Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2014:3036

Rechtbank Midden-Nederland
04-06-2014
05-08-2014
2679857 UC EXPL 14-321
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Ondertekening schuldbekentenis door werknemer is gebeurd onder misbruik van omstandigheden, volgt vernietiging instemming met het hierin opgenomen bedrag. Tevens ontbreken goedschrift. Bewijsopdracht schade werkgever.

Rechtspraak.nl
AR 2014/560
NJF 2014/448
AR-Updates.nl 2014-0691
VAAN-AR-Updates.nl 2014-0691

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 2679857 UC EXPL 14-321 TBHN/10621

Vonnis van 4 juni 2014

inzake

de vennootschap onder firma

[eiser] ,

gevestigd te [plaats],

verder ook te noemen [eiser],

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. P.F. van Esseveldt,

tegen:

[gedaagde] ,

wonende te [plaats],

verder ook te noemen [gedaagde],

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. J.A. van Ham.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de conclusie van antwoord in reconventie;

  • -

    het tussenvonnis van 28 augustus 2013;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2014, waarin de rechtbank bij mondeling vonnis onderhavige zaak heeft verwezen naar de kantonrechter;

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2014.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] exploiteert (als franchisenemer van [naam]) een winkel in brood en banket. [gedaagde] is op 15 april 2004 bij [eiser] in dienst getreden als verkoopster. [gedaagde] heeft tijdens haar werk toegang tot de kassa’s van de winkel.

2.2.

Op camerabeelden heeft de eigenaar van [eiser], de heer [A], gezien dat [gedaagde] op 20 januari 2012 [naar de kantonrechter begrijpt uit de opbouw van de dagvaarding en de conclusie van antwoord in conventie, echter staat in de dagvaarding dat de beelden van 20 januari 2011 zijn] geld uit de kassa heeft weggenomen. Op 24 januari 2012 is [gedaagde] geconfronteerd met deze bevindingen, evenals het vermoeden dat [gedaagde] gedurende geruime tijd geld heeft weggenomen uit de kassa’s. Bij dit gesprek waren, naast [gedaagde], [A] aanwezig alsmede (van de zijde van de franchisegever) de winkelbegeleider, de heer [B], en een winkelcoach, mevrouw [C]. In dit gesprek heeft [gedaagde] verklaard dat zij gedurende ongeveer anderhalf jaar geld heeft verduisterd uit de kassa’s van [eiser], te weten circa € 400,- per week. Vervolgens is tijdens dit gesprek een brief namens [eiser] (hierna: de brief) door [gedaagde] voor akkoord ondertekend. In deze brief staat onder meer getypt dat [gedaagde] per direct haar dienstverband opzegt en dat een terugbetalingsregeling deel uitmaakt van het ontslag. Tevens staat in deze brief dat [gedaagde] het bedrag van € 31.000,- in maandelijkse termijnen van € 300,- zal overmaken aan [eiser].

2.3.

In maart 2012 is [gedaagde] door de politie gehoord, nadat [eiser] aangifte tegen haar had gedaan. Zij heeft toen haar verklaring van 24 januari 2012, zoals hiervoor omschreven, bevestigd.

2.4.

[gedaagde] heeft tot aan de dag van de comparitie één maal € 600,- overgemaakt aan [eiser]. Hierna heeft zij niets meer betaald aan [eiser].

2.5.

Het loon van [gedaagde] over de periode van 1 januari tot en met 24 januari 2012 heeft [eiser] niet overgemaakt aan [gedaagde].

2.6.

Op 22 februari 2013 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven dat zij de terugbetalingsregeling van 24 januari 2012 niet kan nakomen wegens geldgebrek.

2.7.

Eerst bij brief van 5 maart 2013 heeft [gedaagde] aan [eiser] gemeld dat zij niet zoveel geld heeft weggenomen als zij op 24 januari 2012 verklaarde.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 30.400,- (zijnde € 31.000,- minus € 600,-), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten. Aan haar vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde], door verduistering van geld dat aan [eiser] toebehoorde, jegens [eiser] zowel onrechtmatig heeft gehandeld als toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.

3.2.

[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.3.

[gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. vernietiging van de door [gedaagde] gedane rechtshandeling van 24 januari 2012 strekkende tot terugbetaling van het geldbedrag van € 31.000,-;

II. veroordeling van [eiser] om aan [gedaagde] het gemiste salaris ter hoogte van € 1.089,- (netto) te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente, met verrekening van het door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde bedrag;

III. veroordeling van [eiser] tot verstrekking aan [gedaagde] van de loonstroken over de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 januari 2013 en de jaaropgave over het jaar 2012, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat [eiser] daar niet aan voldoet;

IV. veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, inclusief nakosten.

3.4.

De grondslagen van de vorderingen zullen bij de beoordeling van het geschil worden besproken. De kantonrechter zal vordering I betrekken bij zijn beoordeling in conventie, aangezien deze vordering betrekking heeft op de vordering van [eiser] in conventie.

3.5.

[eiser] voert verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie

4.1.

[gedaagde] heeft erkend dat zij geld uit de kassa’s van [eiser] heeft verduisterd. Daarmee staat vast dat zij schade heeft toegebracht aan [eiser], evenals overigens dat zij daarvoor jegens [eiser] aansprakelijk is. In geschil is nog de hoogte van het verduisterde bedrag en daarmee de hoogte van de door [gedaagde] aangerichte en te vergoeden schade.

4.2.

In de visie van [eiser] volgt reeds uit het geschrift van 24 februari 2012 dat [gedaagde] € 31.000,- heeft verduisterd en dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van dit bedrag.

4.3.

Volgens [gedaagde] heeft zij gedurende circa 1,5 jaar, tot aan 24 januari 2012, in totaal circa € 1.500,- verduisterd. [gedaagde] voert primair aan dat er geen sprake is geweest van wilsovereenstemming ten aanzien het verduisterde bedrag, omdat ([eiser] had moeten begrijpen dat) [gedaagde] nooit daadwerkelijk heeft willen verklaren dat zij € 31.000,- heeft weggenomen en dat zij bereid was dat bedrag aan [eiser] te betalen. Subsidiair vernietigt zij de rechtshandeling van 24 januari 2012, gelegen in de instemming tot terugbetaling van het bedrag van € 31.000,-, op grond van misbruik van omstandigheden.

4.4.

De kantonrechter overweegt dat de stelling dat er geen sprake is geweest van wilsovereenstemming, geen doel treft. [gedaagde] heeft met de ondertekening van de opzeggingsbrief een duidelijke en ondubbelzinnige handeling verricht, waaruit haar instemming met het daarin genoemde bedrag van € 31.000,- is gebleken. [eiser] mocht er dan ook op vertrouwen dat zij met dit bedrag heeft ingestemd.

4.5.

Vervolgens komt de vraag aan de orde of de omstandigheden waaronder [gedaagde] met het bedrag van € 31.000,- heeft ingestemd met zich brengen dat [gedaagde] zich terecht beroept op vernietiging van deze instemming, omdat die omstandigheden zodanig waren dat gesproken kan worden van misbruik van omstandigheden door [eiser]. Van een zodanig misbruik zal sprake zijn indien:

(i) [eiser] wist of had moeten begrijpen dat [gedaagde] door bijzondere omstandigheden (zoals afhankelijkheid of onervarenheid) bewogen werd tot instemming met het in de brief opgenomen bedrag van € 31.000,- en

(ii) [eiser] (desalniettemin) de instemming van [gedaagde] bevorderde, terwijl hetgeen zij wist of had moeten begrijpen [eiser] daarvan behoorde te weerhouden.

4.6.

De kantonrechter overweegt over bovenstaande vraag ten eerste dat [gedaagde] het gesprek van 24 januari 2012 onvoorbereid is ingegaan. Als onbetwist staat vast dat [gedaagde] niet van tevoren op de hoogte is gesteld dat er een gesprek met haar zou plaatsvinden en wat het onderwerp van het gesprek zou zijn. Tevens staat vast dat [gedaagde] tijdens dit gesprek voor het eerst is geconfronteerd met het vermoeden dat zij gedurende enige tijd geld heeft ontvreemd uit de kassa’s van [eiser]. De kantonrechter overweegt ten tweede dat er sprake is geweest van een ongelijkwaardige verhouding tussen partijen tijdens dit gesprek. Naast de overwichtspositie van [eiser] als werkgever, waren namens [eiser] drie personen aanwezig die tevens in hiërarchie hoger stonden dan [gedaagde], terwijl [gedaagde] alleen was. Onder deze omstandigheden werd [gedaagde] geconfronteerd met de ontdekking van de door haar gepleegde diefstal, waardoor zij zich – weliswaar door eigen toedoen – in een benarde positie bevond. Daarbij is (als onbetwist vast komen te staan dat) het gesprek enkele malen stil gelegd, met de opzet van [eiser] dat [gedaagde] kon nadenken over de juistheid van de door haar totdantoe afgelegde verklaringen. De kantonrechter overweegt dat [eiser] daarmee (wellicht onbedoeld) enige druk op [gedaagde] heeft uitgeoefend om een voor [eiser] meer acceptabele verklaring te verkrijgen, waarna de brief is ondertekend. Deze druk is alleen maar toegenomen door tijdens dit gesprek is te informeren naar de bezittingen van [gedaagde], waardoor bij [gedaagde] vrees voor haar toekomst is opgewekt.

