Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:4127

Rechtbank Limburg
25-05-2022
27-06-2022
9809027 CV EXPL 22-1793
Civiel recht
Kort geding

Kort geding – schending non concurrentiebeding

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0726
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0726

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 9809027 CV EXPL 22-1793

Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 25 mei 2022

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WELLING CARS BV,

gevestigd te Heerlen,

eisende partij,

gemachtigde mr. S. Blom,

tegen

[gedaagde] ,

wonend [adres] ,

[woonplaats] ,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. R.C. Breuls.

Partijen zullen hierna Welling en [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding met producties 1 t/m 21

  • -

    de brief van 9 mei 2022 van [gedaagde] met producties 1 t/m 3

  • -

    de mondelinge behandeling gehouden op 12 mei 2022. Bij die gelegenheid hebben partijen elk spreekaantekeningen ingebracht.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 september 2015 bij Welling in dienst getreden in de functie van Accountmanager zakelijke markt, in de vestiging van Welling in Heerlen.

2.2.

Welling is een bedrijf dat diensten levert op het gebied van (bedrijfs)auto’s en aanverwante artikelen. Zij heeft acht vestigingen. Welling richt zich op de lease en/of verkoop van personenauto’s en (bedrijfs)auto’s op de zakelijke markt.

2.3.

In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst staat het volgende beding:

Non-concurrentiebeding

1. Het is de werknemer verboden binnen een tijdvak van 2 jaar na beëindiging der dienstbetrekking binnen een kring met Heerlen als middelpunt en met een straal van 20 km, in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever en/of met haar gelieerde ondernemingen te vestigen, te drijven, mede te drijven, of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin enig aandeel van welke aard ook te hebben, zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever.

Voorts is het de werknemer verboden om gedurende een periode van 2 jaar na beëindiging van het dienstverband, direct of indirect in welke vorm dan ook telefonisch of schriftelijk contact te onderhouden, bezoeken af te leggen, onderhandelingen te voeren, zaken te doen etc. met oude en/of bestaande relaties van werkgever en/of met haar gelieerde ondernemingen.

2. Onder “oude en bestaande relaties” worden in elk geval verstaan al die relaties waarmee de werkgever in de loop van 2 jaar voorafgaande aan het einde van het dienstverband zakelijke overeenkomsten heeft gesloten en/of onderhandelingen heeft gevoerd.

Voorts vallen onder dit begrip alle relaties aan wie in de loop van 2 jaar voorafgaande aan het einde van het dienstverband offertes zijn uitgebracht en/of relatiegeschenken zijn verstuurd, alsmede alle (ex-)werknemers van werkgever en/of met haar gelieerde ondernemingen.

3. Bij overtreding van het in de voorgaande leden bepaalde is de in artikel 13 neergelegde boeteclausule van toepassing.

2.3.1.

Artikel 13 luidt:

Boete

Door de enkele overtreding en/of niet nakoming van het in de artikel 9 tot en met 12 bepaalde is de werknemer van rechtswege in gebreke en verbeurt hij een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van Euro 5.000,- per overtreding, alsmede een bedrag van Euro 500,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt (…).

2.4.

De arbeidsovereenkomst bevat in artikel 11 een geheimhoudingsbeding.

2.5.

[gedaagde] heeft op 31 januari 2022 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 maart 2022. In de ontslagbevestiging van 1 februari 2022 is [gedaagde] door Welling gewezen op het non-concurrentiebeding, de geheimhoudingsplicht en de bijbehorende boeteclausule.

2.6.

[gedaagde] heeft op enig moment op de functie van Accountmanager zakelijke markt bij autohandelaar [naam 1] te Heerlen gesolliciteerd.

2.7.

Bij brief van 7 februari 2022 heeft Welling [gedaagde] meegedeeld dat vernomen is dat [gedaagde] per 1 maart 2022 in dienst zal treden bij [naam 1] te Heerlen in de functie van Accountmanager zakelijke markt en dat dit [gedaagde] op grond van het non-concurrentie- en relatiebeding niet is toegestaan.

2.8.

[gedaagde] heeft op 18 februari 2022 hierop geantwoord dat hij per 1 maart 2022 in dienst treedt bij de [naam 1] Groep, maar dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een vennootschap in een gebied buiten de uitgesloten kring van Heerlen.

2.9.

Zowel de vennootschap [naam 1] Heerlen als [naam 1] Roermond valt onder de groep [naam 1] Automotive.

2.10.

[gedaagde] heeft op 25 februari 2022 een arbeidsovereenkomst ondertekend bij [naam 1] Roermond, gevestigd te Roermond. Het betreft de functie van Accountmanager zakelijke markt en de datum van indiensttreding is 1 maart 2022.

2.11.

