[verwerende partij] is op 3 januari 1983 in dienst van (de rechtsvoorganger van) de Stichting getreden.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 3.739.- per maand.
2.
De Stichting verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden die billijkheidshalve op korte termijn tot het einde van de dienstbetrekking moeten leiden. Er bestaan binnen het onderwijs drie mogelijkheden tot beëindiging van het dienstverband, te weten opzegging, beëindiging met wederzijds goedvinden en ontbinding door de kantonrechter.
Na de melding van een vrouwelijke leerling op 19 maart 2013, rond 9:30 uur, dat zij een bericht had ontvangen met daarin een foto van het ontblote geslachtsdeel van [verwerende partij] in erectie, met een hand, is binnen de gegeven kaders een eigen onderzoek gestart en uitgevoerd. Direct is contact opgenomen met de politie en de onderwijsinspectie. De politie verlangt dat het slachtoffer aangifte doet en de directeur heeft voorts toen op zorgvuldige wijze ouders, leerlingen en docenten geraadpleegd en geïnformeerd.
De directeur en de directleidinggevende van[verwerende partij] hebben te kennen gegeven dat zij de verklaring van [verwerende partij] over hoe een en ander heeft kunnen gebeuren hebben geloofd, maar dat het geloven van het verhaal van [verwerende partij] omtrent de gang van zaken iets anders is dan dat thans het vertrouwen in de positie van [verwerende partij] er nog is en of de houdbaarheid van zijn positie op school nog aanwezig is. Na zorgvuldig overleg met de onderwijsinspectie zijn zowel de collega's als de leerlingen en de ouders van de leerlingen over het incident geïnformeerd.
3.
[verwerende partij] voert verweer. De Stichting had de weg van de cao moet opvolgen en niet de kantonrechter moeten benaderen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De school is derhalve niet ontvankelijk in haar verzoek.
Verder voert [verwerende partij] aan dat hij een bijzondere leraar is, die zwaar gehandicapt is en zich altijd in een rolstoel voortbeweegt. Hij is een zeer gezien persoon op school, maar ook binnen de gemeente[gemeente]. Hij is zeer actief als coach in de sportwereld en heeft goed contact met veel oud-leerlingen. Op 18 maart 2013 is hij slachtoffer geworden van een misselijke grap van een of meer leerlingen van de school. [verwerende partij] was actief op de site genaamd [sitenaam] en op deze site is hij in contact gekomen met een vrouw, ongeveer 55 jaar oud, wonende te Utrecht, die zich uitgaf als[voornaam]. Tussen hem en deze [voornaam] heeft zich een zogenoemde chatsessie ontwikkeld waarin[voornaam] haar mobiele nummer heeft gegeven. Naar dit nummer heeft [verwerende partij] een foto gestuurd van zijn ontblote geslachtsdeel, waarbij[verwerende partij] er niet van op de hoogte was dat het telefoonnummer bij iemand anders in gebruik was dan deze [voornaam].[verwerende partij] vermoedt sterk dat leerlingen een vervelende grap met hem hebben uitgehaald. Vrij snel na het verzenden van de foto begreep [verwerende partij] dat hij vreselijk in de maling was genomen. [verwerende partij] kreeg een bericht terug via een Whats App-bericht, waarbij een foto stond van een scholier. Een dag later, op 19 maart 2013, is [verwerende partij] door de Stichting geschorst. [verwerende partij] is geen enkel onderzoek van de school zelf bekend. [verwerende partij] is niet op de hoogte van de conclusie die de school stelt te hebben getrokken aan de hand van gesprekken met leerlingen en het docententeam dat er geen leerlingen zijn die concreet kunnen worden verdacht van het doelbewust te grazen nemen van [verwerende partij]. Gesuggereerd wordt dat de commotie groot was op school maar het is juist opmerkelijk rustig gebleven op school. [verwerende partij] is van mening dat hij als leraar kan blijven functioneren op school en het moet wel goed overleg gebeuren. De school dient duidelijk te communiceren dat [verwerende partij] geen blaam treft en zelf slachtoffer is. [verwerende partij] meent dat de ontstane situatie hem niet aangerekend kan worden. Wat hem wel kan worden aangerekend is dat hij tijdens schooltijd internet heeft gebruikt en de site [sitenaam] heeft bezocht, maar dit onder de aantekening dat er veel collega’s zijn die internet gebruiken tijdens schooltijd.
4.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
4.1.
[verwerende partij] heeft niet althans onvoldoende tegengesproken dat bij onderwijspersoneel –ingevolge het bepaalde in het BBA - geen voorafgaande toestemming van UWV Werkbedrijf nodig is en dat een toetsing achteraf plaatsvindt doordat de docent het ontslag kan voorleggen aan de Commissie van Beroep en daarna bij de kantonrechter een procedure ter zake van kennelijk onredelijke opzegging kan beginnen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De Commissie van Beroep komt dan niet in beeld. Dit laatste doet zich hier voor.
4.2.
Bij de beoordeling van het gedrag van[verwerende partij] dient voorop te worden gesteld dat[verwerende partij] leraar is, meer specifiek docent AVO, en al vanaf 3 januari 1983 in dienst, bij de werkgever die een innovatieve en betrokken leefgemeenschap is voor voortgezet middelbaar beroepsonderwijs en praktijkonderwijs met een christelijke identiteit, kleinschalig opgezet en een veilige omgeving aan leerlingen en medewerkers biedend, onder uitdraging van de waarden veiligheidsaspect, samenwerken en saamhorigheid. [verwerende partij] is dus al meer dan 30 jaar aan de school verbonden, heeft een vlekkeloze staat van dienst en is zeer gezien op school.
4.3.
Gelet op de omstandigheid dat de Stichting de gang van zaken, zoals deze door [verwerende partij] is meegedeeld aan de Stichting, gelooft, behoeft naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel geen onderzoek te worden gedaan naar hoe het heeft kunnen komen dat [verwerende partij] in zijn eigen tijd, 's avonds op de site [sitenaam], met ene[voornaam] gesprekken heeft gevoerd en dat een in het kader van dat gesprek ontstaan idee om een foto te sturen van het gezwollen geslacht van [verwerende partij] erin geresulteerd heeft dat deze foto bij een 15-jarige leerlinge, die daar kennelijk niet van gediend was, van de school is beland. Wel dient evenwel naar het oordeel van de kantonrechter waarde te worden gehecht aan de omstandigheid dat[sitenaam] kennelijk een site is waarop het gemakkelijk, zonder dat bekendmaking van de precieze identiteit van de gebruikende persoon vereist is, mogelijk wordt gemaakt contacten te leggen. [verwerende partij] heeft dit element ook zelf bij de politie aangevoerd. Deze omstandigheid is daarom van belang, omdat uit het verslag bij de politie ook blijkt dat leerlingen [verwerende partij] de site hebben zien bezoeken, terwijl hij met zijn laptop/Ipad in de klas zat. [verwerende partij] is voor dat voor leerlingen zichtbare bezoek aan de site tijdens klassenuren in elk geval eenmaal door een collega gewaarschuwd, maar heeft zelf – tegenover de politie - te kennen gegeven deze waarschuwing in de wind te hebben geslagen.
4.4.
De omstandigheid dat de leerlinge aan wie het bericht door[verwerende partij] is verzonden dit bericht met foto van[verwerende partij] in vertrouwen heeft doorgestuurd aan haar vriendin en aan een neef, die vervolgens de foto weer verder hebben gezonden, is een omstandigheid die in al deze gegeven omstandigheden voor rekening van [verwerende partij] dient te komen. De Stichting heeft gemeld dat de directeur zo snel als mogelijk was tegen de betrokken twee leerlingen heeft gezegd dat verdere verspreiding van de foto niet op prijs werd gesteld, maar desondanks is de foto bij een groot aantal leerlingen en ouders terechtgekomen. Het risico van deze razendsnelle verspreiding van een foto die [verwerende partij] zelf heeft geproduceerd en waarvan hij de verzending zelf in de hand heeft gehad, op een door hem zelf uitgekozen en bezochte site waarvan hij de risico's kende, kan niet bij de school worden neergelegd.
4.5.
De bij[verwerende partij] levende frustratie dat hij niet de kans heeft gekregen aan collega’s en ouders uit te leggen wat er gebeurd is en hoe hij zich daaronder voelt, vormt onvoldoende reden thans tot afwijzing van het verzoek te komen. Het tegemoetkomen aan deze frustratie kan, zoals ook besproken is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, wellicht plaatsvinden nadat deze beschikking is gegeven.
4.6.
Ook de aangevoerde omstandigheid dat [verwerende partij] al bijna 30 jaar op de school werkt en een gezien leraar is, kan niet in de weg staan aan de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Voldoende is immers aannemelijk geworden dat zes, met name genoemde, collega's van leerhuis 2B & 2C geen mogelijkheden meer zien om nog langer met [verwerende partij] samen te werken. Als argument geven zij de onrust aan, die door het versturen van de pornografische foto is ontstaan, zowel onder leerlingen als ouders. Bovendien wijzen zij erop dat zij al eerder aan hun collega [verwerende partij] hebben aangegeven dat hij in zijn omgang met leerlingen zorgvuldiger moet zijn. De genoemde leraren spreken van een vertrouwensbreuk en laten niet onvermeld dat een eventuele terugkeer ook zal leiden tot grote onrust onder leerlingen en ouders. [verwerende partij] heeft er weliswaar op gewezen dat de verklaringen van de collegaleraren allemaal een zelfde tekst kennen, maar dat laat onverlet dat de handtekeningen van de leraren onder deze verklaring staan, zodat moet worden aangenomen dat zij deze welbewust hebben getekend.
4.7.
Ook de door[verwerende partij] gerelativeerde omstandigheid dat het met de onrust op de gehele school meegevallen is, laat onverlet dat op een redelijk grote school met 180 medewerkers en 1100 leerlingen de onrust kennelijk beperkt is gebleven tot de twee relevante leerhuizen, maar juist in deze twee leerhuizen is de onrust het grootst en voor [verwerende partij] reputatie zeer nadelig geweest.
4.8.
Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden die billijkheidshalve op korte termijn moeten leiden tot een einde van de arbeidsovereenkomst.
4.9.
De vraag luidt of aan [verwerende partij] een vergoeding moet worden toegekend. Gelet op de omstandigheid dat de kantonrechter veranderingen in de omstandigheden aanwezig acht ten gevolge waarvan de arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te eindigen, maar niet van oordeel is dat een dringende reden aanwezig is ten gevolge waarvan de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, is er een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat aan [verwerende partij] een wachtgelduitkering zal worden toegekend, die er uiteindelijk toe zal leiden dat [verwerende partij] 70% van zijn salaris behoudt tot zijn pensioengerechtigde leeftijd. De kantonrechter acht dit gelet op de omstandigheden van het geval een passende oplossing, zodat aan een vergoeding in het kader van artikel 7:685 lid 8 BW niet behoeft te worden toegekomen.
4.10
Een mogelijkheid om het verzoek in te trekken behoeft op grond van het bovenstaande niet te worden geboden.
4.11
De kantonrechter ziet termen om de proceskosten geheel te compenseren in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.