RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 456789 AZ VERZ 11-241
beschikking van 7 februari 2012
in de zaak
STICHTING HET LIMBURGS LANDSCHAP,
statutair gevestigd te Maastricht en kantoorhoudend te 5933 AA Lomm, Rijksstraatweg 1,
verzoekende partij,
verder te noemen:‘Landschap’,
gemachtigde: mr. R.J.C. Brouwer, advocaat te Venlo,
tegen
[verweerster],
wonend te [adres],
verwerende partij,
verder te noemen: ‘[verweerster]’,
gemachtigde: mr. L.C.A.M. Bouts, advocaat te Margraten, gemeente Eijsden-Margraten.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 14 december 2011 1 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met acht (deels meervoudige) bijlagen van Landschap strekkende tot ontbinding wegens gewichtige redenen van de tussen haar als werkgeefster en [verweerster] als werkneemster bestaande arbeidsovereenkomst.
Op 9 januari 2012 is ter griffie ingekomen een verweerschrift van [verweerster] met zes (meervoudige) bijlagen.
Partijen zijn gehoord ter terechtzitting van 16 januari 2012. Landschap is aldaar verschenen bij haar directeur de heer [directeur] en haar rentmeester de heer [rentmeester] alsmede bij haar gemachtigde mr. R. Brouwer. [verweerster] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde mr. L. Bouts.
Van hetgeen ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling is verklaard, heeft de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
De gemachtigde van Landschap heeft een pleitnota overgelegd.
MOTIVERING
[verweerster], geboren op [1966], is vanaf 15 augustus 2001 krachtens arbeidsovereenkomst bij Landschap in dienst, in de functie van Districtsbeheerder Zuid tegen een loon van laatstelijk € 3.835,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag.
Landschap heeft zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek de tussen haar en [verweerster] bestaande arbeidsovereenkomst onmiddellijk althans op zo kort mogelijke termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Landschap heeft daartoe gesteld dat de arbeidsverhouding tussen partijen gaandeweg ernstig en blijven verstoord geraakt is. Terwijl enerzijds [verweerster] gewaardeerd wordt voor haar inzet en betrokkenheid bij het werk van Landschap, dat ook een ideële motivatie vraagt die stellig bij [verweerster] aanwezig is, blokkeert [verweerster] anderzijds door een rigide opstelling een goede samenwerking, welke samenwerking zoveel energie van haar leidinggevenden vraagt, dat deze daarvan uitgeput en moedeloos raken en niet meer met haar kunnen samenwerken.
[verweerster] vraagt bovenmatige aandacht voor haar visie en meningen, waarbij door haar geen ruimte gelaten wordt voor besluiten van de leiding van Landschap die niet overeenstemmen met haar visie en inzichten. [verweerster] miskent daarbij dat zij een uitvoerende functie heeft. Zij heeft een grote kloof laten ontstaan tussen zichzelf en de leidinggevenden. [verweerster] is zeer aanvallend en ronduit vijandig ten opzichte van haar leidinggevenden geworden. Hoewel zij herhaaldelijk op dat gedrag aangesproken is, toont zij weinig reflectie en reageert zij doorgaans in de trant van “daar gaan we weer”.
[verweerster] heeft uitvoerig verweer gevoerd. [verweerster] is – kort samengevat en voor zover te dezen relevant - van mening dat er geen sprake is van een zodanig ernstige verandering in de omstandigheden als door Landschap gesteld. Er is voldoende perspectief om op de huidige basis verder te kunnen blijven functioneren en er zijn mensen genoeg op het hoofdkantoor die het volste vertrouwen in haar hebben voor een toekomstige samenwerking. [verweerster] concentreert de gespannen verhouding volledig op de persoon van de directeur met wie zij problemen ondervonden heeft en ook nog wel zal blijven ondervinden, maar zij ziet niet in waarom dit aan de verdere samenwerking in de weg zou staan.
Met Landschap is de kantonrechter van oordeel dat uit het verweerschrift van [verweerster] overduidelijk naar voren komt dat er een fundamenteel verschil van inzicht bestaat ten aanzien van de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling die gevolgen heeft voor de uitvoering van werkzaamheden. Primair tussen [verweerster] en haar directeur de heer [directeur], maar als uitvloeisel daarvan met zeer grote neveneffecten op de samenwerking van [verweerster] met andere leidinggevenden en staffunctionarissen.
