De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo) van twee documenten geweigerd omdat de documenten politiegegevens bevatten. De rechtbank is van oordeel dat de minister openbaarmaking van deze documenten op grond van de Woo terecht heeft geweigerd. De rechtbank heeft van de documenten kennisgenomen en is van oordeel dat de documenten politiegegevens zijn. Voor de openbaarmaking van politiegegevens heeft de Wet politiegegevens in artikel 7 een uitputtende regeling. Omdat de documenten onder die regeling vallen, is de Woo is op de documenten niet van toepassing. Dat het strafrechtelijk onderzoek in het kader waarvan de politiegegevens zijn verwerkt inmiddels is geëindigd verandert dit naar het oordeel van de rechtbank niet.
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
10 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser] uit [woonplaats] , eiser,
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat
(gemachtigde: mr. I.M. Knops).
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Motivering van de beslissing
Met het besluit van 20 november 2023 heeft de minister geweigerd de “Vordering inzage van gegevens en bescheiden” en het “Proces-verbaal van verkrijging” openbaar te maken. De minister heeft deze documenten aangetroffen na onderzoek naar aanleiding van het verzoek van eiser om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo) over de bestuurlijke aangelegenheid “Steenfabriek Eygelshoven”. De minister heeft openbaarmaking van deze documenten geweigerd omdat deze documenten politiegegevens bevatten. De minister heeft overwogen dat de Woo op politiegegevens niet van toepassing is.
De Wet politiegegevens (Wpg) bevat in artikel 7 een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet. Op de openbaarmaking van politiegegevens in de zin van die bepaling is de Woo niet van toepassing.1
Een politiegegeven is elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak.2 Een persoonsgegeven is alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.3 Op grond van vaste rechtspraak dient, met inachtneming van de specifieke context van plaats, tijd en aantal betrokken personen, te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor een persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren.4 De verwerking van politiegegevens houdt in elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot politiegegevens of een geheel van politiegegevens, al dan niet uitgevoerd op geautomatiseerde wijze, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen of vernietigen van politiegegevens.5 De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.6
De rechtbank heeft kennis genomen van de “Vordering inzage van gegevens en bescheiden” en het “Proces-verbaal van verkrijging”. De rechtbank is van oordeel dat deze documenten politiegegevens zijn als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. In het eerste document worden gegevens en bescheiden gevorderd en in het tweede documenten zijn de ontvangen gegevens en bescheiden omschreven. Aan de hand van deze gegevens en bescheiden, die in het kader van een politietaak zijn verwerkt, namelijk in het kader van de opsporing van strafbare feiten, kan een natuurlijk persoon geïdentificeerd worden. De documenten bevatten geen losse zinnige informatie. Deze documenten zijn daarom als geheel als een politiegegeven aan te merken. De Woo is op deze documenten dan ook niet van toepassing.
Anders dan eiser meent, heeft de minister de openbaarmaking van deze documenten op grond van de Woo daarom terecht geweigerd. Eiser vraagt zich nog af of het feit dat de strafvervolging inmiddels is geëindigd tot een andere conclusie kan leiden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is. Het blijven namelijk documenten met gegevens die een natuurlijke persoon kunnen identificeren en die in het kader van een politietaak zijn verwerkt en geen losse zinnige informatie bevatten.
Wat verder nog aan de orde is geweest
De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat het rechtsmiddel dat tegen de uitspraak kan worden ingesteld in het proces-verbaal wordt vermeld: Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zij kan dat doen door een hoger beroepschrift in te dienen waarin zij uitlegt waarom zij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier.
griffier
Rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 26 maart 2025
1 Zie artikel 8.8 van de Woo en de bijlage die daarbij hoort
4Zie bijv de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:6) en 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3788) en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:3359)