RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 851709 UE VERZ 13-163 MJ(4221)
Beschikking van 19 april 2013
inzake
de besloten vennootschap
Combulex B.V.,
gevestigd te Vianen,
verder ook te noemen Combulex,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. G.N.M. Groen,
tegen:
[verweerder],
wonende te Leerdam,
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. R. de Rijk.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de pleitnota van Combulex;
- de mondelinge behandeling op 7 maart 2013.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
[verweerder], geboren op 12 september 1954 en derhalve 58 jaar oud, is op 2 maart 2002 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Combulex getreden. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd. De functie is die van medewerker logistiek.
Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 2.262,78 per maand.
[verweerder] is vanaf 1 januari 2013 vrijgesteld van zijn werkzaamheden.
3. Het verzoek en het verweer
Combulex verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan:
Er is sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, als gevolg waarvan de arbeidsplaats van [verweerder] is komen te vervallen. Combulex stelt in dit verband dat zij bij de keuze om de arbeidsplaats van [verweerder] te laten vervallen, het afspiegelingsbeginsel heeft toegepast. Combulex heeft ten aanzien van de reorganisatie een Sociaal Plan opgesteld, ter zake waarvan zij overleg heeft gevoerd met de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft daarover op 18 december 2012 positief geadviseerd. De vakbonden zijn wel door Combulex benaderd, maar zij bleken geen belangstelling te hebben.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 51.319,85 bruto.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
4.2. Ter zitting is gebleken dat [verweerder] het door Combulex als productie 7 overgelegde verzoek aan de ondernemingsraad van 23 november 2012 om advies uit te brengen over het per 1 januari 2013 voorgenomen besluit tot reorganisatie, waar deze ontbindingsprocedure een vervolg op is, heeft ontvangen.
4.3. Combulex heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, door onder meer een resultaatoverzicht over te leggen met cijfers over de periode van 2009 tot en met 2012 en een prognose voor de jaren 2013/2014.
4.4. Blijkens die cijfers heeft Combulex in 2009 een verlies geleden van € 976.000,-. Combulex schrijft dat verlies toe aan de marktomstandigheden die haar dwongen tot een andere (regionale) aanpak, het opzetten van een separate exportafdeling en een grotendeels vernieuwd verkoopteam. Zij heeft ook gewerkt aan meer efficiënte werkprocessen en loonmatiging betracht. De kantonrechter stelt vast dat deze maatregelen hebben geleid tot een winst in de jaren 2010 en 2011 van respectievelijk € 174.000 en € 416.000,-.
4.5. Combulex stelt dat zij desondanks heeft moeten ondervinden dat de hoeveelheden van de voor haar moedermaatschappij (Tata Steel Tubes) te verwerken goederen sterk zijn afgenomen van 20/22.000 ton in 2009 naar 15.000 ton in 2012. Het verkoopvolume en de omzet is volgens Combulex in 2012 met 20% afgenomen ten opzichte van 2011. Dit heeft volgens haar tot gevolg dat er met name bij de afdeling Logistiek minder werk is.
In 2012 verwacht Combulex weer een verlies te zullen lijden van € 391.000,-. Zij verwacht geen marktherstel vóór 2015 en wijst er op dat ook bij haar moedermaatschappij Tata Steel Tubes werknemers zijn ontslagen.
4.6. De kantonrechter oordeelt dat Combulex door te verwijzen naar het in 2009 geleden verlies onvoldoende de noodzaak voor een acute drastische kostenreductie heeft onderbouwd. Uit de overgelegde cijfers blijkt Combulex met een andere marktbenadering en efficiëntere werkwijze in de jaren 2010 en 2011 winst te kunnen maken, in 2011 zelfs een verdubbeling van de winst in 2010. Het verlies in 2009 is daarmee niet structureel van aard gebleken. Dat deze winst kon worden gerealiseerd ondanks de gestelde sinds 2009 afnemende hoeveelheden goederen van de moedermaatschappij geeft aan dat aan dat gegeven op zich onvoldoende betekenis toekomt.
4.7. De kantonrechter heeft echter geen reden te twijfelen aan de jaarcijfers over 2012, ook al zijn die nog niet voorzien van de goedkeuring van een accountant. Uit die cijfers blijkt Combulex wederom verlies te lijden en blijkt de omzet te zijn terug gelopen van 23 mln in 2011 naar 19 mln in 2012. Combulex heeft aangevoerd dat er sprake is van een combinatie van minder werk als gevolg van lagere afzet en minder opdrachten voor de moedermaatschappij (afname van de afzet met 20% in 2012 ten opzichte van 2011) en dat de marktprognoses voor de staalbranche ook voor de komende tijd ongunstig zijn. Het standpunt van Combulex komt er derhalve op neer dat de komende periode bij ongewijzigd beleid voor haar verlieslatend zal blijven en dat hier geen sprake is van een tijdelijke en door de onderneming als onderdeel van haar ondernemersrisico normaal te dragen terugloop in bedrijfsresultaat.
4.8. Nu aannemelijk is geworden dat Combulex na 2009 alle beschikbare maatregelen (en met succes) heeft genomen vanwege het in dat jaar geleden aanzienlijk verlies, ligt het voor de hand dat er thans geen andere maatregelen dan het doorvoeren van een kostenreductie mogelijk zijn om alsnog een gezonde bedrijfsvoering te krijgen. Hetgeen [verweerder] heeft aangevoerd geeft de kantonrechter geen grond om dit anders te beoordelen.
4.9. Combulex heeft aangevoerd dat zij een kostenreductie moet doorvoeren van € 500.000,- (blijkens bijlage 7 bij verzoekschrift is overigens gerekend met € 452.000,- kostenbesparing, ktr) om in de jaren 2013 en 2014 te komen tot een “break even”- situatie die zal leiden tot een beperkt positief resultaat van € 10.000,-. Deze kostenreductie wil Combulex bereiken door het personeelsbestand terug te brengen met 9 FTE van 45 naar 36 FTE en wel als volgt:
- twee tijdelijke dienstverbanden (2 FTE, 2 werknemers) in de afdeling magazijn worden niet meer verlengd;
- 2 FTE (drie werknemers, logistieke staf en administratie) vervallen als gevolg van de invoering van nieuwe software.
Voor het afvloeien van de laatste 5 FTE (2 FTE logistiek medewerkers magazijn, 1 FTE kraanmachinist magazijn, 1 FTE medewerker afdeling expeditie, 1 FTE verkoper en assistent exportafdeling van de afdeling verkoop) wordt uitgegaan van het afspiegelingsbeginsel, waarbij Combulex de 2 FTE betrekt waarvan de functie verviel.
De kantonrechter heeft geen grond om te twijfelen aan de gestelde berekening van het te besparen bedrag om ‘break even’ te kunnen ondernemen en dat daarvoor de gestelde afvloeiing van 9 FTE nodig is.
werkgever stelt het afspiegelingsbeginsel te hebben toegepast
4.9.1. De kantonrechter is van oordeel dat behoudens bijzondere omstandigheden die in het onderhavige geval zijn gesteld noch gebleken, aan het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Richtlijnen, reflexwerking toekomt in het geval een werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt op bedrijfseconomische gronden.
4.9.2. De kantonrechter overweegt dat Combulex het afspiegelingsbeginsel in die zin correct heeft toegepast, dat in ieder geval twee medewerkers binnen de afdeling magazijn dienden af te vloeien met toepassing van dat beginsel en dat daarvoor de leeftijdscategorie waarvan [verweerder] deel uitmaakt, gelet op het aantal binnen die categorie werkzame werknemers, in ieder geval met één werknemer wordt verminderd. Aangezien [verweerder] binnen die groep de werknemer is met het relatief kortste dienstverband, is de keuze om [verweerder] voor ontslag voor te dragen op de juiste gronden gemaakt. Dit is ook niet door [verweerder] bestreden.
4.10. De kantonrechter overweegt voorts dat aan Combulex een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt ten aanzien van de wijze waarop zij de reorganisatie vorm geeft. De bezwaren die [verweerder] in dit verband in algemene zin heeft ingebracht treffen dan ook geen doel. Dat de keuze op [verweerder] is gevallen wegens andere redenen dan de aangevoerde bedrijfseconomische noodzaak is onvoldoende door [verweerder] onderbouwd en gelet op het voorgaande ook niet relevant.
Conclusie
4.11. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de verzochte ontbinding dient te worden toegewezen.
Hoogte vergoeding
4.12. Combulex heeft ten aanzien van de reorganisatie een Sociaal Plan opgesteld waarmee de Ondernemingsraad heeft ingestemd. De vakbonden zijn uitgenodigd om over dit plan van gedachten te wisselen, maar zijn niet op die uitnodiging ingegaan.
Gelet op voornoemde wijze van totstandkoming van het Sociaal Plan acht de kantonrechter zich niet hieraan gebonden en zal de vergoeding worden vastgesteld op basis van de Landelijke Aanbevelingen (ook wel kantonrechtersformule genoemd). Bij dit oordeel is voorts leidend dat Combulex op geen enkele wijze duidelijk heeft gemaakt waarom toepassing van de kantonrechtersformule tot een voor haar bedrijfsvoering onaanvaardbaar resultaat leidt en de ondernemingsraad blijkens de stukken min of meer al onderhandelend tot instemming met het voorgestelde plan is gekomen. Er zijn geen aanwijzingen dat dit is gebaseerd op concrete financiële of andere relevante overwegingen.
4.12.1. Deze kantonrechtersformule bevat de factoren A x B x C. Factor A staat voor het aantal dienstjaren (die zwaarder meetellen voor oudere werknemers), factor B voor het bruto maandsalaris en factor C is een "correctiefactor", die met name bepaald wordt door verwijtbaarheid en toerekening van dit einde van de arbeidsovereenkomst.
Ten aanzien van de factor A komt de kantonrechter tot een aantal van 18 gewogen dienstjaren.
Ten aanzien van de factor B neemt de kantonrechter het vaste salaris vermeerderd met de vakantiebijslag tot uitgangspunt.
Ten aanzien van de factor C overweegt de kantonrechter dat de verzochte ontbinding in overwegende mate in de risicosfeer ligt van Combulex. Dit rechtvaardigt, indien er geen bijkomende omstandigheden zijn en Combulex verder geen verwijt te maken valt, het hanteren van factor C=1 als uitgangspunt.
In dit geval doen die bijzondere omstandigheden zich echter wel voor. Zo heeft Combulex in het geheel niet duidelijk gemaakt op welke grond voor haar de noodzaak bestond de functie van [verweerder] onmiddellijk, per 1 januari 2013, op te heffen. Combulex plaatst daarmee de werknemer op korte termijn voor een voldongen feit en het wekt de indruk van een soort “self fulfilling prophecy”, hetgeen niet gerechtvaardigd wordt door de door Combulex gestelde feiten. Voorts heeft [verweerder] gewezen op zijn eenzijdige werkervaring, waarbij niet of nauwelijks sprake is geweest van bijscholing. Ook de vermogenspositie van Combulex is niet van dien aard dat voor deze omstandigheden geen oplossing gevonden kan worden. Dit alles resulteert in een factor van C = 1,2.
4.12.2. De vergoeding wordt derhalve vastgesteld op € 53.000,-- bruto.
4.13. De fictieve opzegtermijn leidt tot een verschuiving van het recht op WW in de tijd, maar niet tot een verlies van recht op WW. Er is daarom geen reden om met de fictieve opzegtermijn rekening te houden. Nu de kantonrechter geen reden heeft om voor vaststelling van de hoogte van de vergoeding aansluiting te zoeken bij het Sociaal Plan, is er evenmin reden de toe te kennen vergoeding te verhogen met een door [verweerder] kennelijk niet aanvaard aanbod overeenkomstig dat Sociaal Plan tot vergoeding van loon gedurende de fictieve opzegtermijn.
4.14. De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1. stelt Combulex in de gelegenheid uiterlijk 9 mei 2013 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
5.2. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2013;
5.3. kent aan [verweerder] ten laste van Combulex een vergoeding toe van € 53.000,- bruto en veroordeelt Combulex tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
5.4. compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
5.5. veroordeelt Combulex in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 april 2013.