RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 414890 CV EXPL 11-793
typ: RW
vonnis van 14 maart 2011
in het kort geding van
[eiser],
wonend te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A.L. van den Bergh, advocaat te Maastricht
tegen
Zorgpunt Thuiszorg B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Zorgpunt,
gemachtigde: mr. J.M. Wolfs, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft bij exploot van dagvaarding van 14 februari 2011 (met producties) Zorgpunt in kort geding gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter als voorzieningenrechter op 23 februari 2011.
Bij faxberichten van 21 en 22 februari 2011 zijn van de zijde van [eiser] en Zorgpunt diverse producties ingediend, die mede verband houden met de andere tussen partijen dienende procedure.
Het kort geding is ter zitting gelijktijdig behandeld met de behandeling van het door Zorgpunt ingediende verzoekschrift (zaaknummer 415448 EJ VERZ 11-31) strekkend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser]. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden. Ter zitting is [eiser] verschenen, bijgestaan door mr. Van den Bergh voornoemd. Van de zijde van Zorgpunt is de heer [voorzitter] (voorzitter van de raad van commissarissen van Zorgpunt) verschenen, bijgestaan door mr. Wolfs voornoemd.
Partijen is gelegenheid geboden om binnen een termijn van een week tot onderlinge overeenstemming te komen.
Bij faxbericht van 1 maart 2011 is de kantonrechter namens [eiser] verzocht in de twee zaken vonnis te wijzen respectievelijk een beschikking te nemen.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
de feiten
[eiser] is op 1 september 2010 op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Zorgpunt in de functie van Zorgmanager Regio Maastricht. Het overeengekomen loon bedraagt € 4.748,10 exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten. Op 24 januari 2011 heeft [eiser] een (emotioneel) gesprek gehad met de directeur van Zorgpunt, de heer [directeur] (hierna: [directeur]). Na dat gesprek heeft [eiser] de sleutels van Zorgpunt achtergelaten en heeft hij de werklocatie verlaten.
Bij e-mailbericht van 24 januari 2011 heeft [eiser] [directeur] het volgende medegedeeld:
“Na aanleiding van vanmorgen wil ik zover als dit nog niet duidelijk was, mijn ziekmelding middels deze mail bevestigen. Ik heb morgen een afspraak bij de huisarts, omdat het mij allemaal iets te veel is geworden dat misschien te maken kan hebben met de afgelopen periode waarin ik misschien iets te veel hooi op de vork genomen heb. Omdat mijn nachtrust al een aantal nachten niet optimaal is, vanwege het piekeren over het werk ben ik niet instaat mij goed te concentreren.
Ik hou je op de hoogte van de bevindingen/advies van de huisarts.”
Bij e-mailbericht van 25 januari 2011 heeft [eiser] [directeur] medegedeeld in overleg met zijn huisarts een time-out te nemen.
Bij e-mailbericht van 28 januari 2011 heeft [directeur] [eiser] onder meer medegedeeld dat hij op grond van diens verklaringen tijdens het gesprek van 24 januari 2011 concludeert dat [eiser] zelf ontslag genomen heeft.
Bij brief van 31 januari 2011 heeft [eiser] zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van zijn werkzaamheden en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
De bedrijfsarts van Zorgpunt heeft [eiser] per 21 februari 2011 arbeidsgeschikt verklaard.
Verzekeringsarts [verzekeringsarts] (hierna te noemen: [verzekeringsarts]) van het UWV heeft in een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 14 februari 2011 in het kader van een deskundigenoordeel [eiser] per 21 februari 2011 niet geschikt geacht voor het eigen werk.
de vordering
[eiser] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen bij voorraad Zorgpunt te veroordelen:
- om binnen 2 x 24 uur na betekening van dit vonnis het loon van € 4.748,10 bruto (bedoeld zal zijn: per maand) te betalen met ingang van 24 januari 2011;
- [eiser], indien en zodra hij weer arbeidsgeschikt is, toe te laten tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden, bij gebreke waarvan Zorgpunt een boete zal verbeuren van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij hiermee in gebreke blijft;
- tot betaling van de kosten van deze procedure.
de standpunten van partijen
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat hij op 24 januari 2011 geen ontslag genomen heeft, maar dat hij zich op die dag ziek gemeld heeft. Hij is primair van mening dat hij door Zorgpunt tijdens ziekte op staande voet ontslagen is, welk ontslag volgens hem “nietig” is. Ter zitting heeft hij subsidiair doen aanvoeren dat hij nakoming van de arbeidsovereenkomst vordert.
Zorgpunt heeft aangevoerd dat [eiser] per 21 februari 2011 arbeidsgeschikt is. Ten aanzien van het deskundigenoordeel merkt zij op dat de bedrijfsarts niet door de verzekeringsarts geraadpleegd is. Zorgpunt concludeert dat [eiser] thans geen werkzaamheden voor Zorgpunt verricht, terwijl hij daartoe wel in staat is. De gevorderde wedertewerkstelling dient volgens Zorgpunt afgewezen te worden, gelet op hetgeen in de verzoekschriftprocedure verzocht wordt. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat er geen grond is voor toewijzing van de gevorderde dwangsom, aangezien zij zonder meer uitvoering zal geven aan hetgeen door de kantonrechter in dit vonnis zal worden beslist.
de beoordeling
Zorgpunt handhaaft - naar ter zitting duidelijk gemaakt is - niet langer haar vóór deze procedure ingenomen standpunt dat [eiser] op 24 januari 2011 zelf ontslag genomen heeft. Hierover bestaat derhalve niet langer een geschil tussen partijen. [eiser] stelt echter daarvoor in de plaats dat hij van oordeel is die dag door Zorgpunt op staande voet ontslagen te zijn (onverwijld opgezegd in termen van het BW). Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat daar niets van gebleken is. De redenering van [eiser] dat hij die dag geen ontslag genomen heeft en dat hij dan dus ontslagen moet zijn door Zorgpunt, is onnavolgbaar. Een verdere onderbouwing van zijn standpunt dat Zorgpunt hem op staande voet ontslagen heeft, is door [eiser] niet gegeven.
Nu niet is gebleken van een opzegging van de arbeidsovereenkomst, moet thans voorlopig geoordeeld worden dat de arbeidsovereenkomst tot op heden niet geëindigd is. Op mogelijke vernietigbaarheid van een (door [eiser] tot uitgangspunt genomen) opzegging in het kader van een bodemprocedure behoeft dan ook niet vooruitgelopen te worden.
De primaire grondslag van [eiser]s vordering, die behelst dat de arbeidsovereenkomst in strijd met een opzegverbod en ook anderszins vernietigbaar opgezegd is, kan op grond van voorgaande overwegingen derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.
Een subsidiaire grondslag (doorbetaling van loon ex artikel 7:629 BW) is weliswaar eerst ter zitting aangevoerd, maar de kantonrechter acht dit in het bestek van dit kort geding toelaatbaar. Zorgpunt heeft daar wel bezwaar tegen gemaakt, maar gesteld noch gebleken is dat zij door [eiser]s late aanvulling van de grondslag van zijn vordering in haar verweer geschaad is.
Niet in geschil is dat [eiser] tot 21 februari 2011 ook door de bedrijfsarts ongeschikt geacht is zijn normale arbeid te verrichten (al bleef in het midden of ziekte de oorzaak was). Zorgpunt is daarom - naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter - door tot die datum het loon niet te betalen, de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet nagekomen. Toewijsbaar is derhalve een voorschot op het brutoloon van € 4.748,10 per maand met betrekking tot de periode van 24 januari 2011 tot 21 februari 2011. [eiser] zal in dit verband niet het slachtoffer mogen worden van het feit dat hij naliet om meer subsidiair ook artikel 7:628 BW aan zijn loonvordering ten grondslag te leggen.
Niet toewijsbaar is het brutoloon met ingang van 21 februari 2011. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij ook met ingang van die datum wegens ziekte niet in staat (geweest) is om zijn werkzaamheden bij Zorgpunt te verrichten, zodat Zorgpunt zijn loon dient te blijven betalen. Dat standpunt vindt geen steun in de door hem ten behoeve daarvan overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportage van 14 februari 2011 van [verzekeringsarts]. Noch uit de overwegingen van [verzekeringsarts] noch uit diens conclusie blijkt dat hij [eiser] wegens ziekte ongeschikt heeft geacht zijn werkzaamheden te verrichten. De redenering van [verzekeringsarts] komt er namelijk op neer dat [eiser] op (en na) 21 februari 2011 verder arbeidsongeschikt bleef omdat geleidelijke re-integratie van [eiser] door de houding van Zorgpunt onmogelijk was. [verzekeringsarts] legt geen verband met een door hem bij [eiser] geconstateerde ziekte. Het aanbod van [eiser] om te bewijzen dat [verzekeringsarts] [eiser] wel degelijk wegens ziekte arbeidsongeschikt geacht heeft, zal worden gepasseerd, nu in dit kort geding slechts een voorlopig oordeel over de arbeidsongeschiktheid van [eiser] gegeven hoeft te worden.
Voorshands staat derhalve vast dat [eiser] met ingang van 21 februari 2011 geen werkzaamheden voor Zorgpunt verricht heeft, terwijl hij vooralsnog per die datum niet arbeidsongeschikt in de zin van artikel 7:629 BW geacht kan worden. Dat [eiser] zich feitelijk voor arbeid beschikbaar gesteld heeft, is niet gebleken. Hij is zich daarentegen juist vast blijven bijten in zijn stelling dat hij ook op en na 21 februari 2011 wegens/door ziekte arbeidsongeschikt gebleven is. In die omstandigheden kan niet gezegd worden dat Zorgpunt tekortgeschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst door (ook) vanaf die datum geen loon aan [eiser] te betalen. Dit zou anders kunnen zijn als er sprake zou zijn geweest van ondubbelzinnig voor risico van Zorgpunt komende werkverhindering als bedoeld in artikel 7:628 BW. Daarover bestaat echter geen absolute duidelijkheid. Partijen hebben een tegengestelde opvatting over de reden dat er geen arbeid verricht is en in het bestek van dit kort geding valt die knoop niet door te hakken. De vordering tot betaling van een voorschot gelijk aan het loon ingaande 21 februari 2011 zal derhalve afgewezen worden.
De vordering van [eiser] tot (kort gezegd) wedertewerkstelling zal eveneens afgewezen worden. De arbeidsovereenkomst zal namelijk ontbonden worden per 1 mei 2011 en gesteld noch gebleken is dat [eiser] een bijzonder belang heeft bij een (zo) korte hervatting van zijn werk, noch daargelaten dat het conflict tussen partijen onopgelost gebleven is en Zorgpunt mede daardoor er sterk belang bij heeft dat [eiser] juist niet in actieve dienst terugkeert. De kantonrechter verwijst dienaangaande naar de beschikking van heden in de zaak met zaaknummer 415448 EJ VERZ 11-31.
In de omstandigheid dat [eiser] slechts gedeeltelijk in het gelijk gesteld is, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat ieder partij haar eigen kosten draagt.
BESLISSING
Veroordeelt Zorgpunt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een voorschot te betalen dat gerelateerd is aan een maandloon van € 4.748,10 en ziet op de loonperiode van 24 januari 2011 tot 21 februari 2011.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Compenseert de kosten van dit geding in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.