4.7.

Onder zojuist genoemde omstandigheden heeft [gedaagde] een voor haar zeer nadelige beslissing genomen: zij heeft door ondertekening van de brief niet alleen haar baan verloren, maar ook een schuld van € 31.000,- erkend. Dat de gevolgen van de ondertekening van de brief zijn toegelicht tijdens het gesprek, zoals [eiser] stelt, wordt alleen ondersteund door een verklaring van [A], die tegelijkertijd heeft verklaard dat hij bij deze toelichting niet (meer) aanwezig was. De kantonrechter oordeelt als gevolg van het voorgaande dat aangenomen kan worden dat [gedaagde] de brief niet zou hebben ondertekend indien zij de voor een dergelijke beslissing normaal te achten voorbereidingen, zoals inwinning van deskundig advies, zou hebben getroffen. [eiser] heeft moeten begrijpen dat [gedaagde] door haar onervarenheid de brief al tijdens het gesprek van 24 januari 2012 heeft ondertekend in plaats van zich daarover te laten adviseren. [eiser] had [gedaagde] daarvan behoren te weerhouden.

4.8.

De kantonrechter concludeert als gevolg van het voorgaande dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden aan de zijde van [eiser], waardoor het beroep van [gedaagde] op vernietiging van de instemming met het bedrag van € 31.000,- wordt aanvaard. Dat [gedaagde] tijdens het gesprek weg kon gaan iets wat men in het algemeen niet snel doet en ruim een jaar na dato nadat ze een advocaat heeft geconsulteerd zich beroept op vernietiging van haar instemming, maken het voorgaande niet anders. Dat laat onverlet dat deze omstandigheden (en de overige hier relevante omstandigheden) wel een rol kunnen spelen bij de waardering van het na te melden aan [eiser] op te dragen bewijs.

4.9.

Door vernietiging van de instemming van [gedaagde] met het in de brief genoemde bedrag, is er geen sprake meer van een rechtsgeldige verklaring van [gedaagde] omtrent hetgeen de brief bestemd is ten behoeve van [eiser] te bewijzen, namelijk dat [gedaagde] € 31.000,- dient te betalen aan [eiser]. Reeds daarom levert de brief ten aanzien van het door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigde bedrag geen dwingend bewijs op. Overigens is dit ook niet het geval nu de brief noch geheel met de hand is geschreven door [gedaagde] noch haar goedkeuring bevat die de geldsom voluit in letters vermeldt.

4.10.

Het voorgaande brengt met zich mee dat vastgesteld zal moeten worden hoeveel schade [eiser] heeft geleden. De bewijslast van de schade ligt op [eiser], nu zij zich op de rechtsgevolgen hiervan beroept.

4.11.

De verklaring van [gedaagde] tijdens het gesprek van 24 januari 2012 legt gezien de vernietiging geen gewicht in de schaal voor de onderbouwing van de schade.

4.12.

[eiser] heeft nog gesteld dat het door [gedaagde] verduisterde bedrag volgt uit het margeverschil tussen de periode waarin [gedaagde] in dienst is geweest en de periode waarna de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Echter blijkt uit de overgelegde berekening van het margeverschil dat dit € 23.060,- is geweest en niet € 31.000,-. Bovendien is door [B] toegelicht dat margeverschillen ook kunnen ontstaan door producten die zijn gevallen, niet goed zijn geregistreerd, door het personeel zijn genuttigd en niet worden aangeslagen, evenals misslagen in de kassaregistratie. Een margeverschil betekent derhalve niet automatisch dat dit bedrag is weggenomen door een werknemer.

4.13.

De kantonrechter komt dan ook voor nu tot de conclusie dat uit hetgeen over en weer is gesteld en ter onderbouwing is overgelegd, de juistheid van de stelling van [eiser] niet zonder meer kan worden afgeleid. Gelet op de betwisting door [gedaagde] van de hoogte van het in totaal weggenomen bedrag, zal [eiser] - conform haar aanbod daartoe worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van het bedrag van € 31.000,-.

4.14.

Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de kantonrechter alvast dat deze, bij gebreke van betwisting, (bij eindvonnis) zal worden toegewezen met ingang van 15 februari 2013.

4.15.

Tevens overweegt de kantonrechter alvast het volgende over de door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Conform het rapport Voorwerk II hanteert de kantonrechter het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiser] heeft gesteld dat buiten de verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, het nodige overleg is gevoerd. Echter heeft [eiser] niet gespecificeerd met wie en wanneer deze gesprekken zijn gevoerd, hoeveel uren daarmee gemoeid zijn geweest, wat het gehanteerde uurtarief is geweest en waarom deze kosten zouden moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten. Hierom moeten de kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ligt daarmee voor afwijzing gereed.

4.16.

