Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ5787

Rechtbank Maastricht
26-04-2011
24-05-2011
418791 AZ VERZ 11-59
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Ontbinding arbeidsovereenkomst

Verzoek afgewezen omdat niet in rechte is komen vast te staan dat begeleidster van minderjarige asielzoekers een intieme relatie gehad zou hebben met een pupil.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2011-0439
VAAN-AR-Updates.nl 2011-0439

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 418791 AZ VERZ 11-59

beschikking van 26 april 2011

in de zaak

de rechtspersoon naar Nederlands recht CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS,

statutair gevestigd te [woonplaats],

verzoekster,

verder te noemen: “COA”,

gemachtigde: aanvankelijk mr. V. Hofman, jurist arbeidsrecht, afdeling Rechtspositie/O&A, bij verzoekster, thans mr. S. Ruijs, werkzaam bij USG Juristen te Utrecht,

tegen

[verweerster],

wonend te [adres],

verweerster,

verder te noemen: [verweerster],

gemachtigde: mr. M.C.W.C. van Zon, werkzaam bij AbvaKabo FNV te Weert.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 14 maart 2011 is ter griffie een verzoekschrift met bijlagen ontvangen en op 28 maart 2011 is een verweerschrift met bijlagen ingekomen.

Op 30 maart 2011 heeft [verweerster] de kantonrechter nog een aantal (nadere) bijlagen doen toekomen en COA heeft op 7 april 2011 bij faxbericht nog enkele (nadere) bijlagen in het geding gebracht.

Partijen zijn gehoord ter terechtzitting van 11 april 2011. Verzoekster is aldaar verschenen vertegenwoordigd door de heer [manager], Manager Bijzondere Opvang, en de heer [coördinator en direct leidinggevende van verweerster], coördinator en direct leidinggevende van [verweerster], bijgestaan door haar gemachtigde mr. S. Ruijs. Verweerster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M. van Zon.

Door de griffier is van de behandeling schriftelijk aantekening gehouden.

Vervolgens is de beslissing bepaald op heden.

MOTIVERING

[verweerster] is sedert [datum] op grond van een (thans) voor onbepaalde duur geldende arbeidsovereenkomst bij COA in dienst en heeft op dit moment de functie van medewerker AMV opvang.

Voor die tijd had zij met COA een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vanaf 1 februari 1998 tot en met 31 december 1998.

Het loon van [verweerster] bedroeg laatstelijk € 3.097,02 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag.

[verweerster] heeft een werkweek van 36 uur.

COA heeft zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van veranderingen in de omstandigheden die niet, ook niet gedeeltelijk, aan COA toe te rekenen zijn, zodat COA van oordeel is dat er geen aanleiding bestaat voor toekenning van een vergoeding ex artikel 7:685 lid 8 BW noch voor compensatie van kosten.

COA heeft daartoe gesteld dat de reden van het onderhavige verzoek gelegen is in het feit dat door toedoen van [verweerster] de arbeidsrelatie ernstig verstoord geraakt is, op grond waarvan verdere vruchtbare samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoort.

COA verwijt [verweerster] kort gezegd:

1. Het hebben van een affectieve/intieme relatie met een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) en het bieden van privé opvang aan die minderjarige;

2. Het niet-vertonen van professioneel, integer gedrag ten opzichte van de alleenstaande minderjarige vreemdeling, collegae en COA.

[verweerster] heeft uitvoerig verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van COA en betwist het hoofdbestanddeel van de door COA aangevoerde feiten en/of omstandigheden, althans verwerpt gemotiveerd de interpretatie die COA aan bepaalde wel erkende feiten verbindt.

Het uiten van een verwijt door een werkgever in de hiervoor onder 1. bedoelde zin is zeer ernstig en kan voor werkne(e)m(st)ers zeer ernstige en verstrekkende gevolgen hebben, ook als later mocht komen vast te staan dat de feiten anders liggen of als de feiten totaal andets verklaard moeten worden.Van een werkgever mag dan ook verwacht worden dat hij, alvorens een dergelijke beschuldiging te uiten, met de grootst mogelijke zorgvuldigheid onderzoek doet naar de feiten en niet te lichtvaardig omspringt met het trekken van conclusies die door de feiten niet gerechtvaardigd worden.

In het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat COA veel te lichtvaardig geconcludeerd heeft dat [verweerster] een affectieve/intieme relatie met een minderjarige asielzoeker ([asielzoeker]) (gehad) heeft.

de door COA gestelde feiten.

Op 7 februari 2011 heeft een collega van [verweerster] (de heer [collega van verweerster]) aan de leidinggevende van [verweerster] gemeld dat [verweerster] een minderjarige asielzoeker ([asielzoeker]) bij haar thuis ontvangen heeft en dat zij zelfs een relatie met hem heeft. Het bestaan van die relatie zei [collega van verweerster] rechtstreeks van [asielzoeker] vernomen te hebben.

De vermeende relatie is diezelfde dag bevestigd door de heer [medewerker van het asielzoekerscentrum], ook werkzaam op het asielzoekerscentrum [plaats] waar ook [verweerster] werkzaam is en alwaar [asielzoeker] onderdak heeft gekregen.

Ook [medewerker van het asielzoekerscentrum] heeft het bestaan van een relatie tussen [verweerster] en [asielzoeker] vernomen van de minderjarige [asielzoeker].

Zowel de heer [medewerker van het asielzoekerscentrum] als de heer [collega van verweerster] maakte melding van “zuigvlekken in de nek” van [verweerster] en van sms-berichten tussen [verweerster] en [asielzoeker], die [asielzoeker] aan hen heeft laten zien. Ook is verwezen naar video-opnamen gemaakt door de interne camerabewaking waaruit blijkt dat [verweerster] zeer frequent de kamer van [asielzoeker] op het asielzoekerscentrum bezocht.

Op 8 februari 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [coördinator en direct leidinggevende van verweerster] en [verweerster], in welk gesprek [verweerster] “erkende” dat zij [asielzoeker] bij haar thuis ontvangen heeft en ondersteuning geboden heeft. Ook “erkende” [verweerster] in dat gesprek dat zij ‘te veel aandacht aan [asielzoeker] heeft gegeven’ en zich “onprofessioneel richting [asielzoeker] heeft gedragen” en bevestigde zij de frequente bezoeken aan zijn kamer.

Op 9 februari 2011 vond er een gesprek plaats tussen de heer [coördinator en direct leidinggevende van verweerster] en [asielzoeker], die hem meldde dat de reden dat hij de heer [medewerker van het asielzoekerscentrum] vertelde van zijn relatie met mevrouw [verweerster] ingegeven was door de druk die de heer [medewerker van het asielzoekerscentrum] op hem zou hebben uitgeoefend in het kader van zijn eigen bedrijf in [land].

Op 10 februari 2011 concludeerde de heer [coördinator en direct leidinggevende van verweerster], in overleg met mevrouw [adviseur P&O], Adviseur P&O, de heer [locatiemanager], locatiemanager [plaats], en mevrouw [manager bijzondere opvang], manager bijzondere opvang, en na advies ingewonnen te hebben bij de afdeling Rechtspositie, dat de kwestie complexer was dan in eerste instantie gedacht en dat een zorgvuldig feitenonderzoek noodzakelijk was voor het bepalen van verdere stappen. In dat kader is [verweerster] voor twee weken op non-actief gesteld.

[verweerster] ontkent pertinent dat zij een intieme relatie met [asielzoeker] heeft of in het verleden had. Zij ontkent niet dat [asielzoeker] één keer bij haar thuis geweest is, maar het verhaal is anders dan COA doet voorkomen. Op een gegeven moment stond [asielzoeker] voor haar deur. Hij was overstuur omdat een vriend door de politie was ingerekend. Omdat [asielzoeker] veel drukte maakte en erg luidruchtig was, heeft haar ex-echtgenoot (met wie zij nog steeds samenwoont) [asielzoeker] naar binnen gehaald, in de hoop een scène of oploop in de straat te voorkomen. Nadat hij gekalmeerd was, vertrok hij weer na beloofd te hebben [verweerster] niet meer thuis te bezoeken. Hij smeekte haar om het voorval niet te melden.

[verweerster] ontkent niet dat zij met [asielzoeker] gesproken heeft op zijn kamer, maar geeft als verklaring daarvoor dat [asielzoeker] veel aandacht vroeg. Zij blijft ten stelligste ontkennen dat zij een intieme relatie met [asielzoeker] had. Bovendien ontkent zij ten stelligste dat zij met [asielzoeker] sms-verkeer gehad heeft.

Uit hetgeen COA via haar vertegenwoordigers [locatiemanager] en [coördinator en direct leidinggevende van verweerster] ter terechtzitting verklaard heeft en hetgeen daaromtrent door COA bij haar verzoekschrift en in nog nader overgelegde bijlagen beweerd is, blijkt echter helemaal niet van een feitenverloop en een uitkomst zoals zij die formuleert.

Vele door COA aangevoerde feiten en/of omstandigheden worden suggestief weergegeven, zijn niet onontkoombaar aldus geschied of zijn gebaseerd op verklaringen van horen zeggen. Niemand van COA heeft gezien dat [verweerster] daadwerkelijk intiem met [asielzoeker] omging, in die zin dat van een affectieve en intieme “relatie” gesproken kan worden. Zeer suggestief worden bijvoorbeeld “zuigvlekken” in de hals (COA heeft het over “nek”) van [verweerster] aangehaald als “feit” waaruit een relatie zou moeten blijken, terwijl geen enkele persoon dergelijke “vlekken” ook daadwerkelijk gezien heeft, laat staan iets kan zeggen over de oorzaak en/of de verantwoordelijke persoon.

De (intieme) relatie is voornamelijk gebaseerd op de aanvankelijke bewering van [asielzoeker] die tegenover derden een relatie zei te hebben met [verweerster]. Een verklaring nota bene van een minderjarige die als alleenstaande asielzoeker (naar erkend) veel zorg en begeleiding nodig heeft en niet de makkelijkste is. Van COA zou toch verwacht mogen worden dat zij met een dergelijke verklaring zeer voorzichtig zou omspringen, temeer nu [asielzoeker] deze naderhand volledig heeft ingetrokken en daarbij ook heeft opgegeven waarom hij een dergelijk verhaal de wereld had in gebracht.

Hoewel de gedragsregels binnen COA, die kenbaar waren voor [verweerster] en waarvan [verweerster] ook heeft gezegd deze te kennen, huisbezoek verboden, heeft [verweerster] voor het (korte tijd) binnenlaten van [asielzoeker] (in aanwezigheid van haar ex-echtgenoot) een plausibele verklaring gegeven. Ook voor wat betreft de veelvuldige bezoeken aan de kamer van [asielzoeker] in het asielzoekerscentrum heeft zij een redelijk klinkende verklaring gegeven. Daartegenover staan enkel verklaringen van medewerkers die zich tot veronderstellingen beperken.

COA heeft verder nog gesteld dat ook zij van mening was dat “de kwestie complexer bleek dan in eerste instantie gedacht” en dat een nader zorgvuldig feitenonderzoek zou moeten plaatsvinden.

In haar verzoekschrift doet COA enkel mededeling van het resultaat van het denkproces in de vorm van een persoonlijke visie van de heren [locatiemanager] en [coördinator en direct leidinggevende van verweerster] die dan kennelijk rechtstreeks voortgevloeid is uit dat “zorgvuldig” feitenonderzoek (bijlage 11).

Datgene wat aan “onderzoek” onderworpen is, blijft echter onbeschreven, terwijl uit het verslag (bijlage 11) blijkt dat dit enkel een opsomming is van de gebeurtenissen van 7 februari tot en met 10 februari 2011, hetgeen COA al eerder had beschreven.

Conclusie moet zijn dat het “onderzoek” slechts een heroverweging was, terwijl nota bene ten opzichte van [verweerster] geen wederhoor gepleegd is, omdat ieder (verder) gesprek met haar achterwege gelaten is.

Van een nader zorgvuldig feitenonderzoek is de kantonrechter dan ook niet gebleken.

Wel merkt COA nog op dat in het kader van genoemd feitenonderzoek op 11 februari 2011 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de locatiemanager, [locatiemanager], en mevrouw [collega sub 2 van verweerster], collega van [verweerster], in welk gesprek zij zou hebben gezegd “dat zij recentelijk een verandering heeft bemerkt in het gedrag van mevrouw [verweerster]”. Het belang van deze uitlating is volstrekt onduidelijk, waar zij nauwelijks of in het geheel niet feitelijk gedrag beschrijft en in elk geval niets zegt over het bestaan van een intieme relatie tussen [verweerster] en [asielzoeker].

Uit het door COA overgelegde verslag van het gesprek met [collega sub 2 van verweerster] blijkt dat zij alle daarin genoemde feiten en/of omstandigheden van anderen zegt te hebben vernomen.

Als kers op de taart legt COA een verklaring over van de heer [locatiemanager] zelf waaruit zou moeten blijken dat mevrouw [verweerster] een meer dan professionele relatie heeft onderhouden met een minderjarige alleenstaande asielzoeker en dat COA dit niet kan accepteren.

Ook deze verklaring is een opsomming van op zichzelf niet incriminerende feiten, gebeurtenissen en omstandigheden die allemaal gebaseerd zijn op de auditu verklaringen en frappeert omdat zij (desondanks) daaraan vergaande suggestieve oordelen verbindt.

De kantonrechter is, gelet op hetgeen hiervoor overwogen is, dan ook van oordeel dat COA op geen enkele manier of ook maar enigszins het bestaan van een affectieve/intieme relatie tussen [verweerster] en [asielzoeker] aannemelijk heeft kunnen maken en zal het verzoek voor zover dit hierop gebaseerd is, afwijzen.

Met COA is de kantonrechter wel van oordeel dat [verweerster] op onderdelen

niet-professioneel handelen verweten kan worden.

[verweerster] had natuurlijk wel melding moeten maken van het feit dat [asielzoeker] bij haar aan de deur was geweest. Dit gedrag rechtvaardigt echter geenszins de door COA verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Het verwijt van COA dat [verweerster] haar gesprekken/bemoeienissen met [asielzoeker] niet dan wel te weinig teruggekoppeld heeft naar de mentor van [asielzoeker], wordt gepasseerd. Ter terechtzitting heeft [verweerster] immers verklaard dat zij wel degelijk de mentor van [asielzoeker] (stipt) op de hoogte hield, zij het niet schriftelijk maar mondeling.

Er is niet gebleken dat COA hiernaar onderzoek gepleegd heeft. Sterker nog: ter terechtzitting is zulk regelmatig mondeling contact van [verweerster] en de mentor over [asielzoeker] in het geheel niet weersproken.

De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat geenszins is komen vast te staan dat [verweerster] een affectieve/intieme relatie heeft of heeft gehad met een minderjarige asielzoeker, zodat ook niet is komen vast te staan dat [verweerster] in strijd heeft gehandeld met de binnen COA geldende gedragscode, terwijl het hiervoor genoemde onprofessioneel handelen niet dusdanig ernstig genoemd mag en kan worden, dat dit een ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zou kunnen rechtvaardigen.

Verder is niet komen vast te staan dat de verhoudingen tussen partijen dusdanig ernstig zijn verstoord, dat van een verdere vruchtbare samenwerking niet meer gesproken kan worden.

[verweerster] heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard weer aan het werk te willen bij COA. Verder heeft zij verklaard bereid te zijn om werk te aanvaarden in een ander opvangcentrum dat het centrum in [plaats].

Het verzoek zal dan ook afgewezen worden.

Als de in het ongelijk gestelde partij wordt COA veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure.

BESLISSING

Wijst het verzoek van COA af.

Veroordeelt COA tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] bepaald op een bedrag van € 500,-- aan salaris gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. STAAL, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

HP

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.