3.1.
[eisende partij] vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. bepaalt dat [eisende partij sub 1] met ingang van de datum van het vonnis medehuurder zal zijn van de huurwoning staande en gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats] ,
b. Heemwonen veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.1.
[eisende partij] leggen primair aan hun vordering ten grondslag dat Heemwonen ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst met [eisende partij sub 2] een toezegging heeft gedaan, inhoudende dat [eisende partij sub 1] op een later tijdstip medehuurder zou worden. Ten tijde van het tekenen van de huurovereenkomst is door [eisende partij sub 2] kenbaar gemaakt dat het de bedoeling was dat [eisende partij sub 1] medehuurder zou worden. Daarop heeft medewerker van Heemwonen gereageerd met de woorden “dat komt later wel”. In die woorden is een toezegging op het verzoek gelegen. Voorts waren [eisende partij] in de veronderstelling dat [eisende partij sub 1] op een later tijdstip medehuurder zou worden, daar Heemwonen niet afwijzend heeft gereageerd op het verzoek met de woorden “dat komt later wel”.
3.2.2.
Subsidiair stellen [eisende partij] dat aan de vereisten van artikel 7:267 lid 1 BW voor het verlenen van medehuurderschap is voldaan en zich geen van de in artikel 7:267 lid 3 BW genoemde afwijzingsgronden voordoen. Daartoe voeren [eisende partij] aan dat:
- [eisende partij sub 1] al zijn hele leven bij [eisende partij sub 2] woont, en sinds 22 mei 2018 ook met haar in het gehuurde is getrokken,
- [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] een gemeenschappelijke huishouding voeren,
- [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] in gelijke mate meebetalen aan de woonlasten en sprake is van financiële vervlechting,
- [eisende partij sub 1] niet van plan is om op zichzelf te gaan wonen,
- [eisende partij sub 1] [eisende partij sub 2] verzorgt vanwege gezondheidsproblemen,
- [eisende partij sub 1] moeilijk alleen kan wonen, omdat hij psychisch beperkt is. [eisende partij sub 1] werkt bij WOZL (zijnde een sociale werkvoorziening) voor vier uur per dag,
- [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] lief en leed met elkaar delen,
- het inkomen van [eisende partij sub 1] voldoende financiële waarborg biedt voor de betaling van de maandelijkse huurpenningen,
3.3.1.
Er is tijdens het tekenen van de huurovereenkomst niet kenbaar gemaakt dat [eisende partij sub 1] medehuurder wilde worden. Een dergelijk verzoek is niet gedaan, en er is dan ook niet op dit verzoek gereageerd met de woorden “dat komt later wel”. [naam 4] die namens Heemwonen aanwezig was bij het tekenen van de huurovereenkomst met [eisende partij sub 2] , heeft - in navolging van het in de conclusie van antwoord ingenomen standpunt - tijdens de mondelinge behandeling (nogmaals) betwist dat er een toezegging zou zijn gedaan dat [eisende partij sub 1] op een later tijdstip medehuurder zou worden. Kinderen die meeverhuizen worden aangemerkt als mee verhuizers. Kinderen worden, dat is het beleid van Heemwonen, nooit als medehuurders aangemerkt. Dat [eisende partij sub 1] met [eisende partij sub 2] mee verhuisde naar het gehuurde was bekend, daarvoor hoefde ook geen aanvraag te worden ingediend. In aanloop naar de verhuur van het gehuurde aan [eisende partij sub 2] en ook ten tijde van het tekenen van de huurovereenkomst is [eisende partij sub 1] niet opgevoerd als medeverhuurder. Dit verzoek zou alleen al zijn afgewezen omdat het gehuurde een aangepaste woning betreft, bestemd voor een huurder met een WMO indicatie dan wel een 55 plusser.
3.3.2.
Voorts betwist Heemwonen dat voldaan is aan de voorwaarde voor medehuurderschap, als opgenomen in artikel 7:267 lid 1 BW. Er is ter zitting een begin gemaakt met de onderbouwing van een gemeenschappelijke huishouding, maar de duurzaamheid hiervan is niet aangetoond. Het enkele feit dat moeder en zoon onder één dak wonen is daarvoor onvoldoende. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de relatie tussen een ouder en kind naar zijn aard niet duurzaam is. Daarbij is voorts van belang dat [eisende partij sub 1] reeds zes jaren bij ‘Thuis in Limburg’ staat ingeschreven, hetgeen een sterke indicatie is dat [eisende partij sub 1] wellicht toch zal uitvliegen.
Verder betwist Heemwonen bij gebrek aan onderbouwing aan de zijde van [eisende partij sub 1] dat hij voldoende financiële waarborgen biedt tot het betalen van de huurpenningen voor het geval [eisende partij sub 2] kom te overlijden.
3.3.3.
Uiterst subsidiair is medehuurderschap naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het gehuurde betreft een levensloopbestendige woning, waarvan Heemwonen niet veel bezit. Na het overlijden van [eisende partij sub 2] dient de woning in eerste instantie te worden aangeboden aan kandidaten met een WMO-indicatie, dan wel bij gebrek daaraan aan een persoon die de leeftijd van minimaal 55 jaar heeft bereikt. [eisende partij sub 1] voldoet aan geen van beide criteria.