De door [eiser] gevorderde nakosten, te weten het nasalaris, liggen voor toewijzing gereed, omdat [gedaagde] hoe dan ook een bedrag aan [eiser] zal moeten voldoen, nu [gedaagde] de verschuldigdheid van in ieder geval € 1.500,- niet heeft betwist.

4.17.

In afwachting van de uitkomst van voormelde bewijsopdracht, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

Bewijslevering

4.18.

Indien [eiser] het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien [eiser] het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen.

4.19.

Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig zijn, of in het geval van [eiser] rechtsgeldig vertegenwoordigd zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.

4.20.

De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige maximaal 45 minuten zal duren. Als [eiser] verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.

in reconventie

4.21.

[gedaagde] stelt dat haar 4-wekensalaris over de periode 1 2012 niet aan haar is voldaan door [eiser]. De kantonrechter begrijpt dat met de periode 1 2012, de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 januari 2012 is bedoeld. [eiser] heeft niet betwist dat zij dit loon aan [gedaagde] is verschuldigd en dat dit loon nog niet aan [gedaagde] is voldaan. Zij stelt echter dat het loon is verrekend met de door haar geleden schade. Echter heeft [eiser] geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht, waaruit (een verklaring strekkende tot) deze verrekening is gebleken. Hierdoor is de verrekening niet vast komen te staan. Als gevolg zal de uitbetaling van het gemiste loon, zoals gevorderd, bij eindvonnis worden toegewezen.

4.22.

Verder heeft [gedaagde] gesteld dat [eiser] de salarisstroken over de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 januari 2013 en de jaaropgave ten aanzien van het jaar 2012 niet heeft verstrekt. [eiser] heeft hiertoe aangevoerd dat zij loonstroken via het bedrijfsintranet verstrekt. Werknemers hebben derhalve via het bedrijfsintranet beschikking over deze loonstroken, aldus [eiser]. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de loonstroken en de jaaropgave niet ter hand zijn gesteld aan [gedaagde], maar dat zij deze heeft kunnen inzien op het bedrijfsintranet. De kantonrechter begrijpt ook uit de stelling van [eiser] dat er alleen sprake is geweest van elektronische opgaven van het loon. De kantonrechter overweegt dat krachtens artikel 7:626 BW de loonstroken en de jaaropgave aan de werknemer dienen te worden verstrekt, wat iets anders is dan deze ter beschikking stellen middels het bedrijfsintranet. Daarnaast dient bij een elektronische opgave van het loon de verstrekking op zodanige wijze te geschieden dat de opgave door de werknemer kan worden opgeslagen en voor hem/haar toegankelijk is ten behoeve van latere kennisneming. Enkel de beschikking hebben over deze stukken door in te loggen op het bedrijfsintranet volstaat naar het oordeel van de kantonrechter niet. Nu [eiser] niet heeft aangevoerd dat de loonstroken en de jaaropgave zodanig zijn verstrekt dat [gedaagde] deze heeft kunnen opslaan en voor [gedaagde] toegankelijk zijn voor latere kennisneming heeft [eiser] de stelling van [gedaagde] niet, of in ieder geval onvoldoende, betwist. Hierdoor is vast komen te staan dat de loonstroken en de jaaropgave over 2012 niet zijn verstrekt aan [gedaagde], waardoor [eiser] daartoe zal moeten overgaan. De kantonrechter begrijpt overigens dat [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat de loonstroken van 1 januari 2010 tot en met 24 januari 2012 dienen te worden verstrekt, aangezien 24 januari 2012, en niet 24 januari 2013, de laatste werkdag van [gedaagde] is geweest. De gevorderde dwangsom van € 1.000,- per dag acht de kantonrechter te hoog. De kantonrechter zal de dwangsom daarom alvast vaststellen op € 100,- per dag of gedeelte daarvan, met dien verstande dat de afgiftetermijn van de loonstroken en verbeurte van de dwangsom zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis.

4.23.

De door [eiser] gevorderde nakosten liggen voor toewijzing (bij eindvonnis) gereed.

4.24.

In afwachting van de uitkomst van voormelde bewijsopdracht in conventie, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5 De beslissing

De kantonrechter:

in conventie

5.1.

draagt [eiser] op te bewijzen dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van het bedrag van € 31.000,-;

5.2.

verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 2 juli 2014 teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;

5.3.

bepaalt dat, indien [eiser] (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;

5.4.

bepaalt dat, indien [eiser] bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting:

- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;

- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun gemachtigden en de getuigen in de drie maanden nadien verhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;

5.5.

bepaalt dat:

- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend;

- indien [eiser] geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;

- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;

5.6.

bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;

5.7.

houdt iedere verdere beslissing aan;

in reconventie

5.8.

houdt iedere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.