vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
Vonnis in kort geding van 15 februari 2016
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 4703277 LV EXPL 15-70 van
[eiser]
,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. R.B. Nagtegaal (werkzaam bij ARAG SE),
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEWLETT-PACKARD CDS (NEDERLAND) B.V. ,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde, hierna ook te noemen: CDS,
vertegenwoordigd door de heer [A] , general manager.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, samengevat, om CDS te veroordelen:
primair
- om haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst jegens [eiser] naar behoren na te komen, in het bijzonder om aan [eiser] binnen 48 uur na betekening na dit vonnis in het kader van de uitoefening van de bedongen arbeid ter beschikking te stellen: de leaseauto van het merk Ford Mondeo Wagon 1.6 TDCi Trend Bus met het kenteken [kenteken] inclusief een tankpas (dan wel een gelijkwaardige (lease)auto inclusief een tankpas), op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat CDS nalatig is om aan deze veroordeling te voldoen,
- tot betaling van een (vervangende) schadevergoeding van € 46,85 netto per werkdag voor de zakelijke kilometers onder aftrek van hetgeen door CDS aan reiskostenvergoeding wordt betaald vanaf 11 januari 2016 zolang [eiser] onterecht niet in staat is gesteld van voornoemde leaseauto gebruik te maken,
- tot betaling van een (vervangende) schadevergoeding van € 23,21 netto per dag voor het gemis aan privégebruik vanaf 11 januari 2016 zolang [eiser] onterecht niet in staat is gesteld van voornoemde leaseauto gebruik te maken,
Subsidiair
- betaling van een bedrag van € 1.725,00 netto per maand ter compensatie voor de zakelijke kilometers en het verlies van privégebruik, onder aftrek van hetgeen door CDS wordt voldaan aan reiskostenvergoeding vanaf 11 januari 2016, tot het moment dat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd,
zowel primair en subsidiair
- -
betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 625,00,
- -
de kosten van deze procedure,
- -
de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn voldaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Nu [eiser] stelt dat hij belang heeft bij teruggave van zijn leaseauto, is het spoedeisend belang bij de vordering in voldoende mate gebleken.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [eiser] recht heeft op teruggave van zijn leaseauto door CDS.
4.3.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of de leaseauto een arbeidsvoorwaarde is waarop [eiser] uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst recht heeft. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, dient beoordeeld te worden of CDS gerechtigd is die arbeidsvoorwaarde eenzijdig te wijzigen.
4.4.
Ten aanzien van de eerste vraag overweegt de kantonrechter het volgende. Het begrip arbeidsvoorwaarde is een ruim, niet juridisch scherp omlijnd begrip. In de rechtspraak (o.a. kantonrechter Utrecht, 12 oktober 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3038 en daarin genoemde uitspraken) is het beschikken over een leaseauto als arbeidsvoorwaarde aangemerkt. Ook wordt er vanuit gegaan dat er sprake is van loon, in de zin artikel 7:617 lid 1 onderdeel b BW, indien de werknemer de auto ter beschikking krijgt zonder dat hij deze voor het werk nodig heeft en hij de auto ook in zijn vrije tijd mag gebruiken. De kantonrechter zal dit tot haar uitgangspunt nemen.
4.5.
De stelling van CDS dat in dit geval geen sprake is van een arbeidsvoorwaarde, nu het recht op de leaseauto niet in de arbeidsovereenkomst is vermeld, gaat niet op. Een arbeidsvoorwaarde kan ook mondeling worden toegekend, feitelijk ontstaan door een gegroeide situatie of worden vastgelegd in een ander document dan de aanstellingsbrief of arbeidsovereenkomst. Het feit dat [eiser] , in elk geval vanaf 2011, dus reeds 4,5 jaar, de beschikking heeft gehad over een leaseauto die hij ook in privé, op kosten van CDS, kon gebruiken, brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat het beschikken over een leaseauto deel is gaan uitmaken van zijn arbeidsvoorwaarden. CDS stelt weliswaar dat [eiser] een fiscale bijtelling diende te betalen voor het privégebruik maar dit laat onverlet dat de overige kosten die met dat privégebruik samenhangen, zoals verzekering, onderhoud en benzine, door CDS werden voldaan zonder dat [eiser] daarin een bijdrage hoefde te betalen.
4.6.
Dat CDS thans heeft besloten een einde te maken aan de toekenning van een leaseauto aan [eiser] betekent derhalve dat zij eenzijdig - immers zonder toestemming van [eiser] - overgaat tot wijziging van een arbeidsvoorwaarde. De vraag die thans moet worden beantwoord is of zij tot deze eenzijdige wijziging mocht overgaan.
4.7.
De kantonrechter constateert dat in de individuele arbeidsovereenkomst geen beding is opgenomen dat CDS de bevoegdheid geeft de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. Ook de regeling Secundaire arbeidsvoorwaarden en Bedrijfsregels 2015 kent geen algemene bepaling die CDS de bevoegdheid verleent om tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden over te gaan. In artikel 9.2.5.2. van de hiervoor aangehaalde bedrijfsregels is een regeling opgenomen in geval van demotie en promotie, en in artikel 9.2.1.5 een bevoegdheid om de leaseauto in te nemen bij ziekte of non-actiefstelling. Niet is gesteld of gebleken dat die omstandigheden, zoals in die artikelen bedoeld, zich hier voordoen.
4.8.
Nu er geen schriftelijk eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen, dient de vraag of CDS desalniettemin tot wijziging van de arbeidsvoorwaarde mocht overgaan worden getoetst de criteria zoals geformuleerd in het arrest Stoof/Mammoet (HR 11 juli 2008, JAR 2008/204).
4.9.
Bij de vraag of van de werknemer aanvaarding van een wijziging van de arbeidsovereenkomst mag worden gevergd op grond van goed werknemerschap, dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever in de gewijzigde omstandigheden als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een (redelijk) voorstel tot wijziging, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Als daarvan sprake is, dient vervolgens te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden. Als dat óók het geval is, dan mag de werknemer het verzoek tot wijziging niet weigeren.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat CDS onvoldoende heeft gesteld op welke wijziging van omstandigheden zij zich beroept. CDS bestrijdt immers dat [eiser] vanaf september 2015 voor één opdrachtgever werkzaam is, en stelt dat [eiser] al enkele jaren voor één opdrachtgever werkt. Gelet hierop geldt dat uit de eigen stellingen van CDS volgt dat zich geen recente wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan, die maakt dat de leaseautoregeling van [eiser] op dit moment moet worden gewijzigd.
4.11.
Voor zover de wijziging van (mobiele) werkzaamheden toch de omstandigheid is waarop CDS zich beroept, dan geldt dat zij volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd waarom daarin aanleiding moet worden gevonden om de arbeidsvoorwaarden van [eiser] eenzijdig te wijzigen. Het enkele feit dat [eiser] als niet-mobiele medewerker minder voor CDS oplevert, is daarvoor onvoldoende. Die verminderde inkomsten voor CDS kan zij niet op deze manier, zonder bijkomende omstandigheden die CDS daartoe nopen, afwentelen op [eiser] .
4.12.
Gelet op het vorenstaande, is er niet voldaan aan de vereisten om tot eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden te mogen overgaan.
4.13.
CDS heeft nog – kort gezegd – aangevoerd dat de bevoegdheid tot inname van de leaseauto volgt uit het geldende autobeleid, namelijk dat het recht op een leaseauto afhangt van het al dan niet zijn van een ‘mobiele medewerker’. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt.
4.14.
Voor zover dit geldende leaseautobeleid nog niet van kracht was op het moment dat aan [eiser] de leaseauto ter beschikking werd gesteld, verwijst de kantonrechter naar hetgeen eerder is overwogen. Bij een nieuw leaseautobeleid (zoals de eerste zin van de brief van 14 februari 2012 doet vermoeden) moet namelijk ook worden getoetst aan het in 4.9 genoemde criterium, en CDS heeft niets gesteld over de aanleiding voor het invoeren van een dergelijk nieuw leaseautobeleid.
4.15.
Voor zover CDS heeft bedoeld te stellen dat dit beleid reeds bij aanvaarding van de leaseauto door [eiser] van kracht was, en daardoor altijd deel heeft uitgemaakt van de tussen hen overeengekomen arbeidsvoorwaarden, overweegt de kantonrechter dat in dat geval vast moet staan dat dit beleid voor [eiser] kenbaar was, of redelijkerwijs had moeten zijn. Hetgeen CDS op grond van dit beleid stelt - namelijk dat het recht op een leaseauto afhangt van het al dan niet zijn van een ‘mobiele medewerker’ - komt niet terug in de arbeidsovereenkomst, de brief van 14 februari 2012, de gebruikersovereenkomst van de leaseauto of de Secundaire arbeidsvoorwaarden en Bedrijfsregels 2015. CDS stelt dat dit door middel van presentaties aan haar medewerkers is gepresenteerd. Op de vraag ter zitting of CDS in een eventuele bodemprocedure zou kunnen bewijzen dat het door haar gestelde beleid bij de medewerkers van het bedrijf kenbaar is, heeft zij negatief geantwoord. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat bij het accepteren van de leaseauto door [eiser] kenbaar was dat op grond van geldend beleid binnen CDS de leaseauto bij het stoppen van ‘mobiele werkzaamheden’ zou moeten worden ingeleverd.
4.16.
Gelet op het vorenstaande, moet worden geconcludeerd dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat de vordering tot teruggave van de leaseauto in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De vordering van [eiser] tot teruggave van de leaseauto is dan ook toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.17.
Tegen de verzochte (vervangende) schadevergoedingen als gevolg van het – in strijd met de arbeidsovereenkomst – innemen van de leaseauto is geen afzonderlijk verweer gevoerd, en de hoogte komt de kantonrechter niet ongegrond voor. Dit zal worden toegewezen.
4.18.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na
1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter begroot de buitengerechtelijke incassokosten op € 375,00.
4.19.
CDS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 101,82
- griffierecht: 221,00
- salaris gemachtigde: 600,00
Totaal: € 922,82
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal als volgt worden toegewezen.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt CDS om aan [eiser] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis ter beschikking te stellen: de leaseauto van het merk Ford Mondeo Wagon 1.6 TDCi Trend Bus met kenteken [kenteken] inclusief een tankpas (danwel een gelijkwaardige (lease)auto inclusief tankpas),
5.2.
veroordeelt CDS om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt CDS tot betaling aan [eiser] van een (vervangende) schadevergoeding van € 46,85 netto per werkdag voor de zakelijke kilometers onder aftrek van hetgeen door CDS aan reiskostenvergoeding wordt betaald, vanaf 11 januari 2016 tot de dag dat [eiser] weer in staat wordt gesteld de beschikking te krijgen over de leaseauto,
5.4.
veroordeelt CDS tot betaling aan [eiser] van een (vervangende) schadevergoeding van € 23,21 netto per dag voor het gemis aan privégebruik, vanaf 11 januari 2016 tot de dag dat [eiser] weer in staat wordt gesteld de beschikking te krijgen over de leaseauto,
5.5.
veroordeelt CDS tot betaling aan [eiser] van € 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.6.
veroordeelt CDS in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 922,82,
5.7.
begroot de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [eiser] op € 100,00 aan salaris gemachtigde, indien CDS niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis heeft voldaan, te vermeerderen, indien na aanschrijving betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op
15 februari 2016.