RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/rolno: 441397 CV EXPL 11-8240
Conc.: CJ
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv d.d. 9 september 2011
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. L.I. Olivier te Roermond;
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fair Play Centers B.V.,
gevestigd aan Winckelen 1, 6467 JD Kerkrade,
gedaagde, hierna te noemen: Fair Play,
gemachtigde: mr. E. Savelkoul te Heerlen.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft een dagvaarding met producties ingediend en zijn standpunt aan de hand van een overgelegde pleitnota ter zitting van 8 september 2011 nader toegelicht.
Fair Play heeft ter zitting verweer gevoerd conform aldaar ingediende pleitnota, daarbij verwijzend naar de door haar op voorhand toegezonden producties.
De inhoud van voormelde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. Vordering en verweer
Voor de weergave van de (grondslagen van de) vordering en voor de weergave van het verweer wordt verwezen naar de - als hier herhaald en ingelast te beschouwen - inhoud van de gedingstukken van respectievelijk [eiser] en Fair Play.
3. Gronden van de beslissing
Ter zitting heeft de kantonrechter zijn oordeel al (in grote lijnen) bekendgemaakt en toegelicht, zodat volstaan kan worden met een verkort gemotiveerd vonnis.
Met het feit dat het gaat om zijn maandelijkse inkomsten is het spoedeisend belang van [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter bij dit geding gegeven.
Beoordeeld moet worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vordering vooruit te lopen. Daarbij moet de kantonrechter thans uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is.
Uitgangspunt is dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het voldoende aannemelijk moet zijn dat het ontslag op staande voet in een te voeren bodemprocedure geen stand zal houden, waarbij op Fair Play de last rust om aannemelijk te maken dat het ontslag op staande voet wel stand zal houden.
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting - en dan met name gelet op enerzijds het overtuigende onderzoeksrapport van Fair Play en anderzijds op de juist bepaald niet overtuigende bestrijding daarvan door [eiser] - is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat het ontslag op staande voet in een (eventuele) nog te voeren bodemprocedure stand zal houden.
Er is namelijk voldoende reden om er vanuit te gaan dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met de binnen Fair Play geldende regels en voorschriften zoals neergelegd in de Gedragscode, de procedure Gevonden voorwerpen en het Arbeidsreglement.
De kantonrechter acht deze gedraging zodanig ernstig dat Fair Play in redelijkheid kon beslissen dat van haar niet kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat [eiser] bekend was met het bestaan en de inhoud van die interne regels en met het gegeven dat binnen de organisatie van Fair Play een “zero tolerance” beleid wordt gevoerd ten aanzien van ernstige overtredingen van de binnen Fair Play geldende regels en procedures, waaronder de procedure ‘Gevonden voorwerpen’ en de ‘Gedragscode medewerkers Janshen-Hahnraths Group’.
[eiser], die ook nog eens een voorbeeldfunctie vervulde als zaalchef, had zich van de verweten handeling dienen te onthouden.
Natuurlijk heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat het ontslag ingrijpende en nadelige gevolgen heeft voor [eiser]. Daartegenover staat echter dat [eiser] door zijn gedragingen het door Fair Play in hem gestelde vertrouwen in ernstige mate heeft geschaad.
Voorshands is derhalve voldoende aannemelijk dat er sprake is van een ontslag wegens dringende reden, welk ontslag op staande voet gelet op de ernst van de daaraan ten grondslag liggende gedraging en de overige, hiervoor genoemde omstandigheden van het geval, in een (eventuele) bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid stand zal houden.
Dat brengt met zich dat de gevraagde voorlopige voorzieningen worden geweigerd. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
De kantonrechter:
weigert de gevraagde voorzieningen;
veroordeelt [eiser] in de aan de zijde van Fair Play gerezen proceskosten, welke tot op heden worden begroot op € 200,00 salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.