2.1.
De stichtingen vorderen Moppie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om:
- aan Ras te betalen € 2.581,46, bestaande uit € 2.173,60 aan hoofdsom, € 13,35 aan vervallen wettelijke handelsrente en € 394,51 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 2.173,60 vanaf 8 september 2021, alsmede de kosten van het salaris gemachtigde,
- aan Bpf Schoonmaak te betalen € 31.575,65, bestaande uit € 26.586,95 aan hoofdsom, € 163,16 aan vervallen wettelijke handelsrente en € 4.825,54 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 26.586,95 vanaf 8 september 2021, alsmede de kosten van het salaris gemachtigde,
- aan de stichtingen te betalen het griffierecht.
2.2.
De stichtingen leggen aan hun vordering ten behoeve van RAS ten grondslag dat Moppie valt onder de Collectieve Arbeidsovereenkomst in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en dat de verplichting tot betaling van premies van het RAS rechtstreeks hieruit voortvloeit. Moppie heeft deze premies, ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten.
2.3.
De stichtingen leggen aan hun vordering ten behoeve van Bpf Schoonmaak ten grondslag dat Moppie een onderneming voert die valt onder de werkingssfeer van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Moppie is op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet bpf) gehouden tot betaling van de voor haar werknemers krachtens die verplichtstelling verschuldigde premies. Moppie heeft de verschuldigde premies, ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten.