Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2022:6845

Rechtbank Limburg
07-09-2022
28-11-2022
9894095 CV EXPL 22-2445
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Vordering over openstaande vakantiedagen

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-1332
VAAN-AR-Updates.nl 2022-1332

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 9894095 \ CV EXPL 22-2445

Vonnis van de kantonrechter van 7 september 2022

in de zaak van:

[eiser] ,

wonend [woonplaats] , Duitsland

eisende partij,

gemachtigde mr. G.P. Geelkerken,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TOTALPLAST B.V.,

gevestigd te 5807 EW Oostrum,

gedaagde partij,

in rechte verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding

  • -

    de conclusie van antwoord

  • -

    de conclusie van repliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Eisende partij is op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest bij gedaagde partij. De arbeidsovereenkomst is per 11 februari 2022 beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst.

2.2.

In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

”Werknemer zal tot datum einde arbeidsovereenkomst geen werkzaamheden meer verrichten. Hij houdt zich wel beschikbaar voor het geven van inlichtingen, het beantwoorden van vragen en/of voor het verrichten van werkzaamheden. Werknemer behoudt tot datum einde arbeidsovereenkomst zijn recht op salaris en alle overige op grond van de arbeidsovereenkomst hem toekomende emolumenten”.

2.3.

Op de eindafrekening is een bedrag van € 1.763,64 ingehouden in verband met een tekort aan vakantiedagen. Eisende partij heeft hiertegen geprotesteerd.

3 Het geschil

3.1.

Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van:

  • -

    € 1.763,64 aan ten onrechte ingehouden loon;

  • -

    de wettelijke verhoging over het hiervoor genoemde bedrag;

  • -

    de buitengerechtelijke kosten ad € 264,55;

  • -

    de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Verder vordert eisende partij om gedaagde partij te veroordelen tot het verstrekken van salarisspecificaties op straffe van een dwangsom.

3.2.

Ter onderbouwing van haar vordering stelt eisende partij het volgende. In de vaststellingsovereenkomst staat duidelijk omschreven dat eisende partij vrijgesteld was van de verplichting om werkzaamheden te verrichten. Eisende partij heeft geen verlof genomen en de door gedaagde partij geproduceerde verlofaanvraag is haar niet bekend. In de correspondentie voorafgaand aan de procedure is hiervoor ook nooit melding gemaakt door gedaagde partij. Het formulier komt ook niet overeen met de voorafgaande verlofaanvragen. Eisende partij gebruikt altijd haar volledige naam en niet alleen de initialen.

3.3.

Gedaagde partij betwist de vordering. Zij erkent dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat eisende partij tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst niet meer hoefde te werken. Eisende partij heeft echter gevraagd om onbetaald verlof op te nemen en in verband met een tekort aan verlofuren is de inhouding op de eindafrekening gedaan. Ter onderbouwing van dit verweer legt gedaagde partij bij haar conclusie van antwoord de bewuste verlofaanvraag over.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het geschil gaat over de vraag of gedaagde partij terecht een inhouding op het salaris heeft gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en dat de vordering van eisende partij moet worden toegewezen. Voor dit oordeel is het volgende van belang.

4.2.

Partijen zijn het erover eens dat eisende partij volgens de vaststellingsovereenkomst tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst niet meer hoefde te werken. Gedaagde partij beroept zich vervolgens op een verlofaanvraag voor het opnemen van onbetaald verlof vanwege de thuissituatie van eisende partij. Eisende partij betwist een dergelijke aanvraag te hebben gedaan. Omdat gedaagde partij zich beroept op een rechtsgevolg, te weten de inhouding op de eindafrekening in verband met een tekort aan verlofuren, rust de bewijslast van die stelling op gedaagde partij. Hieraan wordt echter niet toegekomen omdat gedaagde partij geen bewijs van juist deze stelling heeft aangeboden. Zij biedt weliswaar aan om de leidinggevende van eisende partij als getuige te horen, omdat deze bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst aanwezig was, maar zij geeft niet aan dat de leidinggevende ook kan verklaren over de verlofaanvraag. Het bewijsaanbod is overigens ook niet meer herhaald in de conclusie van dupliek. Dit leidt ertoe dat gedaagde partij niet wordt toegelaten tot bewijslevering en dat haar verweer wordt verworpen.

4.3.

De vordering staat hiermee als niet weersproken tussen partijen vast, zodat deze kan worden toegewezen. Aan de gevorderde dwangsom zal een maximum van € 5.000,00 worden verbonden.

4.4.

Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:

  • -

    dagvaarding € 125,03

  • -

    griffierecht 244,00

  • -

    salaris gemachtigde 436,00 (2 x tarief € 218,00)

totaal € 805,03

4.5.

De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen:

- een bedrag van € 1.763,64;

- de wettelijke verhoging ad 50% over het hiervoor genoemde bedrag en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van betaling;

- de buitengerechtelijke incassokosten ad € 264,55,

5.2.

veroordeelt gedaagde partij tot het verstrekken van salarisspecificatie binnen een week na heden, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat gedaagde partij hiermee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 5.000,00,

5.3.

veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 805,03,

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.

type: PLG

coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.