De rechter-commissaris heeft een bevel tot bewaring van deze verdachte gegeven;
Aan verdachte is nog geen dagvaarding of kennisgeving van verdere vervolging betekend;
Uit het dossier komt naar voren dat er een ernstig vermoeden is van diverse problemen op
psychiatrisch en neurologisch gebied, waardoor verdachte een gevaar voor zichzelf en zijn
omgeving vormt. Verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan enig onderzoek
naar zijn geestvermogens in het kader van het strafrecht en ook zal trachten zich zoveel
mogelijk aan de observatie te onttrekken.
Gebleken is dat de wachttijd voor een plaatsing in het PBC 10 weken bedraagt. De observatie
en verslaglegging zullen nog eens 14 weken duren. Dus in totaal 24 weken.
Gelet op de relatief beperkte ernst van de verdenkingen brengt dit met zich mee dat er geen
of een zeer beperkt voorwaardelijk strafdeel zal resteren, nadat de observatie is beƫindigd. Uit
het dossier is af te leiden dat verdachte niet bereid of in staat is zich aan enige vorm van
ambulante behandeling en begeleiding te houden. Voor een mogelijk uit beveiligings- en
behandelingsopzicht wenselijke klinische opname in het kader van een voorwaardelijk
strafdeel zal naar de inschatting van de rechter-commissaris dan ook geen ruimte zijn.
De inschatting van de rechter-commissaris is dat enige maatregel, in het kader van het
strafrecht niet opgelegd zal worden.
De conclusie is dan ook dat de mogelijk noodzakelijk behandeling niet in het strafrecht
haalbaar is en de rechter-commissaris zal de vordering dan ook afwijzen.
De rechter-commissaris heeft hiervoor reeds geconstateerd dat er een ernstig vermoeden is
dat er bij verdachte diverse problemen op psychiatrisch en neurologisch gebied spelen,
waardoor verdachte een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving vormt. De officier van justitie
heeft gedurende het verhoor op deze vordering aangegeven dat de reguliere GGZ -al dan
niet in het kader van een machtiging op grond van de BOPZ- waarschijnlijk een te laag
beveiligingsniveau kan bieden voor verdachte. De rechter-commissaris geeft de officier van
justitie echter nadrukkelijk in overweging te doen onderzoeken of een maatregel in het kader
van de BOPZ passend is, waarbij zij op de mogelijkheid van plaatsing op de Van der Hoeven
Kliniek KIB (kliniek voor intensieve Behandeling) wijst. Een dergelijke kliniek biedt immers een
hoog beveiligingsniveau en plaatsen voor betrokkenen met een BOPZ-machtiging.
De rechter-commissaris heeft gelet op de artikelen 196, 197 en 198 van het Wetboek van
Strafvordering.