Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2016:1935

Rechtbank Midden-Nederland
05-04-2016
08-04-2016
C/16/16/260 R
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

toelating schuldsanering, schuldenlast bestaand uit lening voor pilotenopleiding

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

locatie Utrecht

zaaknummer: C/16/16/260 R

nummer verklaring:

uitspraakdatum: 5 april 2016

uitspraak op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet

( “toepassing schuldsanering”)

enkelvoudige kamer

[verzoeker] ,

wonende [adres] ,

[woonplaats] ,

verzoeker,

heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 4 april 2016. Daarbij is verzoeker gehoord.

De rechtbank overweegt als volgt.

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen op de gronden als vermeld in artikel 288 lid 1 Fw en kan worden afgewezen op de gronden als vermeld in artikel 288 lid 2 Fw. Voormelde afwijzingsgronden moeten worden bezien in het licht van de doelstelling van de schuldsaneringsregeling, welke erop neer komt dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn terechtgekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan.

Artikel 288 lid 1 sub Fw stelt als eis aan toelating van verzoeker tot de schuldsaneringsregeling dat hij verkeert in een uitzichtloze financiële situatie en niet in staat moet worden geacht ook in de toekomst te kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.

Het enkele feit dat verzoeker een omvangrijke schuld is aangegaan, waarvan thans niet het vooruitzicht bestaat dat hij die kan terugbetalen, is niet van doorslaggevende betekenis. Bij beoordeling van de vraag of desondanks van een uitzichtloze financiële situatie sprake is, spelen alle omstandigheden van het geval een rol. Van belang is wat redelijkerwijs de verwachting van verzoeker was ten tijde van het aangaan van de schuld en welke omstandigheden vervolgens van invloed zijn geweest op het niet uitkomen van deze verwachting. Indien de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn de schuldeiser (in dit geval ABN Amro) in redelijkheid ongewijzigde instandhouding van de geldlening niet mag verwachten, is vervolgens van belang welke inspanningen partijen over en weer hebben verricht om de aan de schuld verbonden voorwaarden te wijzigen. Daarbij geldt dat verslechterende marktomstandigheden, waardoor verzoeker niet in staat blijkt de lening terug te betalen, in beginsel voor zijn eigen rekening moeten blijven.

Verzoeker heeft een schuld van in de hoofdsom € 189.500,00. Het betreft een schuld uit een overeenkomst van geldlening met een looptijd van 20 jaar. Deze lening heeft verzoeker afgesloten met het oog op het volgen van een pilotenopleiding. Verzoeker heeft een inkomen van (netto) ongeveer € 1.500,00. Hij betaalt maandelijks een rente van ongeveer € 900,00. Vanaf 2011 heeft verzoeker een bedrag van ruim € 40.000 aan rente betaald. Het is niet mogelijk gebleken op de lening af te lossen, hoewel verzoeker steeds gezorgd heeft voor inkomsten. Verzoeker heeft geen andere schulden laten ontstaan.

Vanaf 2014 heeft verzoeker verschillende gesprekken gehad met ABN Amro. Hij heeft een prognoseaanbod gedaan op basis waarvan gedurende 10 jaar zijn inkomsten zouden worden gebruikt om op de lening af te lossen. Toen ABN Amro dit aanbod afwees, heeft verzoeker met behulp van familie een bedrag ineens aangeboden van € 52.200,00. Ook dit aanbod heeft ABN Amro afgewezen. ABN Amro heeft wel tegenvoorstellen gedaan, maar deze voorstellen voorzagen niet in een definitieve regeling. ABN Amro is door de rechtbank gevraagd ter zitting te verschijnen om deze regelingen nader toe te lichten, maar heeft volstaan met indiening van een verweerschrift.

Verzoeker heeft ter zitting verklaard, dat op het moment van het aangaan van de overeenkomst de verwachting bestond dat hij de schuld binnen 10 jaar, na zijn afstuderen, zou kunnen terugbetalen. Verzoeker was dan in 2021 schuldenvrij. Dit standpunt van verzoeker is aannemelijk en werd door ABN Amro - die weliswaar was uitgenodigd voor de behandeling, maar niet is verschenen - niet weersproken. Verzoeker heeft aangeboden in 2015 om gedurende 10 jaar (dus tot 2026) maximaal af te lossen op de schuld aan ABN Amro. Een aanbod van verzoeker om ineens een aanzienlijke betaling te doen, werd eveneens door ABN Amro afgewezen. In reactie heeft ABN Amro uitsluitend tijdelijke regelingen voorgesteld. Deze reactie van ABN Amro doet geen recht aan het feit dat de vliegbevoegdheid van verzoeker zal komen te vervallen indien er niet nog meer geld zou worden geïnvesteerd. Onder meer uit deze omstandigheden volgt dat verzoeker thans geen andere mogelijkheden meer ziet om zijn schuld terug te betalen. De conclusie uit het voorgaande is dat de bedoelde problematische schuldensituatie is ontstaan.

Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.

Gelet op artikel 295 lid 3 van de Faillissementswet.

Beslissing

De rechtbank:

- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:

[verzoeker] ,

geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,

wonende [adres] , [woonplaats] ,

- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.H.F. van Vugt,

en tot bewindvoerder mr. M.C.C. Ording,

Postbus 2062,

3800 CB Amersfoort;

- verhoogt, vooralsnog, het bedrag bedoeld in artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet in die zin, dat buiten de boedel wordt gelaten een bedrag gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande dat waar in dat artikel staat: "negentig" of "90", wordt gelezen: "95", of, indien de schuldenaar inkomen uit arbeid verkrijgt, gedurende de periode(s) waarin hij dat inkomen verkrijgt: "100";

- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2016.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.