In de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [naam 1] zijn bepalingen opgenomen over het non-concurrentiebeding tussen [gedaagde] en Welling:

17. Het non-concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst van de vorige werkgever dient door de werknemer te worden gerespecteerd. Eventuele boetes die voortvloeien uit foutief handelen van de werknemer dienst de werknemer zelf bij de vorige werkgever te voldoen (…).

18. Werkgever zal bezien of het non-concurrentiebeding kan worden beperkt dan wel kan worden afgekocht. (…)

19. Voor zover werknemer nog aan het non-concurrentiebeding is gehouden zal werkgever erop toezien dat werknemer zodanig te werk wordt gesteld dat hij niet in strijd handelt met het non-concurrentiebeding. Zodra werknemer bevrijd is van de verplichtingen voortvloeiende uit het non-concurrentiebeding bij zijn voormalige werkgever, wordt werknemer in Heerlen en omstreken tewerkgesteld.

2.12.

In opdracht van Welling heeft [naam 2] Bedrijfsrecherche een onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van het vermoeden van Welling dat [gedaagde] bij de concurrent, [naam 1] te Heerlen, werkzaam is. Geconstateerd is dat op een viertal werkdagen waarop observaties zijn verricht (22, 23, 29 en 31 maart 2022) [gedaagde] zijn dag begon bij [naam 1] te Heerlen en voor langere tijd aanwezig was in haar kantoorgebouw aldaar.

2.13.

Welling heeft [gedaagde] op 1 april 2022 gesommeerd de volgens haar reeds verbeurde boetes te betalen en zijn dienstverband per direct te beëindigen.

2.14.

[gedaagde] heeft hierop ontkend werkzaam te zijn voor de vestiging van [naam 1] te Heerlen. Hij zou slechts af en toe korte tijd in die vestiging aanwezig zijn.

2.15.

In een verklaring van 6 mei 2022 van de heer [naam commercieel directeur] , commercieel directeur [naam 1] Autogroep, staat:

Hierbij verklaar ik (…) dat [gedaagde] voor [naam 1] alleen werkzaamheden heeft uitgevoerd voor onze vestigingen Roermond en Venlo en het gebied Roermond, Weert en Venlo. De uren die [gedaagde] in onze hoofdvestiging in Heerlen aanwezig is geweest heeft [gedaagde] een stuk training gekregen van zijn collega om zich in te werken in de systemen en werkwijze van [naam 1] . Daarnaast heeft [gedaagde] in Heerlen deelgenomen aan de dagelijkse dagstart waarbij [gedaagde] zijn werkzaamheden in zijn rayon toelicht.

Al het telefonische contact met klanten betreffen klanten uit ons CRM systeem en zijn klanten van zijn rayon Roermond/Weert/Venlo. Hierbij is de locatie van waar de gesprekken gevoerd worden voor [naam 1] niet relevant, dit mag zelfs vanuit thuis.

Gezien het geldende concurrentiebeding hebben wij [gedaagde] verboden om klantencontact te hebben met klanten binnen een straal van 20 km van Heerlen. Als hij zich niet aan dit verbod houdt, komen de kosten die hieruit voortvloeien voor rekening van [gedaagde].

3. Het geschil

3.1.

Welling vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde] te veroordelen:

I. tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding uit de op 23 juli 2015 overeengekomen arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van

€ 5.000,00 per dag of per deel van een dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;

II. om met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden bij [naam 1] Heerlen B.V. te staken en gestaakt te houden, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;

III. tot betaling aan Welling van een voorschot op de verbeurde contractuele boetes c.q. schadevergoeding van € 31.387,16, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van vijf dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen tot de dag van algehele voldoening;

IV. tot betaling aan Welling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;

V. in de kosten van deze procedure.

3.2.

Welling legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] handelt in strijd met het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding.

3.3.

[gedaagde] voert verweer.

3.4.

Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4 De beoordeling

4.1.

Het spoedeisend belang vloeit - op een onderdeel na - voort uit de aard van de vorderingen, te weten de gestelde schending van het non-concurrentiebeding door [gedaagde] en de gestelde aantasting van de bedrijfseconomische positie van Welling.

4.2.

De kantonrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding slechts kan worden toegewezen indien het voorshands voldoende aannemelijk is dat een rechter deze vordering in een bodemprocedure zal toewijzen.

4.3.

[gedaagde] erkent - zo begrijpt de kantonrechter - dat bij de contractbesprekingen indertijd over het non-concurrentiebeding is gesproken. De stelling van [gedaagde] dat destijds evenwel zou zijn meegedeeld dat het concurrentiebeding slechts een formaliteit betrof en dat hij er bij opzegging van de arbeidsovereenkomst niet aan zou worden gehouden, is door Welling betwist en is dan ook niet aannemelijk. Daaraan zal worden voorbijgegaan.

