Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 30 november 2014 om 14.00 uur heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd van € 54,90, bestaande uit € 2,90 aan parkeerbelasting en € 52,- aan naheffing. Deze aanslag is opgelegd vanwege het parkeren van een auto op de Veerstraat in Hilversum zonder dat daarvoor de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
3. Niet in geschil is dat eiser op 30 november 2014 geparkeerd heeft. Evenmin is in geschil dat ter plaatse een betaald-parkerenregime geldt en dat eiser niet heeft betaald. Met verwijzing naar het arrest van het hof Amsterdam van 8 januari 2002 (ECLI:NL:GHAMS:2002:AD8213) betrekt eiser evenwel de stelling dat verweerder de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden, zodat hij niet wist – en niet kon weten – dat hij op dat moment moest betalen. Ter onderbouwing van zijn standpunt beroept hij zich op een foto van een deel van de parkeerautomaat ter plaatse (namelijk van het hoofdtarievenvlak). Daaruit blijkt dat op koopzondagen van 12.00 tot 18.00 uur betaald moet worden. Informatie over welke zondagen koopzondagen zijn, ontbrak. Mede omdat hij geen inwoner van de gemeente Hilversum is, wist hij niet dat 30 november 2014 een koopzondag was, aldus eiser.
4. De rechtbank stelt – in lijn met onder meer hof Arnhem 12 juni 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW9133 – voorop dat het aan verweerder is te stellen, en bij betwisting, aannemelijk te maken dat over de verschuldigdheid van parkeerbelasting ten tijde van het parkeren geen misverstand kon bestaan.
5. Verweerder stelt dat alle parkeerautomaten in Hilversum naar aanleiding van de bovengenoemde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2002 zijn uitgerust met een sticker waarop alle in het betreffende kalenderjaar geldende koopzondagen zijn vermeld. Hierdoor was het volgens verweerder voor eiser kenbaar dat 30 november 2014 een koopzondag was.
Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder tijdens de zitting een foto overgelegd van de parkeerautomaat met daarop zichtbaar een sticker waarop de koopzondagen in 2015 staan. Verweerder heeft toegelicht dat deze sticker elk jaar rond half januari wordt vervangen en dat in 2014 de sticker met koopzondagen op dezelfde plek was geplakt als waar de sticker uit 2015 is aangebracht. Deze plek onder het hoofdtarievenvlak is standaard. De stickers zijn bovendien lastig te verwijderen, omdat daar een speciaal oplosmiddel voor nodig is, aldus verweerder. Als de sticker er niet meer zou hangen, zouden veel mensen een boete krijgen en daartegen bezwaar maken, zodat verweerder hiervan op de hoogte was geraakt. Dat is in dit geval niet gebeurd.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser de stellingen van verweerder in onvoldoende mate nader heeft weersproken. In het bijzonder is de foto die eiser in het geding heeft gebracht, ontoereikend. Deze dateert weliswaar uit 2014, maar is zo ver ingezoomd dat niet te zien is of de sticker met koopzondagen wel of niet op de automaat is geplakt. Daar komt bij dat eiser tijdens de zitting heeft verklaard dat hij geen beroep zou hebben ingesteld als hij de foto waar verweerder zich op beroept, eerder had gehad. In dit verband heeft verweerder aangeboden het griffierecht te vergoeden, omdat hij de foto pas op de zitting heeft overgelegd.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan haar informatieplicht heeft voldaan, zodat het eiser redelijkerwijs bekend had kunnen zijn dat 30 november 2014 een koopzondag was en dat hij op het moment van parkeren parkeerbelasting verschuldigd was.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder het griffierecht van € 45,- aan eiser zal vergoeden, zoals op de zitting is toegezegd.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen op de wijze zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Heinemann, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.J. Veenhof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: