RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
Zaak/repnr: 408232 EJ VERZ 10-1552
typ: lja
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 28 februari 2011
De kantonrechter
gezien het op 27 december 2010 ontvangen verzoekschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Janshen-Hahnraths B.V., gevestigd te Kerkrade, gemachtigde
mr. S.G.J. Habets, advocaat te Maastricht, waarin zij verzoekt de tussen haar als werkgeefster en [verweerder], wonende te [adres], gemachtigde mr. R.C. Breuls, advocaat te Geleen, als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden;
voorts gezien de overige stukken, waaronder het op 28 januari 2011 ontvangen verweerschrift, de op 1 februari 2011 van Janshen-Hahnraths ontvangen aanvullende producties, alsmede de pleitnota van mr. Habets en de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 7 februari 2011;
gehoord partijen.
Overweegt
Tussen partijen staat vast dat [verweerder], geboren op [1949], op 28 mei 1971 bij Janshen-Hahnraths in dienst is getreden en laatstelijk als technisch medewerker 3 werkzaam is tegen een salaris van € 2.571,45 bruto per maand, exclusief toeslagen.
De werkzaamheden van [verweerder] bestaan onder meer uit het controleren en (preventief) onderhouden van de speelautomaten in de amusementscenters van Fair Play Centers B.V. alsmede uit het verhelpen van storingen.
Het verzoek
Medio september 2010 bereikte het Hoofd Fair Play Centers het bericht dat de roulette Megastar in het center te Geleen gedurende de periode van januari tot en met juli 2010 was gemanipuleerd. Er zou op meerdere spelersplaatsen steeds op een nummer zijn ingezet, welk nummer vervolgens steeds in de prijzen viel, iets wat statistisch onmogelijk is. Ook zou er sprake zijn van beïnvloeding van het rouletteballetje. Dit bericht was afkomstig van de leverancier van de roulette Megastar. [medewerker] van Fair Play Centers Beveiliging B.V. heeft naar aanleiding van dit bericht de opdracht gekregen de (on) juistheid van dit bericht te onderzoeken.
Uit dit onderzoek kwam naar voren dat op de data van manipulatie telkens [verweerder] en zijn collega
Mevrouw [naam medewerkster], medewerkster amusementscenter bij Fair Play Centers B.V., aanwezig waren; bij andere monteurs/technisch medewerkers kwam dit niet voor. Verder is gebleken dat er op een van de ‘manipulatiedata’ niet alleen werd gespeeld tijdens de werkzaamheden die [verweerder] verrichtte aan de roulette, maar ook werd uitbetaald. Dit trok bijzondere aandacht, nu uitbetalingen enkel kunnen c.q. mogen plaatsvinden tijdens openingstijden (medewerkers mogen immers geen prijzen incasseren) en enkel voor zover er niet aan de roulette wordt gewerkt (omdat spelen op de roulette niet is toegestaan zolang daaraan werkzaamheden worden verricht). Opvallend was verder dat op de zogenaamde R-bonnen, die na het verrichte (preventieve) onderhoud dienen te worden ingevuld, op de manipulatiedata veelal waren voorzien van de tekst: “ketel, bal en glasplaat gereinigd”, terwijl deze tekst in andere centers slechts één maal van de veertig gecontroleerde bonnen door [verweerder] werd gebruikt. Een tijdstip werd meestal niet vermeld, ondanks dat dit een vereiste was. Deze onderzoeksresultaten zijn vastgesteld in een (tussentijdse) rapportage d.d. 22 november 2010.
Op 25 november 2010 heeft [medewerker] in het bijzijn van de heren [naam monteur] en [naam monteur] [verweerder] een aantal vragen gesteld. Ondanks de aanzienlijke dosis kennis en ervaring stelde [verweerder] desgevraagd dat hij geen verklaring kon geven voor het feit dat vóór openingstijd al op meerdere units gespeeld bleek te zijn en dat deze units altijd prijs hadden. [verweerder] had evenmin een verklaring voor het feit dat hij ’s middags en derhalve tijdens openingstijden van het center preventief onderhoud verrichtte aan de roulette, terwijl hij dit behoorde te doen vóór openingstijd. Van storingen aan de automaat is niet gebleken. Voor de vraag waarom [verweerder] vanaf juli 2010 en derhalve vanaf het moment dat er onderzoek werd gedaan naar het hoge uitkeringspercentage van de roulette niet langer de tekst “ketel, bal en glasplaat gereinigd” vermeldde op de betreffende bonnen, doch uitsluitend “preventief onderhoud” had [verweerder] evenmin een deugdelijke verklaring. Ook tijdens een interview met [naam medewerkster] werd bevestigd dat [verweerder] werkzaamheden verrichtte aan de roulette, terwijl klanten op dat moment op de roulette speelden. Bij andere monteurs gebeurde dat niet. Ook bevestigde [naam medewerkster] dat klant “ [naam klant]” vrijwel direct na binnenkomst prijs had op de roulette, wanneer [verweerder] nog aan het werk was.
Op 3 december 2010 zijn [verweerder] opnieuw een aantal bevingen voorgehouden, waaronder:
• vóór openingstijd vinden er inworpen plaats en wordt er op de roulette gespeeld terwijl [verweerder] werkzaamheden verricht op de roulette;
• tijdens preventieve werkzaamheden van [verweerder] aan de roulette vinden uitbetalingen plaats;
• de manipulatie van de roulette vindt altijd en uitsluitend plaats wanneer [verweerder] werkzaamheden verricht aan de roulette;
• voordat de manipulatie plaatsvindt, worden de deuren 202, 204, 206 en 208 geopend. Dit zijn de deuren waar de schroeven zich bevinden die losgemaakt moeten worden om de koepel omhoog te doen. Ook wanneer de koepel omhoog is, is er gespeeld op de roulette, terwijl dit ten strengste verboden is;
• de speeltijd van het balletje wijkt enkele malen af bij de gemanipuleerde spellen;
• steeds wanneer er wordt ingezet op een nummer op een aantal units, dan valt dit nummer altijd, hetgeen betekent dat er altijd en herhaaldelijk op dat nummer een (hoge) prijs valt. Dit is volgens de leverancier van de roulette onmogelijk.
Volgens Janshen-Hahnraths bevatten de bevindingen teveel toevalligheden om te blijven geloven in de gestelde onschuld van [verweerder], die ondanks zijn enorme hoeveelheid kennis en ervaring ([verweerder] weet exact hoe deze apparaten functioneren en werken) blijft verkondigen dat hij niet weet wat er gebeurd is en dat hij geen verklaring heeft voor de gedane constateringen.
Gelet op het feit dat de manipulaties enkel en uitsluitend hebben plaatsgevonden wanneer [verweerder] werkzaamheden verrichtte aan de roulette en gezien de bevindingen, die duidelijk wijzen op de doorslaggevende rol die [verweerder] heeft gespeeld op de manipulatiedata, kan het niet anders zijn dan dat [verweerder] verantwoordelijk is voor en zelf aan de wieg staat van het feit dat er gemanipuleerd is met de roulette. Als gevolg waarvan door Janshen-Hahnraths schade is geleden.
Janshen-Hahnraths meent dat gelet op iedere omstandigheid afzonderlijk, doch zeker in onderling verband, niet langer van haar gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder] langer te laten voortduren. [verweerder] heeft niet conform de geldende voorschriften gehandeld, hij is niet integer noch geloofwaardig en transparant en mede daardoor heeft hij de ernstige verdenking op zich geladen zijn werkgever moedwillig te hebben benadeeld (voor een bedrag van meer dan € 60.000,00) ten gunste van een derde en/of zichzelf. Janshen-Hahnraths is dan ook van mening dat de gedragingen ten minste één dringende reden opleveren op basis waarvan de arbeidsovereenkomst op korts mogelijke termijn dient te worden ontbonden. Jansen-Hahnraths heeft in ieder geval ieder vertrouwen in het functioneren van [verweerder] en hem als persoon verloren, zodat tevens sprake is van een verandering in de omstandigheden.
Het verweer
[verweerder] stelt zich allereerst op het standpunt dat de stelling van Janshen-Hahnrahts dat überhaupt sprake is geweest van manipulatie in het geheel niet is onderbouwd. Janshen-Hahnraths verwijst in dit kader slechts naar een brief van de leverancier; uit niets blijkt echter dat deze stellingen kloppen. [verweerder] vraagt zich eveneens af waarom Janshen-Hahnraths niet de video-opnames heeft betrokken bij haar onderzoek. Bij de Fair Play Centers wordt iedere spelpositie gefilmd en de opnames worden langere tijd bewaard. Het zou aan de hand van de filmbeelden zeer eenvoudig zijn om na te gaan of en zo ja er op bepaalde tijdstippen sprake was van malversaties en belangrijker nog: wie daarvoor verantwoordelijk is. Voor [verweerder] is bij het ontbreken van enige schriftelijke onderbouwing niet na te gaan of hij steeds op de data van manipulatie aanwezig was. Dit zou hij anders met zijn administratie (autoritten en werkbonnen) kunnen vergelijken.
[verweerder] ontkent gespeeld te hebben met de intentie om winsten te verkrijgen, maar heeft alleen een muntstuk ingeworpen om de correcte werking van het apparaat te controleren. [verweerder] ontkent verder de R-bonnen niet in overeenstemming met de waarheid te hebben ingevuld. [verweerder] heeft wel eens preventief onderhoud gedurende de openingstijden verricht. Er werd dan noch door [verweerder] noch door anderen op de machines gespeeld.
[verweerder] merkt vervolgens op het opvallend te vinden dat er geen aangifte bij de politie is gedaan, hetgeen vast beleid is binnen Janshen-Hahnraths, alsmede dat hij niet op staande voet is ontslagen, maar enkel op non actief is gesteld. De dringende reden is daardoor per definitie niet aanwezig.
[verweerder] ontkent ten stelligste zich schuldig te hebben gemaakt aan het willens en wetens manipuleren van de roulette danwel het scheppen van mogelijkheden daartoe. Het bewijs daartoe ontbreekt. Stuitend is ook te moeten lezen dat Janshen-Hanhraths stelt dat [verweerder] er voor heeft gezorgd dat hij het vertrouwen van Janshen-Hahnraths onwaardig is geworden en dat hij zelfs wordt gekenmerkt als ‘niet integer’ en ‘niet geloofwaardig en transparant’. Is dit de wijze waarop Janshen-Hahnraths pleegt om te gaan met een werknemer die reeds ruim 40 jaar werkzaam is geweest voor de onderneming en die een onberispelijke staat van dienst heeft?
Janshen-Hahnraths lijkt blind voor tegenargumenten en had vanaf het begin haar pijlen gericht op [verweerder]. Wars van een waarheidsvinding wordt [verweerder] aan de schandpaal genageld en aangewezen als schuldige danwel medeschuldige. Evident is dat daarmee sprake is van slecht werkgeverschap. Voor zover er op basis van een gewichtige reden wordt ontbonden, dan is de ontbinding slechts gelegen in de houding van Janshen-Hahnraths. Een vergoeding waarbij de
correctiefactor wordt gesteld op 1,75 wordt hierbij billijk geacht. [verweerder] verzoekt de kantonrechter, gezien zijn moeilijke positie op de arbeidsmarkt, hem tevens een outplacementfaciliteit toe te kennen alsmede een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand.
Het navolgende wordt overwogen
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod.
De kantonrechter heeft als eerste te beoordelen of sprake is van een gewichtige reden die bestaat uit omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW zouden hebben opgeleverd als deswege onverwijld zou zijn opgezegd.
Deze situatie oordeelt de kantonrechter niet aanwezig. Alle bevindingen en omstandigheden die Janshen-Hahnraths schetst, leiden weliswaar tot een bepaalde slotsom, maar er is geen moment aan te wijzen waarop deze manifest werden dat een ontslag-op-staande-voet-situatie zich voordeed.
Voorzover het verzoek op deze basis is gestoeld, wordt het afgewezen.
De tweede grondslag voor de gewichtige reden, verandering in de omstandigheden, die een vertrouwensbreuk opleveren, kan wel met hetgeen Janshen-Hahnraths heeft aangevoerd, worden onderbouwd.
Wanneer de kantonrechter de R-bonnen, de HRV-bonnen en registratie van de bedrijfsauto, welke stukken in de aanvullende producties zijn opgenomen, in de tijd gezien naast elkaar legt, wordt er een patroon zichtbaar waarin dit alles té zeer gelijktijdig plaatsvindt om te spreken van toeval.
Ook de substantiëring van het toeval, de roulettemachine, vertoont blijkens de overzichten zoals door Janshen-Hahnraths overgelegd, juist op de momenten waarop [verweerder] het apparaat geopend heeft, een regelmaat in de winstuitkeringen die naar het oordeel van de kantonrechter niet te rijmen is met de aard en de functie van deze machine. [verweerder] laat dit bijzondere verschijnsel onverklaard, waarmee hij de schijn wekt de hand in deze opvallende situatie te hebben gehad.
Voorzover als [verweerder] beoogt te stellen dat hij een muntinworp deed om het apparaat uit te proberen, en dit, naar de kantonrechter begrijpt, een winstuitkering tot gevolg had, verklaart hij daarmee evenmin de opvallende regelmaat van winstuitkeringen in zijn aanwezigheid en ten tijde van het geopend hebben van de machine. Immers ook dan moet bij eerlijk bedienen van de machine sprake zijn van de werking van het toeval en zouden de meeste inworpen niet tot winst hebben geleid.
[verweerder] laat tevens na een verklaring te geven voor -opnieuw in strijd met de wetten van het toeval zijnde- stelselmatige uitkering van winst door mevrouw [naam medewerkster] zonder aftekenen voor het ontvangstbewijs van niet onaanzienlijke geldbedragen.
Uit dit conglomeraat van feiten en omstandigheden is de gevolgtrekking gewettigd dat [verweerder] zelf, of in samenwerking met anderen, gebruik heeft gemaakt van zijn bijzondere positie van zichzelf (of via hem anderen) omvangrijke geldbedragen te doen uitkeren door manipulatie van een in eigendom van zijn werkgever zijnde gokmachine.
Gelet op de vertrouwensfunctie die hij bekleedde, alleen hij was bevoegd en ook in staat de machine te openen en alleen daardoor te manipuleren oordeelt de kantonrechter dat Janshen-Hanhraths terecht elk vertrouwen in [verweerder] verloren heeft, waardoor sprake is van een verandering in de omstandigheden de gewichtige reden vormt voor dadelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Gelet op het laatst overwogene oordeelt de kantonrechter termen aanwezig geen vergoeding naar billijkheid toe te kennen.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Janshen-Hahnraths worden veroordeeld.
Beschikt
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 28 februari 2011;
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, welke voor Janshen-Hahnraths tot op heden worden begroot op € 350,00 ter zake salaris gemachtigde.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.J. Groen, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.