Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2024:1025

Rechtbank Limburg
06-03-2024
15-03-2024
10926327 CV EXPL 24-777
Civiel recht
Kort geding

Loonvordering in kort geding toegewezen. Strijd met verrekening-verbod art. 7:632 BW

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0384
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0384

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Burgerlijk recht

Zaaknummer 10926327 CV EXPL 24-777

Vonnis in kort geding van de kantonrechter d.d. 6 maart 2024

in de zaak van

[eiser] ,

wonend in [woonplaats] , aan [adres] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. M.P.M.A. Willems

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],

gevestigd en kantoorhoudend in [vestigingsplaats] ,

gedaadge partij,

in persoon verschenen.

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het exploot van dagvaarding d.d. 21 februari 2024

  • -

    de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 29 februari 2024.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is sinds 1 maart 2021 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van [gedaagde] in de functie van chauffeur tegen een brutoloon van € 2.935,60 per 4 weken exclusief emolumenten.

2.2.

Begin 2022 heeft [gedaagde] aangekondigd dat er een nieuwe vrachtwagen wordt besteld. [gedaagde] heeft toen [eiser] gevraagd of hij wensen had ten aanzien van het uiterlijk van die vrachtwagen (omdat die door [eiser] bestuurd zou gaan worden, zo begrijpt de kantonrechter deze stelling). [eiser] heeft daarop te kennen gegeven dat hij graag een aantal lampen (extra, niet wettelijk verplichte lampen, zo begrijpt de kantonrechter dit), verder te noemen: de lampen, op de vrachtwagen wilde hebben. Partijen hebben afgesproken dat de daarmee gepaard gaande meerkosten voor rekening van [eiser] zouden komen.

2.3.

Op 7 november 2022 heeft [eiser] toestemming aan [gedaagde] gegeven om in het kader van betaling van de lampen 200 vakantie-uren af te boeken, hetgeen [gedaagde] vervolgens ook heeft gedaan, zoals te zien is op de loonstrook van periode 11 (productie 5 bij exploot).

2.4.

Iets meer dan een jaar later heeft [gedaagde] € 1.775,87 netto op het loon over periode 12 van 2023 ingehouden (productie 7) met als omschrijving “Inhouding lampen (1e deel)” en op het loon van periode 13 van 2023 een bedrag van € 835,13 netto met als omschrijving “Inhouding lampen (2e deel)” (productie 15 bij exploot).

Bij het loon van periode 1 van 2024 heeft [gedaagde] vervolgens een netto betaling van

€ 1.438,00 extra betaald met als omschrijving “Correctie inhouding lampen”.

2.5.

In e-mailcorrespondentie met de gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] verzocht aan te geven wat met de lampen moet gebeuren en meegedeeld dat [eiser] niet meer kan terugkeren op zijn vaste vrachtwagen.

3 De vordering

3.1.

[eiser] vordert in kort geding de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van, samengevat:

  • -

    € 1.173,00 netto aan onbetaald gelaten loon onder afgifte van een correcte loonstrook, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;

  • -

    een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 175,95;

  • -

    de proceskosten en de nakosten.

Daarnaast vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde] om hem, indien en voorzover hij (weer) arbeidsgeschikt is dan wel is staat is om te re-integreren, toe te laten tot het verrichten van de (overeengekomen) werkzaamheden op de vrachtwagen met kenteken [kenteken] , op straffe van verbeurte van een dwangsom.

3.2.

Volgens [eiser] is met [gedaagde] overeengekomen dat hij de lampen met de afschrijving van 200 vakantie-uren in november 2022 volledig aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] heeft in de periode daarna nooit te kennen gegeven dat het inleveren van die 200 vakantie-uren niet genoeg was. Pas na zijn ziekmelding op 8 september 2023 is [gedaagde] zich op dat standpunt gaan stellen en heeft [gedaagde] in strijd met art 7:632 BW het – volgens [gedaagde] – nog openstaande bedrag ter zake van de lampen zonder nader overleg op het loon van periode 12 en 13 van 2023 ingehouden. In periode 1 van 2024 heeft [gedaagde] vervolgens welsiwaar een deel weer nabetaald, maar er resteert niettemin een bedrag van € 1.173,00 netto (€ 1.775,87 + € 835,13 - € 1.438,00) aan ten onrechte ingehouden loon. Volgens [eiser] is sprake van het pesten van een zieke werknemer.

3.3.

Daarnaast gedraagt [gedaagde] zich niet als een goed werkgever, door nu alvast aan te kondigen dat [eiser] niet mag terugkeren op zijn vaste vrachtwagen.

3.4.

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd te kennen gegeven dat hervatting van zijn werkzaamheden, zelfs op basis van re-integratie, voorlopig niet aan de orde is. De gevorderde toelating tot het werk op een specifieke vrachtwagen is vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang reeds daarom niet toewijsbaar.

4.2.

Een loonvordering wordt vanwege haar aard in beginsel altijd een spoedeisend belang toegedicht. Dat is hier niet anders.

4.3.

Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure een met de gevraagde voorziening (nagenoeg) overeenstemmende vordering zal worden toegewezen, zodat het gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.

4.4.

Het antwoord op de vraag of [eiser] met het inleveren van 200 vakantie-uren de meerkosten van de lampen geheel dan wel slechts gedeeltelijk aan [gedaagde] heeft voldaan, is voor de beoordeling van de onderhavige vordering niet relevant. Een verrekening met het loon is - zoals [eiser] terecht aanvoert - op grond van art. 7:632 BW immers slechts toegestaan aan het einde van de arbeidsovereenkomst (bij eindafrekening), uitgezonderd de in lid 1 van dat artikel genoemde limitatief opgesomde gronden, welke hier niet aan de orde zijn. Reeds op grond hiervan is de vordering, inclusief de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de verzuimdatums (niet vanaf de datum van opeisbaarheid, zoals gevorderd) van de loonbetalingen toewijsbaar. Voor zover [gedaagde] meende ter zake van de lampen nog een vordering op [eiser] te hebben – ter terechtzitting heeft [gedaagde] meegedeeld dat het bedrag dat [eiser] voor de lampen verschuldigd was conform de e-mail van de leverancier d.d. 5 oktober 2022 op € 3.310,00 kan worden vastgesteld – had hij [eiser] daarvoor een rekening kunnen sturen.

4.5.

Een vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat [eiser] genoodzaakt was om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken en de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden op zichzelf niet door [gedaagde] worden betwist. Het in dit kader gevorderde bedrag, waarbij qua omvang aansluiting dient te worden gezocht bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, gaat het bedrag dat gevorderd zou kunnen worden op grond van genoemd besluit, niet te boven, zodat dit toewijsbaar is.

4.6.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op

€ 1.167,97, bestaande uit € 814,00 aan salaris gemachtigde, € 218,00 aan griffierecht en

€ 135,97 aan explootkosten.

4.7.

Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 rov 2.3)

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] onder afgifte van een loonstrook € 1.173,00 netto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de respectieve datums van verzuim tot aan de dag van voldoening;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] € 175,95 te betalen;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.167,97;

5.4.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.

RK

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.