstallig loon. Daarnaast heeft hij recht op vergoeding van overuren, vakantieverlof en opleidingskosten. Hij stelt ook aanspraak te hebben op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW.

3.2.

Op bovenstaande gronden vordert [eiser] , na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

Primair:

  1. voor recht verklaart dat Vista College zijn werkgever was en dat de cao MBO onverkort van toepassing was op zijn arbeidsovereenkomst;

  2. voor recht verklaart dat [eiser] over de periode 1 september 2017 tot 13 juli 2019 recht heeft op een loon conform carrièrepatroon docent LB en salarisnummer LB12 dan wel een door de kantonrechter te bepalen carrièrepatroon en salarisnummer;

Subsidiair:

3. voor recht verklaart dat de in de cao MBO opgenomen bovenwettelijke werkloosheidsregeling onverkort van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met Sité;

4. Sité dan wel Vista College, dan wel beiden hoofdelijk te verplichten de functie van [eiser] in de periode van 1 september 2017 tot 13 juli 2019 te beschrijven conform de opgedragen taken en deze vervolgens te waarderen op grond van FUWA mbo;

Zowel primair als subsidiair Sité dan wel Vista College, dan wel beiden hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:

5. € 12.200,03 € 12.200,03 bruto als achterstallig loon over de periode van 1 september 2017 tot en met 13 juli 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5. € 12.200,03 € 30.561,36 bruto als achterstallige toeslag voor de vervanging van een docent LC, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5. € 12.200,03 € 39.974,16 bruto als achterstallig loon voor gewerkte overuren / meeruren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5. € 12.200,03 € 1.030,00 aan opleidingskosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5. € 12.200,03 € 7.199,52 bruto ter compensatie van niet-genoten vakantieverlof;

5. € 12.200,03 de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over 5 tot en met 7 en 9 gevorderde bedragen;

5. € 12.200,03 de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3.3.

Sité en Vista College betwisten dat Vista College de werkelijke werkgever van [eiser] is geweest, dat [eiser] als docent LB heeft gefunctioneerd of dat hij een docent LC volledig heeft vervangen. Zij betwisten ook dat [eiser] recht heeft op de door hem gevorderde vergoedingen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4 De beoordeling

Sité is de werkelijke werkgever

4.1.

De discussie tussen partijen draait allereerst om de vraag of Vista College de werkelijke werkgever van [eiser] is geweest. Ter zake van die vraag oordeelt de kantonrechter dat niet Vista College maar Sité de werkelijke werkgever van [eiser] is geweest. Allereerst merkt de kantonrechter op dat uit de door [eiser] overgelegde arbeidsovereenkomsten en uit de door Sité en Vista College overgelegde loonspecificaties kan worden opgemaakt dat [eiser] een arbeidsovereenkomst met Sité is aangegaan. Het door [eiser] uitgebreid gevoerde betoog dat Sité niet zijn werkelijke werkgever is geweest, kan hem niet baten nu het door hem gestelde – mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Sité en Vista College – niet is vast komen te staan.

4.2.

Eerstens is niet vast komen te staan dat Vista College geen legitiem doel heeft voor het inzetten van payrollkrachten, dat zij een onwettige payrollconstructie heeft toegepast of dat zij aan haar wettelijke of cao-verplichtingen heeft willen ontsnappen. Krachtens artikel 3.5 van de cao MBO (zie r.o. 2.8) mag Vista College een flexibele schil hebben. Die flexibele schil wordt bij Vista College gevormd door werknemers die op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten bij Sité in dienst treden. Sité is als personeelsstichting verbonden met Vista College in een concerngroep. Zij is een payrollbedrijf in eigen beheer. De kantonrechter begrijpt dat het hanteren van een flexibele schil noodzakelijk is vanwege onzekerheid die in de onderwijssector voortdurend heerst. Daarnaast is die flexibele schil noodzakelijk om de continuïteit en flexibiliteit van de organisatie te waarborgen. Gelet op dit alles – en ook gelet op artikel 3.5 van de cao MBO – kan niet worden geconcludeerd dat Vista College [eiser] als payrollkracht van Sité heeft ingeleend om aan haar wettelijke verplichtingen te ontsnappen of dat het door haar nagestreefde doel (flexibiliteit en continuïteit van de organisatie) niet legitiem is. Voor zover [eiser] zijn stelling dat Vista College een onwettige payrollconstructie heeft toegepast om aan haar wettelijke verplichtingen te ontsnappen, heeft willen onderbouwen met de door hem aangehaalde jurisprudentie, geldt dat die jurisprudentie andere situaties betreft en niet van toepassing is op het onderhavige geschil. Bespreking van of toetsing aan die jurisprudentie zal dan ook achterwege blijven.

4.3.

Ten tweede is niet vast komen te staan dat Sité louter als verlengstuk van ROC of Vista College heeft gefungeerd. Dat zij zelf geen sollicitatiegesprek met [eiser] heeft gevoerd doet niets af aan haar zelfstandige rol als werkgever. Anders dan [eiser] stelt,

is het niet de taak van een payrollbedrijf om de gehele wervings- en selectieprocedure op zich te nemen. In de praktijk hebben werknemers van een payrollbedrijf weinig tot geen contact met het payrollbedrijf. De hoofdtaak van een payrollbedrijf bestaat – zoals ook door Sité en Vista College betoogd – uit het ter beschikking stellen van werknemers aan de opdrachtgever en uit het uitbetalen van hun loon. Daarnaast geldt dat organisaties die met een payrollbedrijf – al dan niet in de vorm van een personeelsstichting in eigen beheer – samenwerken, zelf bepalen wie er wel en niet komt werken zodat het niet verbazingwekkend is dat [eiser] zijn sollicitatiegesprek met ROC en niet met Sité heeft gevoerd. Wat betreft de rol van Sité tijdens ziekteperiode van [eiser] geldt dat [eiser] niet heeft toegelicht wat voor begeleiding hij van ROC heeft gekregen en waarom hij vindt dat hij die begeleiding van Sité had moeten krijgen zodat reeds om die reden aan die stelling voorbij wordt gegaan.

4.4.

Het feit dat op de aanzeggingsbrief van 4 juni 2019 het logo van ROC (het latere Vista College) staat vermeld en dat die brief door de heer [naam voorzitter RvB] is ondertekend, leidt evenmin tot de conclusie dat Sité niet de werkelijke werkgever van [eiser] is geweest. Op de aanzeggingsbrief staat ook het logo van Sité vermeld. De ondergetekende was bovendien – ingevolgde de onbetwiste stellingen van Sité en Vista College – tevens bestuurder van Sité en was bevoegd om Sité in rechte te vertegenwoordigen. Daarnaast is niet betwist dat Sité reeds vóór 4 juni 2019 de beëindiging telefonisch met [eiser] heeft besproken zodat ervan uit wordt gegaan dat Sité op de hoogte was van zowel de inhoud als de verzending van de voornoemde aanzegginsbrief.

4.5.

Ervan uitgaande dat Sité de werkelijke werkgever van [eiser] is geweest, geldt ter zake van de toepasselijkheid van de cao MBO het volgende. De cao MBO is slechts van toepassing op werknemers die een arbeidsovereenkomst hebben met een werkgever zoals bedoeld in artikel 1.1 onder punt ff van de cao MBO (zie ook r.o. 2.8). Sité behoort krachtens artikel 1.1.1. onderdeel w van de WEB (Wet educatie en beroepsonderwijs) niet tot die werkgevers zodat volledige toepassing van de cao is uitgesloten.

4.6.

Gelet op bovenstaande overwegingen, strandt de vordering van [eiser] om voor recht te verklaren dat Vista College zijn werkelijke werkgever is geweest en dat de cao MBO op zijn arbeidsovereenkomst van toepassing was.

Functiewaardering: onderwijsondersteuner B of docent LB?

4.7.

Partijen verschillen ook van mening omtrent de vraag of [eiser] in dienst is geweest als onderwijsondersteuner of als docent LB. Docent LB valt immers binnen een hogere loongroep.

4.8.

Hetgeen partijen ter zake van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, functiewaardering, de door [eiser] verrichte werkzaamheden en zijn basisloon hebben gesteld, leidt niet tot de conclusie dat [eiser] als docent LB heeft gefunctioneerd en dat hij recht heeft op loon conform carrièrepatroon docent LB.

4.9.

Als uitgangspunt geldt allereerst hetgeen partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met elkaar zijn overeengekomen. Werkgever en werknemer worden geacht op dat moment met elkaar in overleg te treden over de uit te voeren werkzaamheden en de kennis en ervaring van de werknemer. Partijen dienen samen te beoordelen tot welke functie de uit te oefenen werkzaamheden behoren en welk loon daartegenover staat op grond van de loongroepen in de cao.

4.10.

Door ondertekening van de arbeidsovereenkomst wordt verondersteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de functie en het bijbehorende salaris. [eiser] heeft gelet op zijn stelling dat hij gereageerd heeft op een vacature voor onderwijsondersteuner op ROC en gelet op de tekst van de arbeidsovereenkomst, die van een latere datum is dan de aan hem op 17 juli 2017 vanuit de personeelsadministratie van ROC verzonden mail, ingestemd met het werk als onderwijsondersteuner B en het daarbij horende salaris. Die afspraak is vervolgens op 15 juli 2018 bestendigd bij de voortzetting van zijn dienstverband. Tijdens de gehele duur van het dienstverband heeft [eiser] zich niet beklaagd over zijn salaris in relatie tot de door hem verrichte werkzaamheden. Pas na beëindiging van het dienstverband, en wel in november 2019 (productie 7 dagvaarding), heeft hij schriftelijk te kennen gegeven het niet eens te zijn met het door hem tijdens zijn dienstverband genoten salaris. Niet valt in te zien waarom hij gedurende zijn dienstverband dat nooit aan de orde heeft gesteld, waarom hij pas na kennisneming van de schriftelijke beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst aan Sité en Vista College te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de wijze waarop zijn arbeidsovereenkomst is uitgevoerd en waarom hij zich pas een paar maanden later tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar heeft gewend.

4.11.

De kantonrechter begrijpt dat de functiewaardering van [eiser] is geschied op basis van de functie-eisen van onderwijsondersteuner B, de door [eiser] genoten opleidingen en zijn werkervaring. Vast staat dat [eiser] niet over de benodigde opleidingen beschikte en dat hij daarom niet als docent LB kon worden aangesteld. Bovendien hebben Sité en Vista College onbetwist gesteld dat zij [eiser] geen perspectief voor iets anders hebben gegeven en dat zij hem ook niet als zij-instromer hebben aangesteld omdat de wettelijke kaders voor zij-instroom van een langdurige inzet in de rol van docent uitgaan: iets wat bij [eiser] niet aan de orde is geweest.

4.12.

Het is heel goed mogelijk dat de taken en verantwoordelijkheden gedurende de looptijd van een dienstverband veranderen en verzwaren zodanig dat op enig moment kan worden gesproken van een structurele en substantiële wijziging van de functie als gevolg waarvan de werknemer in een ander functieprofiel valt en aanspraak kan maken op loonsverhoging. Dat daar sprake van is, is in deze zaak echter niet in rechte vast komen te staan. Het is wellicht wel de wens en de behoefte van [eiser] geweest om als docent LB te werken en daarnaar beloond te worden maar zijn betoog en de onderbouwing daarvan zijn in het licht van de gemotiveerde betwisting van Sité en Vista College onvoldoende om te concluderen dat zijn werkzaamheden, bij aanvang van zijn dienstverband of op enig moment nadien, van zodanige aard waren dat deze binnen de functie van docent LB en een andere loongroep dienden te vallen.

4.13.

De kantonrechter is het eens met Sité en Vista College dat de door [eiser] aangehaalde resultaatgebieden (zie aanvullende productie van [eiser] van 19 oktober 2020), in ieder geval zes daarvan, ook passen bij de functie van onderwijsondersteuner B zodat de stelling van [eiser] dat hij binnen die resultaatgebieden werkzaam is geweest, niet zonder meer kan leiden tot de conclusie dat hij als docent LB heeft gefunctioneerd.

4.14.

Verder kan uit hetgeen Sité en Vista College gemotiveerd hebben gesteld en uit het door hen overgelegde verslag van 15 maart 2019 (productie 7 antwoordconclusie van Sité en Vista College) worden opgemaakt dat [eiser] niet volledig en zelfstandig als docent LB functioneerde maar dat hij onder eindverantwoordelijkheid van de heer [naam onderwijskundig leider] , onderwijskundig leider, viel. Uit dat verslag blijkt in ieder geval dat [eiser] niet alleen twee keer is bezocht door de heer [naam onderwijskundig leider] maar dat hij met de heer [naam onderwijskundig leider] ook overleg heeft gehad ter zake van de toetsen van de leerlingen. Verder kan ook uit de door Sité en Vista College overgelegde mail van 27 augustus 2018 (productie 6 conclusie van antwoord) worden opgemaakt dat [eiser] kennelijk door zowel mevrouw [naam] als door de heer [naam onderwijskundig leider] werd aangestuurd en onder hun verantwoordelijkheid viel.

4.15.

Voorts is ook niet vast komen te staan dat [eiser] theorielessen heeft verzorgd of een theorietoets voor het vak sportmassage heeft gemaakt. Die stelling is in het licht van hetgeen Sité en Vista College onbetwist hebben gesteld, namelijk dat [eiser] zich ziek heeft gemeld en dat een andere docent toen in het bijzijn van andere collega’s de toetsen heeft afgenomen, te mager en niet onderbouwd.

4.16.

Evenmin is niet vast komen te staan dat [eiser] voor het vak sportmassage zelf een alternatief stageprogramma heeft opgezet. Blijkens de stellingen van Sité en Vista College kent het vak sportmassage geen stage, wat [eiser] ook met zoveel woorden heeft bevestigd ter mondelinge behandeling.

4.17.

De vermelding van [eiser] als docent op een getuigschrift is eveneens onvoldoende om daaruit af te leiden dat [eiser] daadwerkelijk als docent heeft gefunctioneerd. De kantonrechter begrijpt dat de in het kader van het vak sportmassage afgegeven getuigschrift een verklaring is voor de leerlingen van Vista College waaruit kan worden opgemaakt dat zij het onderdeel sportmassage van de opleiding met goed gevolg hebben afgrond en dat voor de verklaring een bestaand format is gebruikt waarop het woord “docent” is vermeld. Die verklaring zegt dus niets over de feitelijk door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden.

4.18.

Nu niet is vast komen te staan dat [eiser] in de volle breedte als docent LB werkzaam is geweest, kan de kantonrechter niet anders dan oordelen dat [eiser] geen recht heeft op loon behorende bij de functie van docent LB. Zijn vordering om voor recht te verklaren dat hij over de periode 1 september 2017 tot 13 juli 2019 recht heeft op een loon conform carrièrepatroon docent LB en salarisnummer LB12 zal daarom worden afgewezen.

4.19.

Gelet op bovenstaande zal ook worden afgewezen de vordering van [eiser] om Sité dan wel Vista College, dan wel beiden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 12.200,03 bruto achterstallig loon.

4.20.

De subsidiaire vordering om Sité dan wel Vista College, dan wel beiden hoofdelijk te verplichten de functie van [eiser] in de periode 1 september 2017 tot 13 juli 2019 opnieuw te beschrijven conform de opgedragen taken en deze vervolgens te waarderen op grond van FUWA mbo, zal ook worden afgewezen nu de functie van [eiser] reeds bij het aangaan van zijn arbeidsovereenkomst is beschreven en nu ook niet is vast komen te staan dat hij een andere dan de beschreven functie heeft uitgevoerd.

Overuren, nabetaling vakantie, opleidingskosten

4.21.

De vorderingen ter zake van de gestelde overuren / meeruren en niet genoten vakantieverlof zullen worden afgewezen omdat deze zijn gebaseerd op de onjuiste aanname dat [eiser] als docent LB heeft gefunctioneerd.

4.22.

De vordering ter zake van de gestelde opleidingskosten zal eveneens worden afgewezen nu deze ook gebaseerd is op de verkeerde aanname dat [eiser] als docent LB heeft gefunctioneerd en ook omdat niet is gebleken dat Sité of Vista College aan [eiser] een opleidingstraject heeft aangeboden. [eiser] heeft – zoals kan worden opgemaakt uit productie 6 conclusie van antwoord – geheel op eigen initiatief besloten om een eerstegraadslerarenopleiding te volgen. De gevolgen van die beslissing komen voor zijn rekening.

Verhoogd loon wegens vervangen docent LC

4.23.

[eiser] stelt dat hij recht heeft op verhoogd loon wegens waarneming van een docent LC. Sité en Vista College betwisten die stelling en voeren aan dat recht op verhoogd loon slechts bestaat in geval een hogere functie volledig wordt waargenomen.

4.24.

De kantonrechter oordeelt dat uit de tekst van artikel 6.8 cao MBO (zie r.o.2.8.) ondubbelzinnig kan worden opgemaakt dat slechts bij volledig waarnemen van een werknemer met een hogere functie, recht op een verhoogd salaris bestaat. Nu de kantonrechter hiervoor heeft vastgesteld dat niet is gebleken dat [eiser] in de volle breedte als docent LB heeft gefunctioneerd, is daarmee gegeven dat hij evenmin als docent LC kan hebben gefunctioneerd. Ook de vordering ter zake van betaling van € 30.561,36 bruto aan achterstallige toeslag voor de vervanging van een docent LC zal daarom worden afgewezen.

Bovenwettelijke werkloosheidsuitkering

4.25.

[eiser] heeft gesteld dat hij op grond van artikel 8 Waadi en op grond van artikel 3.5 cao Mbo recht heeft op bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. De uitsluiting zoals opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst is volgens hem in strijd met artikel 3.5 cao. Sité en Vista College hebben dat betwist en gesteld dat die uitsluiting rechtsgeldig is.

4.26.

Zoals reeds onder r.o. 4.5. is overwogen, is de cao MBO niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen Sité en [eiser] . Sité heeft de cao echter, met uitzondering van een aantal bepalingen waaronder de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. Een dergelijke uitzondering in een payrollovereenkomst is gelet op r.o. 5.10 in de uitspraak van het hof Den Bosch van 27 augustus 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:3181) rechtsgeldig zodat het verweer van Sité en Vista College slaagt. Ook treft doel het verweer dat de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering geen arbeidsvoorwaarde is zoals bedoeld in artikel 8 Waadi zodat schending van die bepaling ook niet aan de orde is.

4.27.

De vordering van [eiser] om voor recht te verklaren dat de in de cao MBO opgenomen bovenwettelijke werkloosheidsregeling onverkort van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met Sité zal, gelet op bovenstaande overwegingen, ook worden afgewezen.

Wettelijke verhoging

4.28.

De vordering van [eiser] ter zake van de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW zal het lot van de voorgaande afgewezen vorderingen volgen nu voor toewijzing daarvan geen grond aanwezig is.

4.29.

De overige door partijen ingenomen stellingen en weren worden niet besproken omdat bespreking daarvan niet tot een ander oordeel kan leiden.

Proceskosten

4.30.

[eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Sité en Vista College worden begroot op € 2.180,00 (2,5 x tarief € 872,00) aan salaris gemachtigde. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf twee weken na betekening van dit vonnis.

De nakosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing nader bepaald.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Sité en Vista College gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 2.180,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Sité en Vista College, volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,

- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,

5.4.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.

NZ

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.