Hoewel de Gemeente Ede heeft aangevoerd dat [eiser] niet op de oude brandweerkazerne kantoor hield en normaal gesproken ook niet in de werkplaats kwam, kan als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] de werkplaats wel degelijk bezocht en derhalve werd blootgesteld aan het asbeststof, maar ook dat het vrijgekomen asbeststof door hem en de monteurs uit de werkplaats door de brandweerkazerne kon worden verspreid.
[eiser] heeft verklaard dat de diverse ruimtes in de oude brandweerkazerne met elkaar in verbinding stonden, dat hij vaak in de oudbouw was en altijd als eerste op de dag de alarmcentrale in de oudbouw bezocht (enquête d.d. 8 oktober 2012). In het Rapport inzake arbeidshistorisch onderzoek en blootstelling aan asbest d.d. 25 februari 2009 (productie 4) is naar aanleiding van de verklaring van [eiser] opgenomen dat de kantine door de hokkerige bouw niet goed af te sluiten was van de rest van het complex, dat in het leslokaal (met wollen vloerbedekking) iedereen in en uit liep, alle ruimten van de kazerne ’s avonds ook werden gebruikt voor opleiding/oefendoeleinden, het personeel overal in en uit liep (met (vervuilde) uitrukkleding) en dat [eiser] om de alarmcentrale en de kantoren van de ambulancedienst te bereiken door de garage en de werkplaatsen liep.
[getuige 4] heeft bevestigd dat [eiser] in de werkplaats kwam (enquête d.d. 8 oktober 2012): “Dat was ongeveer één keer per maand, althans dat ik hem zag. Als officier was het voor ons, dus ook voor de heer [eiser] , belangrijk om contact te houden met de mensen van de werkvloer. Het was dan ook niet vreemd dat de heer [eiser] in de werkplaats was.” Voorts heeft [getuige 4] verklaard dat er een gezamenlijke kantine was: “(…) vlak bij de werkplaats waar de heer [eiser] , net als ik, gezamenlijk met het personeel koffiedronk.” [getuige 5] heeft ook verklaard dat hij en [eiser] regelmatig in de kazerne kwamen (enquête d.d. 8 oktober 2012): “Hoewel de heer [eiser] en ik in het noodgebouw werkten, kwamen wij toch regelmatig in de kazerne. In de kazerne was de kantine gevestigd. Ook gingen wij regelmatig naar de kazerne voor overleg met medewerkers. In de kazerne was ook de alarmcentrale gevestigd en ook met die medewerkers hadden wij regelmatig contact. De heer [eiser] en ik kwamen ieder afzonderlijk ook in de autowerkplaats. Dat was voor het onderhoud van de eigen auto of voor overleg met medewerkers die aldaar werkzaam waren. Dat was zeker een aantal keer per week.”
In de verklaring van [D] is expliciet opgenomen dat de monteurs in hun werkkleding in de hele kazerne kwamen: “Wij automonteurs kwamen door de hele kazerne in onze werkkleding/overalls. Voor het pakken van onderdelen, voor het toilet, naar de administratie, of om iemand te spreken.”
Uit de verklaringen van de getuigen van de zijde van de Gemeente Ede valt niet af te leiden dat [eiser] niet in de werkplaats kwam en/of dat het (asbest)stof zich in het geheel niet kon verspreiden door de kazerne. [getuige 1] heeft verklaard (contra-enquête d.d. 7 januari 2013): “De heer [eiser] had niets van doen met de werkplaats. Hij was er wel af en toe om iets te vragen aan iemand. Ik leg een plattegrond over. De nummers 10 en 13 betreffen de autowerkplaats. Koffie werd gedronken op nummer 26. De alarmcentrale, waar de heer [eiser] ook nog wel eens was, bevindt zich in de ruimtes 4 en 5. (…) Ik herinner mij niet of de werknemers met hun werkkleding de koffiekamer inkwamen. In de nieuwe kazerne deden wij dat in ieder geval niet. Als de heer [eiser] dienst had zal hij wel twee keer per dag naar de alarmcentrale zijn gelopen.”
[getuige 2] heeft verklaard (contra-enquête d.d. 7 januari 2013): “Over de verplaatsing van asbest vanuit de werkplaats naar andere delen van het gebouw, bijvoorbeeld de gang naar de alarmcentrale, kan ik mij weinig voorstellen. Die gang werd dagelijks nat schoongemaakt door een van de medewerkers, de derde ambulancechauffeur. De werkplaats was niet overmatig stoffig. Wel was het een oude werkplaats waar meerdere functies werden uitgevoerd. (…) De heer [eiser] zal best een keer door de werkplaats hebben gelopen. Zijn werkzaamheden waren echter niet daar. (…) De remrevisies voor de grotere voertuigen vonden in nummer 10 plaats. Voor de ambulances in nummer 13.”
Uit de bij het proces-verbaal d.d. 7 januari 2013 gevoegde plattegrond van de oude brandweerkazerne (productie 20) maakt de rechtbank op dat alle ruimten in de oude brandweerkazerne met (deuren met) elkaar in verbinding stonden, waaronder ook de (auto)werkplaats(en). Om de alarmcentrale te bereiken kon door deze werkplaatsen worden gelopen. De gang naar de alarmcentrale bevond zich nabij de werkplaatsen. Dat er geen of niet altijd noodzaak bestond de werkplaats te bezoeken vanuit de functie van [eiser] (zoals ook [getuige 3] heeft verklaard, productie 6 van de Gemeente Ede) is hierbij niet relevant. Overigens heeft [eiser] nog gesteld dat asbeststof lang in de lucht blijft hangen en heeft de Gemeente Ede dit niet weersproken.