Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2024:3539

Rechtbank Limburg
19-06-2024
08-08-2024
10954101 \ AZ VERZ 24-21
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Rekestprocedure,Beschikking

Grensoverschrijdend gedrag van leidinggevende; ontslag op staande voet onterecht. Billijke vergoeding toegekend.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0979
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0979

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 10954101 \ AZ VERZ 24-21

Beschikking van de kantonrechter van 19 juni 2024

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna verder te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde SRM Rechtsbijstand, mr. M.E.J. Elemans,

verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AT AUTOMATION B.V.,

statutair gevestigd te Weert,

hierna verder te noemen: AT,

gemachtigde mr. S.H.O. Aben,

verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 27 februari 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening,

- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst,

- bijlage 35 bij e-mail van 4 april 2024 van AT,

- bijlage 13 tot en met 17 bij e-mail van 9 april 2024 van [verzoeker] ,

- de e-mail van 10 april 2024 van AT,

- de mondelinge behandeling op 11 april 2024, waarbij zijn verschenen:

- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Elemans;

- namens AT, [naam X] (hierna: [naam X] ), bijgestaan door mr. Aben,

en waarbij [verzoeker] spreekaantekeningen in het geding heeft gebracht.

1.2.

Daarna is beschikking bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1964, is op 1 oktober 2023 bij AT voor onbepaalde tijd in dienst getreden en vervulde de functie van operationeel directeur tegen een loon van € 8.000,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.

2.2.

Op 25 januari 2024 is [verzoeker] vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden dan wel op non-actief gesteld.

2.3.

Bij brief van 26 januari 2024 van AT aan [verzoeker] heeft AT onder meer aan [verzoeker] (kort samengevat) laten weten dat:

  • -

    sprake is van werkweigering, omdat [verzoeker] zich - ondanks gesprekken daarover - niet bezig houdt met de taken die aan hem zijn opgedragen;

  • -

    hij afspraken niet nakomt, het niet accepteert wanneer hij hierop wordt aangesproken en dat hij zich vervolgens schuldig maakt aan manipulatief gedrag. Diverse medewerkers hebben hierover geklaagd;

  • -

    zijn opstelling en houding tot onrust binnen de organisatie heeft geleid en dat een groot wantrouwen jegens hem bestaat, reden waarom AT tijdens het gesprek op 25 januari 2024 aan [verzoeker] laten weten het dienstverband te willen beëindigen, waarbij aan [verzoeker] een passend beëindigingsvoorstel gedaan om een ontbindingsprocedure te voorkomen.

  • -

    AT na het gesprek een klacht heeft ontvangen over [verzoeker] . De klacht komt er kort gezegd op neer dat [verzoeker] zich meermaals schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van verbaal en/of non verbaal gedrag met een seksuele connotatie, waardoor de klager zich ongemakkelijk voelt. De klacht wordt onderzocht en [verzoeker] wordt gedurende het onderzoek op non-actief gesteld.

2.4.

[verzoeker] heeft laten weten het niet eens te zijn met de op non-actiefstelling.

2.5.

Bij e-mail van 1 februari 2024 heeft AT aan [verzoeker] bericht dat het onderzoek die dag afgerond wordt, dat bij het onderzoek een onafhankelijke externe partij betrokken is en dat AT [verzoeker] uitnodigt voor een gesprek op 2 februari om 10:30 uur op kantoor om gehoord te worden over de resultaten van het onderzoek.

2.6.

In reactie hierop heeft [verzoeker] gemotiveerd laten weten dat en waarom hij de uitnodiging niet accepteert.

2.7.

Bij brief van 2 februari 2024 heeft AT aan [verzoeker] laten weten dat hij op staande voet wordt ontslagen.

In deze brief is onder meer opgenomen:

(..)

“Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat u zich schuldig heeft gemaakt aan

grensoverschrijdend gedrag. U heeft zich in woord (meestal mondeling maar ook schriftelijk) en in gebaar herhaaldelijk, bijna dagelijks, schuldig gemaakt aan het maken van ongepaste opmerkingen over kleding en uiterlijk, vaak met een seksuele connotatie, jegens een andere medewerker waardoor deze medewerker zich ongemakkelijk en niet prettig voelde. Deze medewerker stond in een ondergeschikte verhouding tot u hetgeen deze medewerker ervan heeft weerhouden u van repliek te dienen. Een andere medewerker binnen de organisatie van cliënte heeft het vorenstaande bevestigd omdat hij regelmatig getuige is geweest van uw ongepaste gedrag. Ook deze medewerker stond in een ondergeschikte verhouding tot u, hetgeen ook hem ervan heeft weerhouden u aan te spreken op uw gedrag.

(..)

Uw hiervoor beschreven gedrag is - mede gelet op uw leidinggevende functie binnen de

organisatie van cliënte - volstrekt ontoelaatbaar en kwalificeert als een dringende reden die tot gevolg heeft dat van cliënte redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met u te laten voortduren.”

2.8.

In reactie hierop heeft [verzoeker] onder meer laten weten dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, onder andere omdat de aantijgingen kant nog wal raken en omdat van een onafhankelijk onderzoek geen sprake is geweest, en dat een procedure gestart wordt.

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt (na intrekking van het verzoek om een voorlopige voorziening) - kort weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

- veroordeling van AT tot betaling van een billijke vergoeding van € 103.608,00 bruto, een transitievergoeding van € 975,78 bruto en de gefixeerde schadevergoeding van € 17.280,00 bruto, alle bedragen vermeerderd met rente,

Subsidiair

- Indien de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd op 2 februari 2024:

veroordeling van AT tot betaling van een transitievergoeding van € 975,78 bruto, vermeerderd met rente;

Meer subsidiair

- Indien [verzoeker] ervoor kiest toch niet te berusten in de opzegging per 2 februari 2024:

het ontslag op staande voet te vernietigen, AT te veroordelen tot wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom en tot doorbetaling van loon en emolumenten vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.

Primair, subsidiair en meer subsidiair

- AT te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verzoeker] heeft hiertoe, heel kort samengevat, het volgende aangevoerd. [verzoeker] is zonder voorafgaand gesprek op staande voet ontslagen. Er is geen sprake van een dringende reden. [verzoeker] wordt ten onrechte beticht van grensoverschrijdend gedrag. AT wekt het vermoeden dat het ontslag op staande voet is aangezegd om op korte termijn een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te forceren. [verzoeker] wordt hierdoor ten onrechte beschadigd en in zijn goede naam en eer aangetast.

3.3.

AT heeft verweer gevoerd. AT concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] met veroordeling van hem in de proceskosten (waaronder nakosten) met rente.

3.4.

Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt AT bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

- [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 16.684,00, vermeerderd met de wettelijke rente;

Subsidiair voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd

- de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden zonder toekenning van de transitievergoeding;

Primair en subsidiair

- [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten (waaronder nakosten) met rente.

3.5.

[verzoeker] voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - ingegaan.

4 De beoordeling

Waar gaat het in het kort om

4.1.

In deze zaak gaat het over de vraag of het aan [verzoeker] verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is. [verzoeker] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hij berust in het gegeven ontslag, zodat de arbeidsovereenkomst op 2 februari 2024 is geëindigd. [verzoeker] maakt, omdat het ontslag op staande voet in zijn optiek ten onrechte is gegeven, aanspraak op toekenning van diverse vergoedingen. AT vindt dat het ontslag wel rechtsgeldig is en maakt op haar beurt daarom aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding.

Te laat door [verzoeker] ingediende bijlagen worden meegenomen

4.2.

AT heeft bezwaar gemaakt tegen de door [verzoeker] bij e-mail van 9 april 2024 ingediende bijlagen. Dat de indiening hiervan te laat is, staat niet ter discussie. Relevant voor de beantwoording van de vraag of de bijlagen bij de beoordeling kunnen worden betrokken, is of AT hierdoor in haar procesbelang zou worden geschaad. Dat is niet het geval. De bijlagen, waaronder een geluidsfragment, zijn beperkt van omvang en niet ingewikkeld. Daar komt bij dat de kantonrechter de mondelinge behandeling heeft geschorst, zodat AT, voor zover zij dat nog niet had gedaan (zij heeft namelijk verklaard wel kennis te hebben genomen van bijlage 17) kennis heeft kunnen nemen van de bijlagen en daarover overleg heeft kunnen voeren met haar gemachtigde. Voor zover door [verzoeker] op de bijlagen een beroep is gedaan, heeft AT daarop kunnen reageren. De kantonrechter ziet dus geen aanleiding deze bijlagen buiten beschouwing te laten.

Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig

4.3.

Op grond van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van werknemer, die ten gevolge hebben dat van werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.

4.4.

De dringende reden die is medegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 2 februari 2024 dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag door ongepaste opmerkingen over kleding en uiterlijk, vaak met een seksuele connotatie, te maken tegen een medewerker, [werknemer X] , die qua functie ondergeschikt was aan [verzoeker] .

4.5.

AT heeft ter onderbouwing van de dringende reden een verklaringen overgelegd van een door haar ingeschakelde gecertificeerde vertrouwenspersoon, [vertrouwenspersoon] en van een van haar werknemers, [werknemer Y] . [vertrouwenspersoon] heeft met [werknemer X] en met [werknemer Y] gesproken. De in het geding gebrachte verklaring betreft het door hem van die gesprekken opgemaakte verslag. De kantonrechter laat deze verklaring buiten beschouwing. Enerzijds omdat de weergave van het gesprek dat [vertrouwenspersoon] met [werknemer X] heeft gehad onvoldoende concreet is en dus alleen al daarom geen steun kan opleveren voor de juistheid van het standpunt van AT. Anderzijds omdat de weergave van het gesprek dat [vertrouwenspersoon] met [werknemer Y] heeft gevoerd onvoldoende concreet is, terwijl de verklaring van [werknemer Y] zelf wél concreet is. [werknemer Y] heeft het volgende verklaard (onderstreping ktr):

“Bij AT-Automation is [verzoeker] in oktober 2023 in dienst getreden als Operationeel Directeur.

Gedurende zijn dienstverband werden er veel opmerkingen gemaakt naar een vrouwelijke

collega, [werknemer X] . Deze opmerkingen omvatten uitspraken als: ‘Wat zie je er leuk uit

vandaag,” “Wat een mooie jurk,” “Wat zit je haar vandaag mooi,” “Wat een mooi rokje,” “Wat een leuke trui,” “Wat zegt je vriend ervan, “Wat heb je vandaag goed je best gedaan,’ “

Ik houd van vrouwen in een pak,” enzovoort. In eerste instantie leken de opmerkingen onschuldig, maar doordat deze in frequentie toenamen ontstond de indruk dat er veel meer achter zat. Dat kwam ook door de toon die hij aansloeg en de gezichtsuitdrukkingen die hij maakte . Het is moeilijk uit te leggen. Je moet erbij aanwezig zijn geweest om te kunnen begrijpen. Zodra [verzoeker] in de buurt van [werknemer X] kwam dan zag ik aan haar dat ze onrustig werd en zich ongemakkelijk voelde. De wijze waarop [verzoeker] zich als Operationeel Directeur ten opzichte van [werknemer X] gedroeg was in mijn ogen absoluut ongepast. De opmerkingen werden bovendien zowel tijdens vergaderingen als op de hele afdeling gemaakt. Maar hij was een leidinggevende waardoor er niet zo snel iets van werd gezegd.”

4.6.

Ter onderbouwing van de dringende reden heeft AT hiernaast onderstaande WhatsAppberichten die [verzoeker] en [werknemer X] naar elkaar hebben gestuurd ingebracht. Voor de leesbaarheid merkt de kantonrechter op dat [werknemer X] het gesprek start met de zin: “Ben je al op kantoor geweest”, waarop de reactie van [verzoeker] volgt. Daarna reageert [werknemer X] op zijn reactie.

< [afbeelding WhatsAppberichten] >

4.7.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] erkend dat hij de volgende opmerkingen (zie verklaring [werknemer Y] ) heeft gemaakt tegen [werknemer X] :

“Wat zie je er leuk uit vandaag.”

“Wat een mooie jurk.”

“Wat zit je haar vandaag mooi.”

“Wat een leuke trui.”

“Wat zegt je vriend ervan.”

“Wat heb je vandaag goed je best gedaan.”

“Ik houd van vrouwen in een pak,”

[verzoeker] betwist de opmerking “Wat een mooi rokje” te hebben gemaakt en hij bestrijdt ook non-verbaal te hebben gecommuniceerd op de manier zoals [werknemer Y] schetst. [verzoeker] betoogt dat hij zowel mannelijke als vrouwelijke medewerkers complimenten gaf over hun kleding, omdat hij dit op een cursus heeft geleerd. Ook betoogt hij dat hij daar geen (seksuele) bijbedoelingen bij had.

4.8.

Naar het oordeel van de kantonrechter levert het complex van voornoemde feiten en omstandigheden, zelfs als de kantonrechter gelet op de verklaring van [werknemer Y] ervan uit zou gaan dat [verzoeker] ook de opmerking “Wat een mooi rokje” tegen [werknemer X] heeft gemaakt en als ook zou worden aangenomen dat [verzoeker] zich non-verbaal heeft geuit op de manier zoals [werknemer Y] schetst, onvoldoende grond op voor een ontslag op staande voet. Weliswaar acht de kantonrechter de door [verzoeker] gemaakte opmerkingen aan het adres van zijn ondergeschikte - hetgeen meeweegt omdat [verzoeker] zich had moeten realiseren dat het voor een werknemer die zich in een dergelijke positie bevindt moeilijker is om ongewenste uitlatingen en / of non-verbale communicatie door een leidinggevende aan de kaak te stellen - [werknemer X] zeer ongepast, maar het verlenen van een ontslag op staande voet is een te zware sanctie. Hoe ongepast ook, op basis hiervan kan niet worden geoordeeld dat redelijkerwijze niet van AT kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verzoeker] had, gelet op de inhoud van zijn uitlatingen en de omschreven non-verbale communicatie, eerst hierop aangesproken moeten worden door AT en hij had de kans moeten krijgen om zijn manier van non-verbale en verbale communicatie aan te passen. Dat AT deze kans aan [verzoeker] feitelijk niet heeft kunnen bieden, omdat [verzoeker] inmiddels al op non-actief was gesteld vanwege het verschil van inzicht over de uitvoering van het werk, maakt dit oordeel niet anders. Die omstandigheid komt voor rekening en risico van AT. Het voorgaande betekent dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven vanwege het ontbreken van een dringende reden. Hetgeen over en weer is aangevoerd over de (on)deugdelijkheid van het onderzoek dat AT door [vertrouwenspersoon] heeft laten verrichten naar aanleiding van de melding van [werknemer X] , behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking meer.

Billijke vergoeding

4.9.

Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zal het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. AT heeft immers door [verzoeker] ten onrechte op staande voet te ontslaan ernstig verwijtbaar jegens hem gehandeld. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt uitgegaan van uitgangspunten zoals die volgen uit de jurisprudentie (waaronder New Hairstyle, ECLI:NL:HR:2017:1187, en Blue Circle ECLI:NL:HR:2020:955).

4.10.

De kantonrechter zal de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 17.280,00 bruto, gelijk aan twee maandsalarissen inclusief vakantiegeld. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, waarbij geldt dat [verzoeker] volstrekt onvoldoende heeft aangevoerd om aanspraak op een billijke vergoeding van € 103.608,00 te rechtvaardigen, acht de kantonrechter deze vergoeding redelijk en passend. De kantonrechter heeft hierbij rekening gehouden met de volgende omstandigheden:

  1. de loonwaarde van de arbeidsovereenkomst. Anders gezegd, welk bedrag aan loon zou [verzoeker] nog verdiend hebben bij AT als aan de arbeidsovereenkomst niet voortijdig een einde was gekomen? De kantonrechter gaat uit van een einde van de arbeidsovereenkomst binnen enkele maanden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat, gezien het door beide partijen omschreven verschil van inzicht over de uitvoering van het werk, waarvan al sprake was voordat onderhavig geschil ontstond, de arbeidsovereenkomst op korte termijn geëindigd zou zijn. AT had immers al getracht om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te komen. In het geval [verzoeker] bij zijn standpunt om hiermee niet akkoord te gaan was gebleven, dan ligt het in de rede dat AT een ontbindingsverzoek zou hebben ingediend waarna de arbeidsovereenkomst - gelet op de aard en ernst van de samenwerkingsproblemen tussen partijen - alsnog op betrekkelijk korte termijn tot een einde zou zijn gekomen. In dit verband houdt de kantonrechter tevens rekening dat bij de vaststelling van de ontbindingsdatum rekening had moeten worden gehouden met een opzegtermijn van (slechts) één maand.

  2. de kans om opnieuw inkomen te verwerven. De arbeidsmarkt is krap. [verzoeker] moet dus zeker op afzienbare tijd in staat geacht worden een andere functie te vinden. [verzoeker] heeft in dat kader ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij meerdere aanbiedingen voor een nieuwe baan heeft gekregen. De kantonrechter verwacht om die reden dat [verzoeker] niet lang zonder werk zal zitten. Dat [verzoeker] - naar eigen zeggen - vanwege psychische problemen niet in staat is om weer aan het werk te gaan, heeft [verzoeker] niet onderbouwd. Het ligt op de weg van [verzoeker] om deze stelling handen en voeten te geven bijvoorbeeld door middel van indiening van een medische gegevens waaruit een en ander blijkt. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan deze (blote) stelling van [verzoeker] .

  3. de handelwijze van [verzoeker] . [verzoeker] heeft met zijn handelwijze in betekenende mate bijgedragen aan de ontstane situatie. Deze levert weliswaar geen dringende reden op, maar dat neemt niet weg dat [verzoeker] , van wie juist vanwege zijn leidinggevende positie sensitiviteit op dit vlak mag worden verwacht, zich had moeten realiseren dat zijn uitlatingen ongepast waren en dat hij zich hiervan had moeten onthouden. Tegen die achtergrond kan hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over de mentale impact van de aantijgingen bovendien niet leiden tot bijstelling van de billijke vergoeding naar boven. Hetzelfde geldt voor hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over de aanschaf van een nieuw appartement en over het al dan niet aanspraak hebben op een WW-uitkering. Overigens heeft [verzoeker] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat hij deze niet heeft aangevraagd.

  4. het korte dienstverband van [verzoeker] . Hij is op 1 oktober 2023 in dienst getreden bij AT.

  5. de hieronder toe te kennen transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Hiermee wordt rekening gehouden bij de vaststelling van de billijke vergoeding.

4.8.

De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking. [verzoeker] stelt weliswaar dat AT per 2 februari 2014 in verzuim verkeert, maar gelet op het feit dat zij eerst bij deze beschikking tot betaling van een billijke vergoeding wordt veroordeeld, gaat dat betoog niet op. AT wordt een betalingstermijn van veertien dagen na de datum van deze beschikking gegund, zodat zij na het verstrijken daarvan in verzuim verkeert.

[verzoeker] heeft recht op transitievergoeding

4.9.

Uit voorgaande overwegingen blijkt dat de kantonrechter het handelen van [verzoeker] niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar, zodat AT, anders dan zij betoogt, wel de transitievergoeding aan [verzoeker] is verschuldigd. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding immers alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. [verzoeker] heeft ter zake verzocht om toekenning van € 975,78 bruto. Kennelijk heeft hij daarbij 1 februari 2024 als einddatum van de arbeidsovereenkomst gehanteerd en niet de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatig ontslag had behoren te eindigen (zie de beschikking van de Hoge Raad 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1286). Aangezien de kantonrechter niet een hoger bedrag dan is verzocht kan toewijzen, zal dit bedrag worden toegewezen.

4.10.

De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 3 maart 2024 (vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd).

[verzoeker] recht op gefixeerde schadevergoeding, AT niet

4.9.

Ook de door [verzoeker] verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is AT die vergoeding verschuldigd aan [verzoeker] omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon (inclusief vakantietoeslag) over de opzegtermijn te rekenen vanaf 2 februari 2024 tot 1 april 2024, zijnde een totaalbedrag van € 16.982,06 bruto. Voor februari heeft de kantonrechter een bedrag van € 8.342,06 (€ 8.640,00 – (€ 8.640,00/29 dagen) nu het loon tot en met 1 februari 2024 is betaald) meegenomen en voor maart het gehele maandinkomen. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 2 februari 2024.

4.10.

De door AT verzochte gefixeerde schadevergoeding op grond van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, zal worden afgewezen. Hiervoor is immers geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.

(Meer) subsidiaire (voorwaardelijke) verzoeken van partijen

4.11.

Gelet op het voorgaande behoeven op de overige verzoeken van partijen zoals vermeld onder “3. Het geschil”, geen bespreking meer.

Proceskosten [verzoeker] toegewezen

4.12.

AT zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van [verzoeker] . De kosten van [verzoeker] worden tot op heden begroot op:

- griffierecht € 706,00

- salaris gemachtigde € 814,00

- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 1.655,00

5 De beslissing

De kantonrechter

In alle verzoeken

5.1.

veroordeelt AT tot betaling aan [verzoeker] van:

  • -

    € 17.280,00 bruto aan billijke vergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot de dag van algehele betaling;

  • -

    € 975,78 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 3 maart 2024 tot de dag van algehele betaling;

  • -

    € 16.982,06 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 februari 2024 tot de dag van algehele betaling;

5.2.

veroordeelt AT in de proceskosten van € 1.655,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als AT niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. N.H.J. Lafghani en in het openbaar uitgesproken.

type: NO

coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.