de mondelinge behandeling van 20 februari 2013, waarvan aantekening is gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2 De feiten
Sensire is actief op het gebied van zorg en welzijn.
[verweerder], geboren op [1961] is op 1 november 2010 in dienst van Sensire getreden als Manager Wonen met Zorg. Het dienstverband geldt thans voor onbepaalde tijd.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 10.891,16 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 5,5% eindejaarsuitkering.
In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen:
‘10.1 Indien deze overeenkomst eindigt op initiatief van de Stichting, dan wel onder omstandigheden of door handelen, dat voor rekening en risico van de Stichting dient te komen, dan wel met wederzijds instemmen van de Stichting en van de heer [verweerder], zonder dat dit ontslag zijn uitsluitende of voornaamste reden vindt in handelingen of nalatigheid van de heer [verweerder] zoals bedoeld in onder meer de artikelen 7:677 en 7:678 van het Burgerlijk Wetboek, zal de heer [verweerder] gerechtigd zijn tot een schadevergoeding.
10.2
De schadevergoeding zal minimaal twee maanden bedragen. Voor ieder door de heer [verweerder] gewerkt jaar na een dienstverband van drie jaar zal de schadevergoeding met één maand worden verhoogd tot maximaal één maal het laatstgenoten jaarinkomen.’
[verweerder] is op 28 december 2012 op non-actief gesteld.
3 Het verzoek en het verweer
Sensire verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan:
[verweerder] is aangesteld om Wonen met Zorg te begeleiden in het transitieproces naar efficiënter werken. [verweerder] was goed in staat om de verbinding met medewerkers te leggen en de rust terug te brengen. [verweerder] is er echter niet in geslaagd een resultaatsverbetering tot stand te brengen. Zo is er sprake van een negatief resultaat bij wonen met zorg terwijl concurrerende ondernemingen beter presteren. Hierop heeft [verweerder] niet adequaat gereageerd. Daarnaast is [verweerder] nalatig geweest bij het implementeren van de organisatievernieuwing Bewogen Bewegen. [verweerder] heeft nagelaten een voorstel te doen voor een managementstructuur die hierbij aansloot. Ook hanteerde [verweerder] een verkeerde verdeelsystematiek van kosten om de formatie binnen de teams te bepalen en nam opmerkingen daarover niet ter harte. De uitbesteding van de technische dienst heeft tot verlies geleid. [verweerder] heeft een plan van aanpak naar aanleiding van een kritisch rapport van de inspectie niet voortvarend uitgevoerd. Hierover is meermalen met [verweerder] gesproken en hem is ook coaching aangeboden. Tijdens een gesprek op 17 september 2012 hebben partijen besloten dat het beter is uit elkaar te gaan. Bij brief van 2 december 2012 is [verweerder] hierop teruggekomen. [verweerder] heeft medewerkers geïnformeerd over de vertrouwelijke gesprekken tussen hem en het bestuur en daarmee onrust gecreëerd; medewerkers hebben een brief geschreven aan de Raad van Bestuur. Derhalve dient de arbeidsovereenkomst te eindigen onder toekenning van een vergoeding van € 24.742,66 bruto conform artikel 10 van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 100.000,00 bruto.
4 De beoordeling
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
Sensire verwijt [verweerder] in feite dat hij geen resultaatsverbetering tot stand heeft weten te brengen. De kantonrechter stelt voorop dat partijen bijna op alle punten van mening verschillen, zowel over de feiten als de waardering daarvan. Op enkele punten zijn de overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde onvoldoende gebleken om gefundeerd te kunnen beoordelen welk van beide lezingen meer aannemelijk is. De kantonrechter zal zich dan ook richten op hetgeen wel voldoende aannemelijk is geworden.
De kantonrechter is van oordeel dat niet alle door Sensire genoemde punten voor rekening van [verweerder] kunnen worden gebracht. Zo zijn er vele mogelijke factoren van invloed op het financiële resultaat van Wonen met Zorg (daargelaten de andere twee onderdelen die [verweerder] aanstuurde) en het financiële resultaat van het uitbesteden van de technische dienst, behoudens het functioneren van [verweerder]. Het gaat dan ook te ver om enkel op basis van deze gegevens te concluderen dat [verweerder] ondermaats heeft gepresteerd.
Wel is duidelijk dat [A]heeft aangegeven dat de door [verweerder] voorgestelde managementstructuur niet aansloot bij hetgeen eerder was besproken (productie 12 bij verzoekschrift) en dat [A]meermalen heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de verdelingssystematiek (punt 28 bij verweerschrift). Het lijkt hier, zo niet disfunctioneren, een verschil van inzicht over de te volgen koers van Sensire te betreffen. Dit heeft tot spanningen tussen [A]en [verweerder] geleid, spanningen waar inmiddels een groot deel van de organisatie onder te lijden heeft. Daarbij heeft [verweerder] [A]verweten een angstcultuur te creëren door telkens managers te ontslaan. De kantonrechter is van oordeel dat die situatie niet langer meer kan voortduren en voldoende grond voor ontbinding oplevert. Dit vindt ook bevestiging in de wijze waarop de sfeer ter zitting tussen beide heren zich ontwikkelde.
Bij het bepalen van een vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt normaal gesproken de zogenaamde "kantonrechtersformule" toegepast.
Die formule bevat de factoren A x B x C. Factor A staat voor het aantal dienstjaren (die zwaarder meetellen voor oudere werknemers), factor B voor het bruto maandsalaris en factor C is een "correctiefactor" die met name bepaald wordt door verwijtbaarheid en toerekening van dit einde van de arbeidsovereenkomst.
Sensire heeft betoogd dat in dit geval al een vergoeding is overeengekomen, neergelegd in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft aangevoerd dat deze contractuele vergoeding los moet worden gezien van een eventuele ontbindingsvergoeding.
De kantonrechter acht deze uitleg van [verweerder] niet aannemelijk gelet op de tekst van de overeenkomst en de eigen verklaring van [verweerder] ter zitting dat hij had gevraagd om een goudenhanddrukregeling althans een minimumvergoeding bij een mogelijk kort dienstverband. De kantonrechter dient dan evenwel alsnog de vraag te beantwoorden of die contractuele vergoeding haar billijk voorkomt (LJN: AO1939). De kantonrechter beantwoordt die vraag in dit geval bevestigend, hoewel de vergoeding daarmee onder C=1 uitkomt. Dit is het geval omdat [verweerder], zo heeft hij ook ter zitting erkend, tegen een directe medewerker van hem ([B]) al dan niet desgevraagd heeft gezegd dat hij met een been buiten stond cq op de schopstoel zat. Hiervan treft [verweerder] een verwijt, omdat was afgesproken dat partijen vertrouwelijk zouden omgaan met hun mogelijke scheiding en omdat het - zoals [verweerder] zelf zegt - zijn voornaamste taak was om rust in de organisatie te brengen. In plaats daarvan is - zo heeft [verweerder] zelf ter zitting verklaard - de angstcultuur die eerder heerste teruggekeerd en heeft de bewuste medewerker met andere medewerkers zich in een brief gericht tegen [A] Ook in deze procedure beroept [verweerder] zich op steunbetuigingen die hij vanuit de organisatie ontvangt, zonder te onderkennen dat hij daarmee een schisma in de organisatie veroorzaakt dat noch voor hemzelf, noch voor de bewuste medewerkers noch
voor degenen die van Sensire afhankelijk zijn goed is. Tegen die achtergrond valt een non-actiefstelling dan ook te billijken.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter een vergoeding van € 24.742,66 bruto toekennen conform artikel 10 van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechtersformule sluit uit dat een afzonderlijke vergoeding wordt toegekend voor de kosten van rechtsbijstand.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.
5 De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 20 maart 2013;
kent aan [verweerder] ten laste van Sensire een vergoeding toe van € 24.742,66 bruto en veroordeelt Sensire tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: