Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 26 januari 2021
in de zaak van:
[eiseres]
,
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde ARAG SE, mr. I.M.J.J. Dewarrimont
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEDERLANDS OPLEIDINGSBUREAU B.V.,
gevestigd te Roermond,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. S.H.O. Aben.
Partijen worden hierna genoemd [eiseres] en NOB.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 tot en met 10
-
de brief d.d. 5 januari 2021 met producties 11 en 12 van [eiseres]
-
de brief d.d. 8 januari 2021 met producties 1 tot en met 10 van NOB
-
de twee brieven van 11 januari 2021 van NOB met producties 11 en 12 (en een verklaring van de huisarts)
- de op 12 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling
- de pleitnota van mr. Aben
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] is op 19 maart 2016 in dienst getreden bij NOB in de functie van verkeersregelaar laatstelijk tegen een loon van € 9,70 bruto per uur exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst is inmiddels aangegaan voor onbepaalde tijd. [eiseres] werkt gemiddeld 12 uur per week. Zij voert deze werkzaamheden voornamelijk uit in de weekenden en incidenteel op een (Duitse) feestdag.
2.2.
[eiseres] in ook in dienst bij Remedica in de functie van informatrice (parttime). Zij voert deze functie doordeweeks uit op oproepbasis. Zij werkt reeds meer dan 20 jaar bij Remedica. NOB is op de hoogte van dit dienstverband.
2.3.
[eiseres] heeft zich op 12 oktober 2019 ziek gemeld vanwege fysieke klachten.
2.4.
In december 2019 en februari 2020 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat [eiseres] mogelijkheden heeft om passend werk te verrichten bij NOB. Ook heeft de bedrijfsarts aangegeven dat [eiseres] gelet op haar fysieke beperkingen wel arbeidsgeschikt is voor haar werkzaamheden bij Remedica.
2.5.
NOB heeft [eiseres] gevraagd om door de weeks te re-integreren, omdat dan passende werkzaamheden beschikbaar zijn.
[eiseres] heeft aan NOB laten weten alleen in de weekenden beschikbaar te zijn voor re-integratie in verband met haar andere baan.
2.6.
Nadat Remedica aan [eiseres] heeft laten weten dat in verband met de coronapandemie tijdelijk geen werkzaamheden kunnen worden verricht, heeft [eiseres] daarop in april 2020 aan NOB laten weten tijdelijk (tot het moment dat zij weer kan werken bij Remedica) beschikbaar te zijn voor re-integratie werkzaamheden doordeweeks. [eiseres] is toen ook gestart met de re-integratiewerkzaamheden.
2.7.
In juni 2020 is [eiseres] gestart met een baan bij het ziekenhuis in Roermond.
2.8.
Op 31 augustus 2020 heeft [eiseres] aan NOB laten weten dat zij per 2 september 2020 weer kan starten bij Remedica en om die reden niet meer doordeweeks kan re-integreren.
2.9.
Bij brief van 23 september 2020 heeft de gemachtigde van NOB [eiseres] gesommeerde de re-integratiewerkzaamheden te hervatten uiterlijk 25 september 2020 op straffe van loonstaking. Volgens NOB heeft [eiseres] geen tijd meer voor het verrichten van re-integratiewerkzaamheden door de week, gelet op haar nieuwe baan in het ziekenhuis.
2.10.
Bij brief van 24 september 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan de gemachtigde van NOB laten weten dat doordeweeks re-integreren niet mogelijk is, omdat [eiseres] haar werkzaamheden weer kan verrichten bij Remedica. Het niet doordeweeks kunnen re-integreren heeft niets te maken met haar baan bij het ziekenhuis. [eiseres] blijft bereid tot re-integratie in de weekenden.
2.11.
Bij brief van 29 september 2020 heeft de gemachtigde van NOB aan de gemachtigde van [eiseres] laten weten dat de loonbetaling gestopt wordt.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - :
veroordeling van NOB tot betaling van € 659,60 bruto aan achterstallig loon/ziekengeld over de maanden september en oktober 2020, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
veroordeling van NOB tot betaling van € 504,40 bruto per maand vanaf november 2020 tot einde dienstverband, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
veroordeling van NOB tot afgifte van salarisspecificaties, op straffe van een dwangsom;
veroordeling van NOB tot betaling van incassokosten van € 98,94;
veroordeling van NOB in de proces- en nakosten.
3.2.
NOB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
[eiseres] heeft een loonvordering (tijdens ziekte) ingesteld. Gelet op de aard van deze vordering is er sprake van spoedeisend belang.
4.2.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of de loonvordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat, vooruitlopend daarop, (gedeeltelijke) toewijzing van die vordering bij wijze van voorlopige voorziening reeds nu gerechtvaardigd is. Van die situatie is hier sprake, omdat NOB naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte een loonstop heeft toegepast.
4.3.
NOB stelt de loonstop te hebben toegepast, omdat [eiseres] weigert doordeweeks te re-integreren.
4.4.
De inzet van [eiseres] als verkeersregelaar vindt plaats bij het Outletcenter in Roermond. Hoewel NOB dat aanvankelijk heeft ontkend is tijdens de mondelinge behandeling door haar erkend dat [eiseres] inderdaad in overwegende mate werkzaam was in de weekenden en daarnaast sporadisch op drukke dagen door de week, de zogenaamde “Duitse feestdagen”. Daarmee staat de door [eiseres] gestelde arbeidsomvang vast.
[eiseres] stelt dat zij alleen gehouden is om te re-integreren op de dagen dat zij altijd werkte. Daarnaast stelt zij dat re-integratie doordeweeks niet mogelijk is, vanwege haar twee andere parttimebanen (ziekenhuis en Remedica).
4.5.
Vraag is dus of [eiseres] gehouden kan worden om doordeweeks te re-integreren. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Gaandeweg heeft zich een vast arbeidspatroon ontwikkelt dat vervolgens de overeengekomen arbeid is geworden. Daaraan doet niet af dat de oorspronkelijke overeenkomst de mogelijkheid bood om [eiseres] gedurende de hele week op te roepen. De praktijk was immers dat dat niet gebeurde. De re-integratie zal naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel moeten plaatsvinden op de momenten dat [eiseres] haar werkzaamheden heeft uitgevoerd, derhalve in de weekenden. Dat klemt temeer als het gaat om “kleine banen”, die op zich onvoldoende zijn om in het levensonderhoud te voorzien. Werknemers die zo’n baan hebben moeten de mogelijkheid hebben om ook andere banen te kunnen accepteren zodat er voldoende inkomen kan worden gegenereerd om van te bestaan. Zeker als dat geen probleem oplevert voor de werkgever als de werknemer gewoon aan het werk is vermag de kantonrechter niet in te zien waarom dat anders zou zijn als de werknemer moet re-integreren.
4.6.
In dit geval stelt NOB niet te beschikken over passend werk in het weekend maar wel door de week. ( [eiseres] moet zittend werk doen. NOB beschikt over kantoorwerk dat [eiseres] zittend kan doen, maar dat werk wordt alleen door de week gedaan). Denkbaar is dat goed werknemerschap met zich mee brengt dat de werknemer buiten de vaste werktijden moet re-integreren. Dat zal echter volledig van de feitelijke situatie afhankelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat die verplichting in dit geval in ieder geval niet op [eiseres] rust. [eiseres] heeft namelijk een groot belang bij weigering van het doordeweekse re-integreren. Namelijk het behoud van haar inmiddels twee andere parttimebanen, die zij als weduwe nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij is dan ook niet gehouden om doordeweeks te re-integreren. Dat NOB geen mogelijkheden (meer) heeft om [eiseres] te laten re-integreren in het weekend, maakt dit oordeel niet anders.
4.7.
NOB heeft erop gewezen dat de werkzaamheden bij Remedica als gevolg van de corona-pandemie sinds november 2020 wederom zijn gestopt. Daardoor is er voor [eiseres] ruimte ontstaan om in ieder geval gedurende de tijd dat zij anders voor Remedica werkzaam was bij NOB te re-integreren. Dat heeft zij eerder ook gedaan. Hiertegen heeft [eiseres] aangevoerd dat NOB in november 2020 al gestopt was met het betalen van het loon, zodat zij evenmin aan haar verplichting tot re-integratie hoeft te voldoen. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin. De Hoge Raad heeft namelijk in zijn arrest van 17 april 2020 geoordeeld: “De werknemer is derhalve in beginsel bevoegd de nakoming van re-integratieverplichtingen op te schorten als de werkgever niet voldoet aan zijn verbintenis tot loondoorbetaling tijdens ziekte, ook als deze door de werkgever niet nagekomen verbintenis ziet op reeds verstreken loonperioden.” (ECLI:NL:HR:2020:723). Als de werkgever derhalve ten onrechte het loon niet betaald heeft tijdens ziekte, zoals hier het geval is, mag de werknemer zijn verplichting tot arbeid in het kader van de re-integratie opschorten. Reeds om die reden hoeft [eiseres] niet te re-integreren buiten haar reguliere werktijd.
4.8.
De conclusie is dan ook dat NOB de loonstop ten onrechte heeft toegepast.
NOB dient het loon door te betalen met ingang van 29 september 2020.
4.9.
Subsidiair beroept NOB zich op artikel 7:629 lid 5 BW. Volgens NOB volgt uit dit artikel dat de inkomsten van [eiseres] , die zij in het ziekenhuis verdient, in mindering gebracht dienen te worden op het loon tijdens ziekte. De kantonrechter kan NOB hierin niet volgen.
Het aangehaalde artikel luidt: “(..)Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.”
Uit dit artikel volgt dat inkomsten uit werkzaamheden die een werknemer tijdens zijn ziekte heeft verworven, in mindering gebracht dienen te worden op het loon. Een beperking echter is dat neveninkomsten die de werknemer ook zou hebben verworven wanneer de werknemer niet ziek was geweest, niet mogen worden geminderd. Van die situatie is hier sprake. [eiseres] verricht immers doordeweeks de werkzaamheden in het ziekenhuis, zijnde de momenten dat zij geen verplichting heeft tot re-integratie en/of het verrichten van werkzaamheden bij NOB.
4.10.
Dit alles betekent dat NOB het loon zoals door [eiseres] gevorderd dient te betalen.
Haar loonvordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Dit geldt ook voor de door haar gevorderde wettelijke rente die verschuldigd is als gevolg van de vertraging in de betaling van het loon.
4.11.
De wettelijke verhoging is bij niet tijdige betaling van het loon verschuldigd indien de niet tijdige betaling aan de werkgever kan worden toegerekend. Aangezien NOB onterecht het loon heeft stopgezet en zij verder geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot een andere conclusie (lees: in dit geval overmacht), is daarvan sprake en is NOB de verhoging verschuldigd.
NOB heeft aangevoerd dat de maximale verhoging slechts gerechtvaardigd is bij ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Volgens NOB is daarvan geen sprake zodat de verhoging in ieder geval gematigd dient te worden. De kantonrechter zal NOB niet volgen in haar verzoek tot matiging.
[eiseres] heeft voorafgaand aan de loonstop al aangegeven waarom zij van mening was dat zij alleen tijdens de reguliere werktijden hoefde te re-integreren. Toen zij wegens uitval van (een deel van) haar andere werkzaamheden feitelijk toch in staat bleek te zijn om door de week te re-integreren heeft zij dat ook gedaan, tot het moment waarop die werkzaamheden weer verricht moesten worden. Ten onrechte heeft NOB daar geen genoegen mee genomen. Zou [eiseres] aan de druk van NOB hebben toegegeven, dan zou zij een andere baan hebben moeten opzeggen. De kantonrechter vindt dat kwalijk en hij ziet daarom geen aanleiding om de toe te kennen verhoging te matigen.
4.12.
De gevorderde afgifte van de loonstroken zal worden toegewezen, met dien verstande dat aan de veroordeling geen dwangsom zal worden verbonden.
De kantonrechter heeft geen reden om te twijfelen aan de bereidheid van NOB tot het voldoen aan deze veroordeling.
4.13.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Anders dan NOB aanvoert, heeft [eiseres] voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.14.
NOB zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
-
dagvaarding € 108,54
-
griffierecht 236,00
-
salaris gemachtigde 720,00
totaal € 1.064,54
4.15.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.
4.16.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5 De beslissing
De kantonrechter in kort geding.
5.1.
veroordeelt NOB om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen:
5.1.1. € 659,60
bruto aan achterstallig loon/ziekengeld over de maanden september en
oktober 2020, onder verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties;
5.1.2. € 504,40
bruto per maand vanaf november 2020 tot einde dienstverband, onder
verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties;
5.1.3.
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over 5.1.1. en 5.1.2.;
5.1.4.
de wettelijke rente over 5.1.1. en 5.1.2. vanaf de respectieve data van verzuim tot
de dag van algehele betaling;
5.1.5. € 98,94
aan incassokosten;
5.2.
veroordeelt NOB in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 1.064,54,
5.3.
veroordeelt NOB onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: NO
coll:
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: