2.1.
[eiser] vordert – samengevat - :
1. Pascalino te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
- het restant van het brutoloon over de maand december 2022 groot € 841,60,
- € 1.350,74 bruto aan wettelijke verhoging exclusief de daarover te betalen wettelijke rente,
2. Pascalino te veroordelen tot tijdige en maandelijkse betaling van het aan [eiser] toekomende bruto maandloon totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig is geëindigd en, bij niet tijdige uitbetaling hiervan, vermeerderd met de wettelijke rente alsmede met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW dan wel op straffe van een dwangsom,
3. Pascalino te veroordelen tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie binnen twee weken na afloop van iedere maand totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig zal zijn geëindigd op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Pascalino daaraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00,
4. Pascalino veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiser] (samengevat) het volgende aan.
Op 1 november 2022 is [eiser] voor bepaalde tijd als kok in dienst getreden bij Pascalino. Het bruto salaris bedraagt € 1.926,57 per maand exclusief vakantiebijslag. De contracturen zijn 26 uur per week. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 31 mei 2023. Pascalino blijft in gebreke met betaling van een deel van het loon over de maand december 2022 van € 841,60 bruto.
Aangezien Pascalino ook de overige salarisbetalingen niet tijdig heeft gedaan, eerst na aanmaning door de gemachtigde van [eiser] , maakt [eiser] op grond van artikel 7:625 BW aanspraak op een wettelijke verhoging van € 1.350,74 bruto.
2.3.
Pascalino voert het volgende verweer.
[eiser] is de laatste week van november en de eerste week van december 2022 op vakantie gegaan. Op basis van zijn contracturen en de korte duur van de arbeid had hij onvoldoende uren opgebouwd en zijn de niet-gewerkte uren gekort op zijn salaris van december 2022.
Vanaf 11 december 2022 heeft [eiser] zich ziek gemeld. De overige salarisbetalingen hebben steeds plaatsgevonden conform de arbeidsovereenkomst op de laatste dag van de maand. Bij het einde van het contract op 31 mei 2023 zullen de resterende vakantie-uren en het vakantiegeld worden uitbetaald.
Zij heeft het gevorderde bedrag, zijnde € 605,00 netto, reeds betaald en vindt het dan ook van de gekke dat zij veroordeeld zou worden tot een verhoging van het driedubbele.
2.4.
[eiser] heeft bij repliek zijn vordering nader uitgewerkt en het verweer van Pascalino als volgt besproken.
Bij de start van de arbeidsperiode heeft [eiser] aangegeven dat hij in december 2022 op vakantie zou gaan. Aangezien Pascalino geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de betaling van het loon, is er geen grondslag tot korting van de arbeidsuren.
Op 20 april 2023 heeft [eiser] een bedrag van € 602,08 met de vermelding ‘rest salaris december’ van Pascalino ontvangen. In de visie van [eiser] erkent Pascalino hiermee de vordering al is dit nog € 2,95 te weinig. Doordat het bedrag eerst na dagvaarding is betaald, staat nu vast dat er terecht aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke verhoging, aldus [eiser] .