[verweerster] is de mening toegedaan dat de directeur al jaren bezig is met het “zwartmaken” van haar en zij beweert dat hij haar telkens probeert uit te lokken. [verweerster] stelt “dat zij niets goed kan doen bij haar directeur”, “dat hij alles bij haar zoekt”, “dat hij bezig is met psychologische oorlogsvoering”, “haar telkens in de val lokt” en “haat tegen haar zaait zowel bij collega’s op het hoofdkantoor als bij externen”.
Uit een en ander blijkt naar het oordeel van de kantonrechter overduidelijk dat partijen niet meer met elkaar kunnen samenwerken en dat een van de twee het veld zal moeten ruimen.
[verweerster] gaat daarin als ondergeschikte zeer ver en uit zoveel kritiek aan het adres van haar directeur en aan het adres van Landschap, dat continuering van de arbeidsovereenkomst uitgesloten geacht moet worden.
Los van de vraag wie van beide aldus door [verweerster] als rivalen tegenover elkaar geplaatste personen verantwoordelijk is voor het ontstaan en voortbestaan van deze situatie, heeft het bestuur van Landschap ten volle de kant gekozen van haar directeur, zodat het onontkoombaar [verweerster] is die het veld zal dienen te ruimen.
Zij geniet niet meer de steun van degenen die het bij Landschap voor het zeggen hebben.
De kantonrechter zal dan ook de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbinden.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of aan [verweerster] een ten laste van Landschap komende vergoeding toegekend dient te worden.
Niet betwist is dat [verweerster] haar werk gedurende het gehele dienstverband bij Landschap naar tevredenheid van Landschap verricht heeft. Het verwijt van Landschap aan het adres van [verweerster] betreft niet zozeer haar inhoudelijke functioneren ten opzichte van de buitenwereld en de taken die zij te dien aanzien voor Landschap vervulde, maar het intern functioneren. Door [verweerster] wordt niet bestreden dat zij kritiek had op het beleid van Landschap. Zij was en is de mening toegedaan dat zij die kritiek ook mocht en mag uiten, onverkort en op de wijze zoals zij dit tot dusver placht te doen.
Landschap erkent dat [verweerster] een vergoeding toekomt. Zij is bereid aan [verweerster] een vergoeding te betalen bestaande in een aanvulling op een door [verweerster] eventueel te ontvangen bruto sociale uitkering dan wel eventueel elders door haar te verdienen lager bruto loon tot 100% van het door haar laatstelijk bij Landschap genoten bruto maandloon, zij het met een maximaal aanvullingspercentage van 30, voor de duur van twaalf maanden, te rekenen vanaf het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Dit impliceert een beperking van de vergoeding die bij een schuldloze of niet voor risico van de werknemer komende ontbinding gebruikelijk is.
Landschap is immers de mening toegedaan dat de verandering in de omstandigheden voor het overgrote deel gelegen is in de risicosfeer van [verweerster]. Het is aan [verweerster] zelf te wijten dat partijen afscheid van elkaar moeten nemen.
[verweerster] daarentegen is primair van mening dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden hoeft te worden en verdedigt subsidiair de opvatting dat haar een ten laste van Landschap komende vergoeding toegekend dient te worden die aanzienlijk hoger ligt dat de door Landschap aangeboden vergoeding. Zij pleit voor hantering van minimaal een C-factor 2.
In dit dispuut dient voor het bepalen van de (billijke) hoogte van de toe te kennen vergoeding naast de leeftijd van [verweerster] en de duur van het dienstverband rekening gehouden te worden met de verwijtbaarheid over en weer en met een zekere weging van het risico voor het ontstaan en voortbestaan van de huidige impasse.
Met Landschap is de kantonrechter van oordeel dat vooral [verweerster] zich door haar opstelling in het verleden ten opzichte van haar directeur, de heer [directeur], en ten opzichte van het “hoofdkantoor” als zodanig, het tot een confrontatie tussen zichzelf en bestuur en directie van Landschap heeft laten komen en zodoende een onwerkbare situatie in het leven geroepen heeft. Ondanks het feit dat Landschap haar vanaf 2008 een coachingstraject verleend heeft, is haar opstelling jegens bestuurders en directeur van Landschap niet of onvoldoende veranderd dan wel verbeterd. Uit hetgeen partijen over en weer gesteld hebben, is de kantonrechter duidelijk geworden dat [verweerster] zich meer dan eens niet in staat heeft betoond om beslissingen van bestuur en directie van Landschap (waar zij zich niet mee kon verenigen) te aanvaarden en zonder verdere kritiek loyaal uit te voeren.
Ook het verweerschrift in deze procedure is doordesemd van kritiek op direct leidinggevenden en directie en maakt een voortzetting van de relatie met Landschap in feite onmogelijk.
Daartegenover staat het feit dat Landschap [verweerster] in zekere zin aan haar lot overgelaten heeft en de situatie geruime tijd gelaten heeft zoals zij was. Niet gebleken is immers van structureel gevoerde functioneringsgesprekken met op verbetering van de probleempunten gerichte (werkbare) afspraken, terwijl ook het sedert 2008 lopende coachingstraject van [verweerster] door Landschap niet van een goed vervolg voorzien is (van dat laatste is althans niets gebleken). Het had op de weg gelegen van Landschap om duidelijke (werk-)afspraken met [verweerster] te maken, met name waar het ging om de wijze waarop [verweerster] in de visie van Landschap met kritiek moest omgaan. Deze werkafspraken dienden niet alleen met haar, maar ook met haar directeur en andere bestuursleden en/of leidinggevenden gemaakt te worden (en eventueel met stafleden die bij haar functioneren betrokken waren).
Het komt de kantonrechter voor alsof Landschap het probleem dat zij had met [verweerster], voor zich uitschoof en als het ware afwentelde op [verweerster] en haar coach.
Gesteld noch gebleken is van contacten tussen de coach en de leiding van Landschap die op directe verbetering van de werkrelatie gericht waren. Niet bestreden is voorts dat door veranderingen in de structuur van Landschap de directeur, de heer [directeur], [verweerster]s direct leidinggevende zou worden. Een combinatie die voor beide partijen, gelet op de uitlatingen over en weer, niet haalbaar is.
Al met al is ook de kantonrechter van oordeel dat aan [verweerster] een vergoeding toegekend dient te worden, omdat de thans bestaande impasse in zekere zin een gedeelde verantwoordelijkheid is van [verweerster] en Landschap. Gelet op alle omstandigheden van het geval (in het bijzonder een bepaalde vorm van gedeeld risico, verwijten aan de werkneemster die niet wegvallen tegen de ook aan Landschap te maken verwijten, inhoudelijk goed functioneren, door leeftijd beperkte kansen op de huidige arbeidsmarkt) en op de in acht te nemen factoren (leeftijd, duur dienstverband en loon) bij de vaststelling van een aan [verweerster] ten laste van Landschap toe te kennen vergoeding, stemt een vergoeding van € 33.500,00 bruto voor [verweerster] in redelijke mate overeen met hetgeen de billijkheid vereist.
De kantonrechter zal dan ook partijen van zijn voornemen in kennis stellen dat hij de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zal ontbinden per 1 maart 2012 met toekenning van een vergoeding als hierboven geformuleerd.
Landschap zal in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk 21 februari 2012 haar verzoek in te trekken.
De kantonrechter acht ten slotte termen aanwezig de kosten van deze procedure te compenseren tenzij Landschap haar verzoek intrekt. Indien dat het geval is, dient Landschap de kosten van deze procedure te dragen.
BESLISSING
voor het geval Landschap haar verzoek uiterlijk 21 februari 2012 niet intrekt
Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2012.
Kent aan [verweerster] een ten laste van Landschap komende vergoeding toe ten bedrage van € 33.500,00 bruto.
Veroordeelt Landschap – voor zoveel nodig – tot betaling van die vergoeding aan [verweerster] in een door [verweerster] zo spoedig mogelijk aan Landschap op te geven vorm, mits die betalingswijze fiscaal verantwoord is.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
voor het geval Landschap haar verzoek uiterlijk 21 februari 2012 intrekt:
Veroordeelt Landschap tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] tot deze uitspraak begroot op € 500,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP