Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:469

Rechtbank Limburg
24-01-2022
23-02-2022
9610396 CV EXPL 21-6020
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. Arbeid. Loonvordering.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0244
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0244

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 9610396 CV EXPL 21-6020

Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 januari 2022

in de zaak van:

[eisende partij] ,

wonend [adres 1] ,

[woonplaats 1] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. A. Sarkis,

tegen:

[gedaagde partij] handelend onder de naam [handelsnaam],

wonend [adres 2] ,

[woonplaats 2] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het exploot van dagvaarding van 3 januari 2022 met producties 1 tot en met 17,

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 januari 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 15 juli 2021 is [eisende partij] in dienst getreden bij eenmanszaak [handelsnaam] . In de arbeidsovereenkomst staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 1 bij dagvaarding):

“(…)

Artikel 1 - Datum indiensttreding, functie en standplaats

1. Werknemer treedt op 15 juli 2021 bij Werkgever in dienst als [functie] . Met een contractduur van 1 jaar eindigend op 14 juli 2022. (…)

Artikel 6 - Werktijden en plaats werkzaamheden

1. De werknemer werkt 40 uur per week. (…)

Artikel 7 - Salaris en vakantietoeslag en overwerkvergoeding

1. Het brutosalaris bedraagt € 3.200 per maand.

2. Het salaris wordt telkens voor het einde van de loonbetalingsperiode uitbetaald onder inhouding van de wettelijke loonheffingen. (…)”

Tussen partijen is nader overeengekomen dat het salaris uiterlijk op de derde dag van de maand, volgend op de maand waarin de werkzaamheden zijn verricht, door [eisende partij] wordt voldaan.

2.2.

[gedaagde partij] heeft bij aanvang van het dienstverband [eisende partij] niet gevraagd het belastingformulier ‘Opgaaf gegevens voor de loonheffingen’ in te vullen en te ondertekenen.

2.3.

[gedaagde partij] heeft de lonen voor de maanden september en oktober 2021 te laat betaald. Het loon voor de maand september van € 2.499,83,- (netto) is op 11 oktober 2021 betaald (productie 7). Het loon voor de maand oktober van € 2.500,- (netto) is in drie termijnen betaald: op 13 november € 1.250,- (productie 10), op 22 november € 500,- en op 29 november € 750,- (productie 10).

2.4.

Op 18 november 2021 heeft [eisende partij] zich ziek gemeld.

2.5.

[eisende partij] heeft sinds zijn ziekmelding geen loon meer ontvangen.

3 De procedure

3.1.

[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [gedaagde partij] krachtens artikel 3:296 lid 1 BW veroordeelt om bij de Belastingdienst melding te maken van [eisende partij] als werknemer vanaf 15 juli 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- voor elke dag dat de melding niet dan wel niet correct is geschied,

II. [gedaagde partij] krachtens artikel 7:625 BW jo. 7:623 lid 1 BW veroordeelt om aan [eisende partij] te betalen de wettelijke verhoging van 10% over het brutobedrag van € 3.200,- over de maand september, de wettelijke verhoging van 20% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 1.250,- over de maand oktober, de wettelijke verhoging van 29% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 500,- over de maand oktober, de wettelijke verhoging van 34% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 750,- over de maand oktober, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen percentage en/of bedrag,

III. [gedaagde partij] krachtens artikel 7:629 lid 1 BW veroordeelt om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van 70% van het bruto maandloon van € 3.200,- naar rato over de periode 18 november 2021 tot en met 30 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW jo. 7:623 BW te berekenen vanaf 3 december 2021 tot de dag van uitbetaling van dit loongedeelte,

IV. [gedaagde partij] krachtens artikel 7:623 lid 1 BW veroordeelt om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van het bruto maandloon van € 3.200,- naar rato over de periode 1 november 2021 tot en met 17 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW jo. 7:623 BW te berekenen vanaf 3 december 2021 tot de dag van uitbetaling van dit loongedeelte,

V. [gedaagde partij] krachtens artikel 7:629 lid 1 BW veroordeelt om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van 70% van het bruto maandloon van € 3.200,- zolang de ziekte van [eisende partij] voortduurt,

VI. [gedaagde partij] veroordeelt om aan [eisende partij] te betalen de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de veroordeling in de proceskosten en de nakosten van deze procedure.

3.2.

[eisende partij] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde partij] het loon voor de maanden september en oktober 2021 te laat heeft betaald en [gedaagde partij] daarom de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7:625 BW verschuldigd is. [eisende partij] stelt dat over de periode 1 tot en met 17 november 2021 geen salaris is betaald, en dat ook nadien - na ziekmelding - door [eisende partij] (vanaf 18 november 2021) geen loonbetalingen hebben plaatsgevonden. Tevens stelt [eisende partij] dat hem niet is gebleken dat [gedaagde partij] hem bij de Belastingdienst als werknemer heeft aangemeld. [eisende partij] stelt dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.

3.3.

[gedaagde partij] erkent het te laat respectievelijk niet betalen van loon aan [eisende partij] . Het loon dient alsnog betaald te worden. Met de overige gevorderde bedragen is [eisende partij] het niet eens, omdat er geen sprake is van betalingsonwil. [gedaagde partij] geniet geen overheidssteun en door ziekte van [eisende partij] genereert [gedaagde partij] geen inkomen. Of [eisende partij] aangemeld is bij de Belastingdienst, weet [gedaagde partij] niet. Als [eisende partij] niet is aangemeld, dan moet dit alsnog gebeuren, aldus [gedaagde partij] . [gedaagde partij] stelt dat hij e-mails noch brieven heeft ontvangen en dan ook rauwelijks is gedagvaard.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4 De beoordeling

Spoedeisendheid

4.1.

Uit de stukken en de toelichting ter terechtzitting is gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van [eisende partij] , een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. Dit spoedeisend belang vloeit reeds voort uit de aard van de vordering nu het gaat om zijn maandelijkse inkomsten.

Melding Belastingdienst

4.2.

[gedaagde partij] voert geen verweer tegen de gevorderde melding bij de Belastingdienst. De kantonrechter zal het onder I gevorderde dan ook toewijzen, met dien verstande dat [gedaagde partij] binnen 7 dagen na vonnis melding dient te maken bij de Belastingdienst, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,- voor elke dag dat de melding niet dan wel niet correct is geschied. De dwangsom zal verder worden gemaximeerd.

Loon

4.3.

[gedaagde partij] erkent gehouden te zijn tot betaling van het loon, ook tijdens ziekte. De kantonrechter zal de betaling van het loon dan ook toewijzen als gevorderd.

Wettelijke verhoging

4.4.

De wettelijke verhoging is volgens artikel 7:625 BW verschuldigd indien de niet tijdige voldoening van het salaris aan de werkgever is toe te rekenen. De kantonrechter overweegt dat de niet tijdige voldoening van het salaris over de maanden september en oktober en over 1 tot en met 17 november 2021 toerekenbaar is aan [gedaagde partij] . De wettelijke verhoging als gevorderd zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat over de wettelijke verhoging - conform hetgeen in 7:625 BW is bepaald - niet de helft van het verschuldigde te boven zal gaan.

Tijdens de mondelinge behandeling beroept [gedaagde partij] zich op slechte bedrijfseconomische omstandigheden, maar laat na de financiële situatie te onderbouwen. De aangevoerde omstandigheden gegeven geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen.

Buitengerechtelijke incassokosten

4.5.

Voor toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten is het (onder meer) noodzakelijk dat [gedaagde partij] van die inspanningen van [eisende partij] om de vorderingen buiten rechte te incasseren kennis heeft kunnen nemen. [gedaagde partij] betwist dit. In het licht van die betwisting heeft [eisende partij] te weinig gesteld om voorshands aan te nemen dat de brieven van 2 en 15 december 2021 [gedaagde partij] wel hebben bereikt. In kort geding is geen ruimte voor een bewijsopdracht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden dan ook afgewezen.

Proceskosten

4.6.

[gedaagde partij] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op

- dagvaarding € 127,43

- griffierecht € 85,00
- gemachtigde salaris € 747,00

Totaal € 959,43

4.7.

De nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde partij] krachtens artikel 3:296 lid 1 BW om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis bij de Belastingdienst melding te maken van [eisende partij] als werknemer vanaf 15 juli 2021, op straffe van een dwangsom van € 200,- voor elke dag dat [gedaagde partij] in gebreke blijft de melding niet dan wel niet correct te maken, met een maximum van € 10.000,-,

5.2.

veroordeelt [gedaagde partij] krachtens artikel 7:625 BW jo. 7:623 lid 1 BW om aan [eisende partij] te betalen de wettelijke verhoging van 10% over het brutobedrag van € 3.200,- over de maand september, de wettelijke verhoging van 20% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 1.250,- over de maand oktober, de wettelijke verhoging van 29% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 500,- over de maand oktober en de wettelijke verhoging van 34% over het bruto equivalent van het nettobedrag van € 750,- over de maand oktober,

5.3.

veroordeelt [gedaagde partij] krachtens artikel 7:629 lid 1 BW om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van 70% van het bruto maandloon van € 3.200,- naar rato over de periode 18 november 2021 tot en met 30 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW jo. 7:623 BW (maximaal 50 % van het verschuldigde) te berekenen vanaf 3 december 2021 tot de dag van uitbetaling van dit loongedeelte,

5.4.

veroordeelt [gedaagde partij] krachtens artikel 7:623 lid 1 BW om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van het bruto maandloon van € 3.200,- naar rato over de periode 1 november 2021 tot en met 17 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW jo. 7:623 BW (maximaal 50 % van het verschuldigde) te berekenen vanaf 3 december 2021 tot de dag van uitbetaling van dit loongedeelte,

5.5.

veroordeelt [gedaagde partij] krachtens artikel 7:629 lid 1 BW om aan [eisende partij] te betalen het netto equivalent van 70% van het bruto maandloon van € 3.200,- zolang de ziekte van [eisende partij] voortduurt,

5.6.

veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot de datum van dit vonnis begroot op € 959,43,

5.7.

veroordeelt [gedaagde partij] , onder de voorwaarde dat niet binnen twee weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan de veroordelingen voldaan mocht zijn, tot vergoeding van de na dit vonnis ontstane kosten van tenuitvoerlegging, begroot op:

  • -

    € 124,00 aan salaris gemachtigde,

  • -

    te vermeerderen, indien vervolgens ook betekening van dit vonnis plaatsgevonden heeft, met de kosten van het betekeningsexploot,

5.8.

verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.9.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken.

type: LS

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.