Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2014:1343

Rechtbank Midden-Nederland
13-03-2014
07-04-2014
07.690227-11
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Smaad, belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere). De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke werkstraf van 100 uur.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Lelystad

Parketnummer: 07.690227-11

Vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2014

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1962] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres].

1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 februari 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van de standpunten die door de raadsvrouw van verdachte naar voren zijn gebracht.

2 DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel aan de advocaat en/of de partner en/of (een) zakelijke relatie(s)van die [slachtoffer] – zakelijk weergegeven - per mail medegedeeld

- dat die van [slachtoffer] veroordeeld is wegens mishandeling en/of aan de telefoniste (van het bedrijf) van die van [slachtoffer] - zakelijk weergegeven - telefonisch medegedeeld

- dat die [slachtoffer] aan mensenhandel doet,

terwijl verdachte wist dat dit (laatste) telastgelegde feit in strijd met de waarheid was;

2.

hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte met voormeld doel die [slachtoffer] en/of diens advocaat en/of diens partner en/of diens zakelijke relatie(s) een (groot) aantal e-mails gestuurd en/of via Hyves berichten gestuurd en/of diverse malen gebeld;

3.

hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op of omstreeks 26 oktober 2009

- de advocaat van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "we gaan deze enorme klootzak zo verschrikkelijk hard aanpakken" en/of

- de telefoniste (van het bedrijf) van die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte hem, die [slachtoffer] toch echt aan de telefoon moest hebben want anders zou hij hem opzoeken en/of

- (een) zakelijke relatie(s) van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "wij pakken hen nu keihard aan" en/of

- het bedrijf van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "en als je dan nog niets laat horen gaan we wat verder" en/of

op of omstreeks 1 april 2010

- die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "ik weet je altijd te vinden" en/of

op of omstreeks 14 april 2010

- die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "kijk je straks wel goed uit waar je heen gaat. En goed om je heen kijken. Ik gooi van de week even wat post bij je af. je tijd is geweest!",

althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3 ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE

De raadsvrouw heeft gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte wegens overschrijding van de redelijke termijn in samenhang met aantasting van de beginselen van goede rechtsorde, bestaande uit vervolging zonder klacht, een slechte opbouw van het dossier en inactiviteit van de officier van justitie met betrekking tot het samenstellen van het dossier en beantwoorden van brieven van de raadsvrouw.

Uit de aangifte, de aanvullende aangifte en de stukken die[slachtoffer] aan de politie ter beschikking gesteld heeft leidt de rechtbank af dat[slachtoffer] niet alleen wenste dat de dader van de feiten terzake waarvan hij aangifte gedaan heeft opgespoord zou worden maar ook, zo deze opgespoord zou worden, vervolgd zou worden voor een of meer feiten bedoeld in titel XVI van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht en voor belaging. De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan het vereiste van artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is niet gebleken dat feilen kleven aan de samenstelling van het dossier. De omstandigheden dat het dossier stapsgewijs is opgebouwd en dat het in onderdelen ter beschikking gekomen is betekenen niet dat het dossier in strafvorderlijke zin gebrekkig is. Het moge zo zijn, dat de officier van justitie niet of niet tijdig gereageerd heeft op brieven van de verdediging, maar niet is gebleken dat de officier van justitie daarmee doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort heeft gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overschreden is. Deze enkele omstandigheid kan echter niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging leiden. Nu ook geen sprake is van samenhang met een schending van beginselen van een behoorlijke procesorde, bestaat geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vervolging. De rechtbank acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4 HET BEWIJS

De rechtbank acht het ten laste gelegde, onder verwijzing naar de verklaringen van [slachtoffer], de bij die verklaringen gevoegde afschriften van de door hem genoemde berichten en de bekennende verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de desbetreffende berichten heeft geschreven en aan die[slachtoffer] heeft verzonden, wettig en overtuigend bewezen.

Dit geldt alleen niet voor de ten laste gelegde telefonische mededeling van verdachte aan de telefoniste van het bedrijf van [slachtoffer], dat laatstgenoemde zich schuldig zou maken aan mensenhandel. Verdachte heeft dit ontkend en nu er voor het overige onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aangetroffen zijn die tot een bewezenverklaring zouden moeten leiden zal de rechtbank verdachte dan ook van dit onderdeel vrijspreken.

De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de berichten in het onder 3 tenlastegelegde niet slechts aansporingen inhouden aan [slachtoffer] om zijn familierechtelijke onderhoudsverplichtingen na te komen, maar – anders dan de verdediging stelt – een bedreigend karakter dragen.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

hij in de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel aan de advocaat en/of de partner en/of (een) zakelijke relatie(s)van die [slachtoffer] - zakelijk weergegeven - per mail medegedeeld dat die van [slachtoffer] veroordeeld is wegens mishandeling.

2.

hij in de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte met voormeld doel die [slachtoffer] en diens advocaat en diens partner en diens zakelijke relaties een (groot) aantal e-mails gestuurd en via Hyves berichten gestuurd.

3.

hij in de periode van 26 oktober 2009 tot en met 14 april 2010 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op 26 oktober 2009

- de advocaat van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "we gaan deze enorme klootzak zo verschrikkelijk hard aanpakken" en

- de telefoniste (van het bedrijf) van die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte hem, die [slachtoffer] toch echt aan de telefoon moest hebben want anders zou hij hem opzoeken en

- (een) zakelijke relatie(s) van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "wij pakken hen nu keihard aan" en

- het bedrijf van die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "en als je dan nog niets laat horen gaan we wat verder" en

op 1 april 2010

- die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "ik weet je altijd te vinden" en

op 14 april 2010

- die [slachtoffer] een mail gestuurd met daarin de tekst "kijk je straks wel goed uit waar je heen gaat. En goed om je heen kijken. Ik gooi van de week even wat post bij je af. je tijd is geweest!",

althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6 KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:

Feit 1: Smaad.

Feit 2: Belaging.

Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7 STRAFBAARHEID

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 27 februari 2014 naar voren gebracht dat verdachte van mening is dat hem een beroep op psychische overmacht toekomt. Verdachte heeft de feiten begaan omdat zijn gezin nadelige gevolgen ondervond door de houding die[slachtoffer] innam ten opzichte van dat gezin.

Ten aanzien van het beroep van de verdediging op psychische overmacht overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank heeft begrepen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten begaan heeft, omdat[slachtoffer] zijn familierechtelijke onderhoudsverplichtingen niet nakwam, zijn, verdachtes, gezin daaronder leed en hij[slachtoffer] wilde wijzen op het laakbare van diens handelen. De rechtbank acht echter onvoldoende aannemelijk dat genoemde omstandigheden voor verdachte een dusdanige situatie in het leven hebben geroepen, dat hij

redelijkerwijs geen weerstand had kunnen en behoren te bieden aan een drang om[slachtoffer] te belasteren, te belagen en te bedreigen. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8 STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

Smaad, belaging en bedreiging zijn ernstige feiten, nu het gaat om misdrijven gericht tegen de goede naam en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Zij ondervinden door deze delicten in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. De rechtbank weegt dit mee in de aan verdachte op te leggen straf. Anderzijds houdt de rechtbank in voor verdachte gunstige zin rekening met het belastend effect dat de familierechtelijke procedures tussen de levenspartner van verdachte en[slachtoffer] verdachte en zijn gezin heeft gehad.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 17 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte recentelijk niet met politie of justitie in aanraking is geweest.

Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten geruime tijd geleden zijn gepleegd en de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overschreden is.

Alles overwegende ziet de rechtbank voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen aanleiding. De rechtbank zal verdachte evenwel, mede teneinde hem ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan, een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen.

12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 261, 285 en 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 100 uren;

- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;

- bepaalt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2014.

Mr. K.G. van de Streek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.