Op verzoek van [eiser] heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. In dat kader heeft [collega] onder meer verklaard:
‘Op een gegeven moment stond [eiser] voor de CP-deur. Ik liep langs hem en sprak hem aan: ‘Wat hebben we nou afgesproken, we zouden nederlands praten’, althans woorden van die strekking. Hij reageerde boos: ‘Je mag dat niet zeggen!’. Terwijl ik langs liep gaf hij mij een stomp in mijn maag. Hij geeft wel eens een por of zo bij het begroeten, maar dit was anders. (…) Ik schrok en heb hem een duw gegeven. (…) U houdt mij voor dat [collega 3] en [collega 2] hebben verklaard dat hij de stomp opzij heeft gegeven, met zijn elleboog als scharnierpunt. Dat zou kunnen, omdat ik net langs hem liep.’
[eiser] heeft verklaard:
‘Ik wilde de CP inlopen, en stond net voor de deur, toen [K] tegen mij zei: Salaamaleikum (goedenmiddag). Ik heb Salaamaleikum teruggezegd, dat wordt in zo’n situatie van mij verwacht. Ik heb dat niet gezegd omdat ik dat leuk vind. [collega] kwam toen naar mij toegelopen en zei op hoge toon: je moet Nederlands praten. (…) [collega] kwam naar mij toe gelopen. Ik weet niet meer of dat voor of na zijn opmerking was dat ik Nederlands moest praten. Hij kwam op een afstand van ongeveer twintig centimeter bij mij staan. Ik heb hem toen zachtjes weggeduwd om afstand te houden. Ik heb hem niet geslagen.’
[collega 3] heeft verklaard:
‘Toen het gesprek ten einde was, liep [eiser] naar de controlepost, dus richting [collega], en toen hij de deur open maakte, sprak [collega] hem op het gebeurde aan. Zij zijn toen allebei naar binnen gegaan en hebben daar met zijn tweeën een discussie gevoerd. (…) Daarna ging de deur weer open en kwam [eiser] met het karretje naar buiten met in zijn kielzog [collega] die nog niet uitgesproken was. Ik hoorde [eiser] toen heel duidelijk zeggen: ik wil niet dat je zo tegen mij praat. Toen hij dat zei heeft [eiser] uitgehaald naar de buikstreek van [collega]. Dat ging vrij hard. Ik stond op iets meer dan een meter afstand, en de klap was duidelijk hoorbaar. (…) Ik meen dat [eiser] met zijn rechterhand sloeg. Ik doe dat aan u voor. Hij hield zijn gebalde vuist met een gebogen arm voor zijn eigen buik en draaide die arm toe nnaar buiten met zijn elleboog als scharnier, waarna hij [collega] met de buitenkant van zijn vuist in diens buik raakte.’
[collega 2] heeft verklaard:
‘Letterlijk toen ik binnen kwam, hoorde ik [collega] zeggen: [eiser] wat hebben wij nu afgesproken? Ik zag dat [eiser] geïrriteerd was: hij was rood in het gezicht. [eiser] sloeg toen met zijn vuist in de buik van [collega]. Ik hoorde: pok. [eiser] hield zijn vuist met gebogen arm voor zich en door die arm zijwaarts te draaien met zijn elleboog als scharnier raakte hij [collega] met de buitenkant van zijn vuist. Dit weet ik 100% zeker, ik weet alleen niet meer of het links of rechts was. Het was niet voluit om [collega] pijn te doen, maar ook geen duw. Het zat er ongeveer tussenin.’