4.4.

Bij de uitleg van het beding dient belang te worden gehecht aan de tekst van dat beding. Het is aan Welling, als de partij die het beding heeft opgesteld en als de partij die er een beroep op doet, om voldoende te stellen en onderbouwen op welk(e) deel/delen van het beding zij een beroep doet en hoe dat/die volgens haar moet(en) worden uitgelegd. Welling wijst daarbij met name op de zinsnede “daarin .. op enigerlei wijze werkzaam te zijn".

4.5.

Aannemelijk is dat [gedaagde] een viertal dagen in maart 2022 fysiek aanwezig is geweest in de vestiging van [naam 1] te Heerlen. In de door [gedaagde] zelf ingebrachte verklaring van de heer [naam commercieel directeur] is immers te lezen dat [gedaagde] daar heeft deelgenomen aan de “dagelijkse dagstart” en [gedaagde] heeft dat ter zitting ook erkend. [gedaagde] heeft desgevraagd verklaard dat deze dagstart inhoudt dat de hele businessunit (de collega’s van alle vestigingen, waaronder dus Heerlen en Roermond) iedere ochtend in de vestiging te Heerlen (fysiek of via een verbinding) bijeenkomt en dat ieder dan uitlegt dat wat hij de dag ervoor heeft gedaan en wat hij op die dag zelf gaat doen, zoals bijv. het bezoeken van klanten, het opstellen van offertes, het bellen naar klanten en het bespreken van vragen van klanten. Er worden bij die gelegenheid ervaringen tussen de collega’s uitgewisseld. Dit gebeurt uit praktische overwegingen altijd in de vestiging van [naam 1] in Heerlen omdat daar de meeste collega’s werkzaam zijn. Er worden daarna met de hele businessunit belrondes gehouden om potentiële klanten te werven. Dit gebeurt gezamenlijk omdat de insteek onderling competitief is. Ook daaraan heeft [gedaagde] op de werkdagen in maart dat hij bij [naam 1] Heerlen is gezien, deelgenomen. [gedaagde] stelt alleen te hebben gebeld met het rayon dat bij Roermond hoort. [gedaagde] stelt ten slotte dat hij, naar aanleiding van de bedenkingen van Welling, niet langer heeft deelgenomen aan de dagstarts en belsessies in de vestiging te Heerlen en dat hij een en ander nu telefonisch doet (de kantonrechter begrijpt: van huis uit). Wat daar verder ook van zij, in ieder geval de fysieke aanwezigheid van [gedaagde] in de vestiging van [naam 1] in Heerlen en het daar deelnemen aan de zo-even genoemde activiteiten met een commercieel karakter - waarvan aannemelijk is dat die (indirect) mede ten faveure van de vestiging Heerlen hebben gestrekt - leveren gemeten naar de Haviltex-maatstaf een overtreding op van het met Welling gesloten non-concurrentiebeding. Aannemelijk is daarbij dat [naam 1] Heerlen, welke vestiging binnen een afstand van minder dan 20 km van Welling is gelegen, een concurrent van Welling is.

4.6.

De vordering onder I is hiermee toewijsbaar - een belangenafweging kan niet tot een ander oordeel leiden - met dien verstande dat de dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. De vordering onder II heeft daarnaast geen zelfstandige betekenis en zal worden afgewezen. De vordering onder III komt voor toewijzing in aanmerking, zij het deels. De kantonrechter acht immers termen aanwezig om het voorschot op de verbeurde boete te matigen nu de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Daarbij neemt de kantonrechter de relatief beperkte overtreding door [gedaagde] van het non-concurrentiebeding in aanmerking - niet aannemelijk is dat hij rechtstreeks klanten in het verboden gebied heeft benaderd - en de daarmee vermoedelijk beperkt gebleven schade voor Welling. De kantonrechter zal alles afwegende een bedrag van € 10.000,00 als voorschot toewijzen. Voor zover Welling daarnaast een voorschot wenst op de kosten van [naam 2] bestaat daarbij geen spoedeisend belang. De vordering onder IV is niet toewijsbaar, gelet op hetgeen onder III zal worden toegewezen omtrent wettelijke rente.

4.7.

Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] verwezen in de kosten.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding

5.1.

veroordeelt [gedaagde] tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding uit de op

23 juli 2015 gesloten arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van

€ 2.500,00 per dag of per deel van een dag, dat [gedaagde] na betekening in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, met maximering van de te verbeuren dwangsommen op € 50.000,00;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Welling van een voorschot op de verbeurde contractuele boetes van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van vijf dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen tot de dag van algehele voldoening;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Welling gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 105,31 aan explootkosten, € 128,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris gemachtigde;

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.

NIv

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.