3.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
A. tegen bewijs van kwijting:
tot betaling aan [eiser] van het loon van € 1.654,52 bruto per vier weken vanaf 6 oktober 2014 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging vanaf de vervaldata ingaande 3 november 2014 over het achterstallige loon en met de wettelijke rente tot de voldoening;
- tot betaling aan [eiser] van het loon van € 661,76 bruto over acht (ziekte)dagen (€ 10,34 x 64 uren), te vermeerderen met de wettelijke verhoging vanaf 8 september 2014 en met de wettelijke rente tot de voldoening;
- tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten;
- tot betaling aan [eiser] vóór 1 juni 2015, of zoveel eerder als de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, van 8% vakantiebijslag over € 1.654,52 bruto per vier weken vanaf 21 mei 2014 tot 15 mei 2015, bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente tot de voldoening;
B.
- om aan [eiser] een bruto-specificatie te verstrekken van het betaalde bedrag van € 4.628,-- netto, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
- in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] - kort gezegd - dat hij op verzoek van [gedaagde] na het faillissement van [bedrijf] is blijven doorwerken in het bedrijfspand van IFO B.V. te Amersfoort. Hij is hetzelfde werk blijven doen, onder dezelfde chef. Er is derhalve tussen [eiser] en [gedaagde] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand gekomen. Deze arbeidsovereenkomst is nog niet geëindigd. De beëindiging door [gedaagde] van 17 oktober 2014 is in ieder geval nietig. Daarnaast heeft [gedaagde] ten onrechte acht ziektedagen van [eiser] in de periode van 21 mei 2014 tot 8 september 2014 onbetaald gelaten.