RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 386087 EJ VERZ 10-4528
typ: RK
Beschikking d.d. 12 januari 2011
inzake
M.J.M. PRODUCTIONS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
verzoekende partij,
verder te noemen: M.J.M.,
gemachtigde: mr. S.L. Bruijns-Emons, advocaat te Maastricht
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. I.M.J.J. Dewarrimont, werkzaam bij Arag.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Een door M.J.M. ingezonden verzoekschrift met zes bijlagen is ingekomen ter griffie van de Rechtbank Maastricht, Sector Kanton, op 21 juli 2010.
Van de zijde van [gedaagde] is op 11 oktober 2010 een verweerschrift binnengekomen.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, die na door [gedaagde] verzocht en verkregen uitstel, op 14 oktober 2010 plaatsgevonden heeft, is namens M.J.M. verschenen de heer J. Foppen, directeur, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.
[gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Dewarrimont voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
De zaak is vervolgens tot nader order aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de zaak in der minne te regelen.
Bij faxbericht van 1 december 2010 heeft de gemachtigde van M.J.M. te kennen gegeven dat partijen er niet in geslaagd zijn een minnelijke regeling te bereiken, en heeft daarbij tevens verzocht om voortzetting van de mondelinge behandeling van de zaak.
Op 5 januari 2011 heeft het vervolg van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van M.J.M. is met bericht niet verschenen, terwijl van de zijde van M.J.M. verder niemand is verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde.
Daarna is uitspraak bepaald op heden.
MOTIVERING
a. de vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van de in dit opzicht onbetwist gelaten stukken (bijlagen) staat tussen partijen het navolgende vast.
M.J.M. handelt in en produceert kleding. M.J.M. is sinds 2008 verlieslijdend door de economische crisis.
[gedaagde], geboren op [1976], is op 1 juli 2003 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij M.J.M., laatstelijk in de functie van vertegenwoordigster, tegen een bruto loon van € 3.782,89 per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
b. het verzoek
M.J.M. verzoekt thans ontbinding van de tussen haar en [gedaagde] bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, bestaande in (een) verandering(en) in de omstandigheden van zodanig aard, dat de arbeidsovereenkomst met ingang van een zo spoedig mogelijk tijdstip.
Ter toelichting op dit verzoek voert M.J.M. in haar verzoekschrift aan dat zij sedert 2008 verlies lijdt en dat zij bezig is met het nemen van kostenbesparende maatregelen, zoals het terugdringen van de huisvestingskosten, verkoopkosten en “algemene kosten”. M.J.M. heeft bij het UWV een ontslagvergunning aangevraagd en verkregen voor alle 15 werknemers, waaronder [gedaagde]. Op 23 juni 2010 heeft het UWV toestemming aan M.J.M. verleend om de arbeidsovereenkomsten met bedoelde weknemers op te zeggen voor uiterlijk 18 augustus 2010. Omdat [gedaagde] in die periode zwanger was kon toen echter niet rechtsgeldig worden opgezegd. Derhalve heeft M.J.M. zich tot de kantonrechter gewend met het onderhavige verzoek.
c. het verweer
Tot haar verweer voert [gedaagde] aan dat er wel degelijk nog voldoende werk voorhanden is bij M.J.M. De werkzaamheden van [gedaagde] zullen worden overgenomen door handelsagenten, die ook door M.J.M. betaald zullen moeten worden. [gedaagde] zou haar werkzaamheden ook als handelsagent kunnen uitoefenen, zij heeft immers altijd geheel zelfstandig haar werkzaamheden uitgevoerd.
Tijdens het indienen van het onderhavige verzoek was [gedaagde] zwanger. [gedaagde] doet een beroep op reflexwerking van het opzegverbod tijdens zwangerschap.
d. de beoordeling
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzittingen naar voren is gebracht, is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met enig bijzonder opzegverbod. Het verzoek is weliswaar ingediend tijdens zwangerschap van [gedaagde], doch de reden van het verzoek was daarin niet gelegen. Daarbij komt nog dat het opzegverbod thans niet meer aan de orde is. Genoegzaam is gebleken dat sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
Bij faxbericht van 29 december 2010 heeft de gemachtigde van M.J.M. te kennen gegeven dat de financiële situatie van M.J.M. thans dermate schrijnend is dat een faillissement niet meer tegen te houden is, en dat [gedaagde] zelf heeft aangekondigd het faillissement van M.J.M. te zullen gaan aanvragen. Ter mondelinge behandeling op 5 januari 2010 is door de gemachtigde van [gedaagde] bevestigt dat zij bezig is met een faillissementsaanvraag. [gedaagde] heeft vanaf 8 november 2010 geen loon meer ontvangen (tot dat tijdstip ontving zij een uitkering in verband met zwangerschap).
De kantonrechter zal wegens deze verandering in de omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 februari 2011. Voor een ontbindingsvergoeding
is onder de gegeven omstandigheden geen plaats.
M.J.M. zal in de aan de zijde van [gedaagde] gevallen proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2011.
Veroordeelt M.J.M. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.A.F. Coenegracht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.