Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:3289

Rechtbank Limburg
28-04-2022
05-05-2022
9767393 CV EXPL 22-1529
Arbeidsrecht
Kort geding

Kort geding. Vordering in conventie afgewezen wegens ontbreken van spoedeisend belang. Vordering in reconventie te ruim en algemeen geformuleerd en reeds om die reden afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0499
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0499

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer 9767393 CV EXPL 22-1529

Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 28 april 2022

inzake

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,

wonend te [woonplaats] ,

eiser in conventie, verweerder in reconventie,

gemachtigde mr. A.H.M van den Broek,

t e g e n

de publiekrechtelijke rechtspersoon UNIVERSITEIT MAASTRICHT,

gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,

gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,

gemachtigde mr. G.W.J. Raaijmakers.

Partijen worden hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en UM genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding

  • -

    de conclusie van antwoord

  • -

    de pleitnota van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]

  • -

    de pleitnota van UM

  • -

    de mondelinge behandeling van 21 april 2022

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] , geboren op [geboortedatum] 1964, is sedert 1 januari 2001 in dienst bij UM in de functie van HR-adviseur. Op het dienstverband is de Collectieve Arbeidsovereenkomst Nederlandse Universiteiten (Cao NU) van toepassing.

2.2.

In 2017 heeft er een kwaliteitsslag binnen de afdeling HR plaatsgevonden, genaamd HR 2.0. De wijzigingen binnen de UM verlangden andere vaardigheden en taken van een HR-adviseur. In dat kader is er een leergang van twee jaar voor alle HR-adviseurs ingezet.

2.3.

Op 11 december 2019 is aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld dat de gewenste ontwikkeling niet tot uiting is gekomen in de wijze waarop hij zijn functie als HR-adviseur binnen de faculteit SBE en binnen de centrale HR-afdeling vervult gedurende de afgelopen twee jaar. In de ogen van UM voldoet [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan de verwachtingen en nieuwe eisen zoals gesteld aan de HR-adviseur 2.0.

2.4.

Vervolgens is er op initiatief van UM een verbetertraject gestart omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan de verwachtingen voldeed. Het ingezette verbetertraject heeft volgens het UM niet het gewenste resultaat opgeleverd.

2.5.

UM heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een aanbod gedaan voor ander passend werk binnen UM, welk aanbod [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geweigerd.

2.6.

Partijen zijn er niet in geslaagd het dienstverband via een minnelijke regeling te beëindigen.

2.7.

Op 24 augustus 2021 heeft UM bij de Arbeidsrechtbank te Luik een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. De zaak is vervolgens doorverwezen naar mediation. Het mediationtraject heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De mondelinge behandeling van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst staat 9 september 2022 gepland.

2.8.

Mevrouw [naam leidinggevende] , leidinggevende van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en directeur HR van UM, heeft aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te kennen gegeven dat zijn functie met ingang van 1 oktober 2021 is ingevuld door een andere HR-adviseur.

2.9.

Bij e-mailbericht van 14 oktober 2021 deelt mevrouw [naam leidinggevende] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mee:

“(…) [naam 1] werkt in de komende weken. Vanaf 1 november wordt zij eerste aanspreekpunt van de verschillende vakgroepen samen met [naam 2] . Je kunt ondersteunen op de achtergrond, maar zoals ook eerder uitgesproken je taken als adviseur houden op.

Ik zou je vooral willen vragen om je te richten op andere mogelijkheden buiten de afdeling en/of de universiteit. (…)”

2.10.

Bij brief van 23 februari 2022 heeft UM aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meegedeeld dat hij met ingang van 1 maart 2022 is ontheven uit zijn functie als HR-adviseur en dat hem tijdelijk andere werkzaamheden zullen worden opgedragen.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van UM:

  • -

    om binnen één week na het vonnis aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te berichten dat de mededelingen die aan hem door UM per brief van 23 februari 2022 zijn gedaan, te weten dat hij per 1 maart 2022 uit zijn functie van HR-adviseur zal worden ontheven en dat aan hem tijdelijk andere werkzaamheden zullen worden opgedragen, door UM worden ingetrokken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat UM één week na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijft;

  • -

    tot betaling van de proceskosten.

3.2.

UM heeft verweer gevoerd.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

in reconventie

3.4.

UM vordert dat de kantonrechter [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een verplichting tot geheimhouding oplegt ten aanzien van alle stukken, ontwikkelingen, correspondentie, mededelingen en andere informatie die betrekking hebben op de ontslagprocedure van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere keer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze plicht tot geheimhouding overtreedt, alsmede [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

3.5.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft verweer gevoerd.

3.6.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter en toepasselijk recht

4.1.

Aangezien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in België woonachtig is en UM in Nederland is gevestigd, draagt deze zaak een internationaal karakter. De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Dat betekent dat de kantonrechter ook als partijen dit niet ter discussie stellen, moet beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk rechtsstelsel van toepassing is.

4.2.

Nu UM in Nederland gevestigd is, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 2 EEX-Vo en artikel 2 juncto artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rechtsmacht toe. Nu UM in Maastricht gevestigd is en de vordering betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst (aardvordering), is de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd.

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is. Gelet op hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd zal ook de kantonrechter daarvan uitgaan.

in conventie

4.4.

Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vordering. Het antwoord op deze vraag luidt naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend.

4.5.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij op korte termijn duidelijk wil hebben of zijn functie per 1 maart 2022 rechtsgeldig is gewijzigd. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wenst dat de situatie van vóór 1 maart 2022 wordt hersteld, zodat hij spoedeisend belang heeft bij de vordering. UM betwist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vordering.

4.6.

Nu bij gelegenheid van de mondelinge behandeling geen andere omstandigheden zijn aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de gestelde omstandigheden niet van dien aard zijn, dat op dit moment sprake is van een situatie, die zodanig acuut of ernstig is dat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] oefent immers de functie van HR-adviseur al niet meer uit sinds 1 oktober 2021. Bij brief van 23 februari 2022 is deze situatie enkel geformaliseerd. Waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] er voorts voor gekozen heeft om eerst in april 2022 – zes maanden nadat hij feitelijk niet meer werkzaam is als (volwaardig) HR-adviseur – tegen deze gang van zaken te ageren, kan niet gezegd worden dat hij voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. In ieder geval is dit belang van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in gewicht afgenomen naar mate de tijd verder is verstreken. Het had meer voor de hand gelegen indien hij direct na of kort nadat op 1 oktober 2021 zijn formatieplaats binnen het team van HR-adviseurs werd ingevuld door een nieuwe HR-adviseur had geageerd daartegen.

4.7.

Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden afgewezen met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van UM worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

in reconventie

4.8.

De kantonrechter acht deze vordering veel te ruim en algemeen geformuleerd en zal de vordering reeds om die reden afwijzen. UM zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5 De beslissing

De kantonrechter

in conventie

5.1.

wijst de vordering af,

5.2.

veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van UM tot op heden begroot op € 747,00 salaris gemachtigde,

in reconventie

5.3.

wijst de vordering af,

5.4.

veroordeelt UM in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 747,00 salaris gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.

CJ

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.