Eindbeschikking na opgedragen getuigenbewijs. De werkneemster is er niet in geslaagd te bewijzen dat het op haar afdeling gebruikelijk was dat de basisregistratie persoonsgegevens niet-functioneel geraadpleegd werd. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens verwijtbaar gedrag onder toekenning van een transitievergoeding.
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE KERKRADE,
gevestigd te Kerkrade,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. S.H.A.M. Dassen
tegen
[verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek]
,
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. A.F.G. Pennino.
Partijen zullen hierna de gemeente en [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de beschikking van 11 december 2023
-
het proces-verbaal van het getuigenverhoor, gehouden op 14 maart 2024
-
het proces-verbaal van voorlopig tegenverhoor, gehouden op 10 juni 2024
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.
2 De verdere beoordeling
2.1.
In de beschikking van 11 december 2024 heeft de kantonrechter [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat het binnen het Klant Contact Centrum (KCC) gebruikelijk is dat de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) vaker niet functioneel geraadpleegd wordt.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] het gevraagde bewijs niet heeft geleverd. Daartoe overweegt hij als volgt.
2.2.1.
Als getuigen zijn op 14 maart 2024 [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] en vijf collega’s gehoord.
[verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] heeft zelf verklaard dat collega’s wel eens naar aanleiding van bijvoorbeeld een overlijden een adres opzochten en dat iedereen dat wel eens deed. Ook heeft zij daarover verklaard dat zij wel wist dat dit niet was toegestaan.
[getuige 1] heeft verklaard dat een nichtje van haar was vermoord en dat vervolgens een collega, “ [getuige 2] ” (bedoeld zal zijn: [getuige 2] ), in het systeem heeft gezocht hoe die familieverhouding in elkaar zat. Daarnaast heeft [getuige 1] verklaard dat dit haar veel te ver ging. Ook heeft [getuige 1] andere voorvallen genoemd waarbij niet-functioneel gebruik gemaakt werd van de BRP. Zij heeft verklaard “We wisten dat het niet mocht maar toch gebeurde het”.
[getuige 3] heeft verklaard dat zij wel eens een keer een huisnummer van iemand opgezocht heeft. Zij verklaart daarover: “Ik wist zonder meer dat dat niet mocht maar ik dacht dat dat geen geheim was omdat ik het ook in een telefoonboek had kunnen opzoeken.” Ook heeft zij verklaard “(…) je weet gewoon dat je niet onnodig in systemen mag kijken”.
De overige drie getuigen - [getuige 4] , [getuige 2] en [getuige 5] - hebben alle drie ontkend niet-functioneel gebruik gemaakt te hebben van de BRP en daarnaast hebben zij verklaard niet ermee bekend te zijn dat andere collega’s dat wel deden. Wel heeft [getuige 5] nog verklaard dat zij de geboorte- en sterfdata van haar ouders had opgezocht omdat zij die niet meer wist. Alle drie deze getuigen hebben verklaard te weten dat niet-functioneel gebruik van de systemen/de BRP niet toegestaan is.
2.2.2.
Op basis van voornoemde verklaringen is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat er binnen KCC een cultuur bestond waarbij het gebruikelijk was om de BRP ook niet-functioneel te raadplegen. Die cultuur was er niet. Om te beginnen was het binnen het KCC kennelijk algemeen bekend dat het niet was toegestaan om de BRP niet-functioneel te raadplegen. De getuigen verklaren daar consistent over. Daarnaast blijkt uit de afgelegde getuigenverklaringen evenmin dat het gebruikelijk was om de BRP niet functioneel te raadplegen. De verklaringen zijn op dat punt niet eenduidig genoeg. Sommigen raadpleegden de BRP (wellicht) regelmatig niet-functioneel, anderen deden dat consequent nooit en een enkeling deed het incidenteel.
2.2.3.
De twee getuigenverklaringen van 10 juni 2024 werpen geen ander licht op het voorgaande.
2.3.
Omdat [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] er niet in is geslaagd het bewijs te leveren zal, zoals reeds overwogen in de beschikking van 11 december 2023, de arbeidsovereenkomst tussen partijen worden ontbonden wegens verwijtbaar gedrag. Met inachtneming van het bepaalde in art. 7:671b lid 9 BW zal de einddatum van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 31 juli 2024.
Hieruit volgt dat het tegenverzoek van [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] om de gemeente te veroordelen haar toe te laten tot haar werkzaamheden, zal worden afgewezen.
2.4.
Omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de zogenoemde e-grond en er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid, heeft [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] recht op een transitievergoeding. De door de gemeente verzochte verklaring voor recht dat [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] geen recht heeft op deze vergoeding zal dus worden afgewezen. De gemeente zal in verband met het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding.
2.5.
[verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] verzoekt daarnaast om de gemeente te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding. De kantonrechter wijst dit verzoek af. Voor toewijzing van deze vergoeding is immers vereist dat de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar gedrag van de gemeente. Aan dat vereiste wordt niet voldaan. De arbeidsovereenkomst eindigt immers door het verwijtbaar gedrag van [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] .
2.6.
[verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op:
-
griffierecht € 128,00
-
salaris gemachtigde € 1.086,00
Totaal € 1.214,00
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na vandaag, tot de dag van betaling.
2.7.
In deze beschikking hoeft geen aparte beslissing te worden genomen over de verzochte nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten.De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen de gemeente en [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] ,
3.2.
bepaalt de einddatum van de arbeidsovereenkomst op 31 juli 2024,
3.3.
veroordeelt de gemeente tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] van de transitievergoeding,
3.4.
veroordeelt [verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.214,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
3.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: