2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd om [aangever] van het leven te beroven;
subsidiair: heeft geprobeerd om [aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: [aangever] heeft mishandeld.
a. heeft gehandeld in cocaïne en heroïne;
b. 14,39 gram cocaïne en/of 6,82 gram heroïne voorhanden heeft gehad.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
2.
a.
in de periode van 15 mei 2015 tot en met 21 september 2015 te Utrecht en Hilversum telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd hoeveelheden cocaïne en/of heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
b.
op 21 september 2015 in het arrondissement Midden-Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad
- -
14,39 gram (71 bolletjes) cocaïne en
- -
6,82 gram (33 bolletjes) heroïne
zijnde cocaïne en heroïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
10 Beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2a: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2b: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk wordt aan de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J.M. Eelkema en
mr. R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Verborg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2016.
Mr. G. Perrick is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven,
(meermalen) met een vuurwapen op en/ of in de richting van het lichaam van die [aangever] heeft geschoten (waarbij die [aangever] werd geraakt in zijn been),
Zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijke letsel toe te brengen,
(meermalen) met een vuurwapen op en / of in de richting van het lichaam van die [aangever] heeft geschoten (waarbij die [aangever] werd geraakt in zijn been), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelen [aangever] in zijn been heeft geschoten, waardoor die [aangever] pijn en/ of letsel heeft bekomen;
art 300 Wetboek van Strafrecht
a.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 21 september 2015 te Utrecht en/ of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
opzettelijk heeft verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd hoeveelheden cocaïne en/ of heroïne, althans hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/ of heroïne, zijnde cocaïne en/ of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
b.
hij op of omstreeks 21 september 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- -
(ongeveer) 14,39 gram (71 bolletjes/ eenheden) cocaïne en/of
- -
(ongeveer) 6,82 gram (33 bolletjes/ eenheden) heroïne,
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/ of heroïne, zijnde cocaïne en/ of heroïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/ sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet