Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,41 berekend over de parkeerduur van één uur (€ 3,41) en vermeerderd met € 58,- aan naheffingkosten. Deze naheffingsaanslag is opgelegd wegens het parkeren van een auto op een parkeerplaats aan het Minervaplein in Utrecht (betaald parkeergebied) op maandag 3 november 2014 om 14:26 uur, zonder dat de daarvoor verschuldigde parkeerbelasting was betaald.
3. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het primaire standpunt is dat eiseres pas nadat de aanslag was opgelegd, een parkeerkaartje is gaan kopen. Dit is te laat. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder erop gewezen dat het voertuig van eiseres om 14:22:52 uur door een scanauto is gescand. Op dat moment stond geen parkeerrecht geregistreerd. Vervolgens is er een elektronisch seintje gegeven aan een parkeercontroleur. Deze was om 14:22:58 uur ter plaatse. De parkeercontroleur heeft toen geconstateerd dat op dat moment geen parkeerbelasting was voldaan en op dat moment ook niemand een uitvoeringshandeling aan het verrichten was, aldus verweerder. In het verweerschrift staat dat de parkeercontroleur eiseres ter plaatse heeft gesproken en haar een bon heeft aangezegd. De naheffingsaanslag is vervolgens om 14:26 uur opgelegd. Pas nadat de aanslag was opgelegd, heeft eiseres bij een parkeerautomaat parkeerbelasting voldaan, aldus nog steeds verweerder.
Subsidiair stelt verweerder dat eiseres bij het kopen van een parkeerkaartje geen redelijke termijn in acht heeft genomen. Verweerder vindt vijf minuten te lang.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft aangevoerd dat zij wel op tijd een parkeerkaartje heeft gekocht. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de auto ter hoogte van [adres] heeft geparkeerd, omdat haar moeder daar woont. Vanuit daar is ze meteen naar de parkeerautomaat op de Nicolaasweg (automaat 23132) gelopen. Toen ze bij die automaat aankwam, begon eiseres te twijfelen over het kenteken, omdat het de auto van haar man is. Toen is ze naar de auto teruggelopen om het kenteken te checken. Op dat moment zag ze een controleur bij de auto staan die in gesprek was met haar dochter en diens vriendin. Ze is toen niet naar de controleur toegelopen, maar snel weer terug naar de automaat om te betalen, aldus eiseres. Ze was inmiddels erg zenuwachtig geworden en daardoor ging het invoeren van de vereiste gegevens niet al te soepel. Toen ze terug was bij de auto, zat er een bon op de auto.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder feiten en omstandigheden moet stellen en, indien nodig, aannemelijk moet maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij gerechtigd was eiseres de naheffingsaanslag op te leggen.
6. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn primaire standpunt en overweegt daartoe als volgt.
Volgens verweerder heeft eiseres pas betaald nadat zij een naheffingsaanslag had gekregen. Vaststaat dat om 14:26 uur een naheffingsaanslag is opgelegd en dat eiseres om 14:27 uur betaald heeft. Gelet op de afstand tussen de plaats waar eiseres de auto heeft geparkeerd, de plek waar de door eiseres gebruikte parkeerautomaat is gesitueerd en mede gelet op de verschillende handelingen die verricht moeten worden om te betalen en de ingewikkeldheid van de parkeerautomaten in Utrecht, is het zo goed als ondenkbaar dat eiseres in een dergelijk kort tijdsbestek een parkeerkaartje heeft kunnen kopen. Daar komt bij dat die minuut volgens verweerder ook is gebruikt voor contact tussen de parkeercontroleur en eiseres, hetgeen ertoe leidt dat eiseres nog minder tijd heeft gehad om te betalen.
Bovendien is het de rechtbank ambtshalve bekend dat de parkeerautomaat op de Nicolaasweg niet zonder meer zichtbaar is vanaf de plaats waar eiseres heeft geparkeerd, zodat de stelling van verweerder dat de parkeercontroleur niet heeft vastgesteld dat eiseres aan het betalen was, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te volgen is.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat eiseres niet pas heeft betaald nadat zij een naheffingsaanslag had gekregen, zoals verweerder stelt. De overige verweren van eiseres op dit punt hoeven niet te worden besproken.
7. Bovenstaand oordeel brengt de rechtbank tot de beoordeling van verweerders subsidiaire stelling. Parkeerbelasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren. Dat houdt in dat na het stilzetten van een voertuig op een (gefiscaliseerde) parkeerplaats direct een aanvang moet worden genomen met het voldoen van parkeerbelasting. Aan een parkeerder moet hierbij een redelijke tijd worden gegeven om een kaartje te kunnen kopen. De rechtbank is van oordeel dat een periode van ongeveer vijf minuten tussen het parkeren van een auto en het betalen, gelet op alle betalingshandelingen die verricht moeten worden, in het algemeen niet als onredelijk lang gezien kan worden.
Daar komt in dit geval bij dat eiseres een afdoende verklaring heeft gegeven waarom het bij haar ongeveer vijf minuten heeft geduurd voordat ze de parkeerbelasting had voldaan.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit van 3 november 2014 wordt herroepen.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Heinemann, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: