[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen tot:
primair – voor zover de arbeidsovereenkomst nog voortduurt – :
I. doorbetaling van het salaris ter hoogte van € 4.200,- bruto per maand, vermeerderd
met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 8 februari 2016, onder aftrek van het betaalde bedrag van € 2.500,- netto, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
II. verstrekking van de salarisspecificaties vanaf 8 februari 2016, waarin de betalingen als bedoeld onder I zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-, voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat [verweerder] niet voldoet aan de beschikking;
III. betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over het aan hem toekomende loon, wegens vertraging van de loonbetaling;
IV. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
V. betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten onder I, II, III en IV vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van de voldoening;
subsidiair – voor zover de arbeidsovereenkomst door opzegging zou zijn beëindigd – :
betaling van een vergoeding aan hem op grond van artikel 7:677, lid 4, BW ter hoogte van
€ 31.752,- bruto, op het netto equivalent waarvan het betaalde voorschot van € 2.500,- netto
in mindering komt;
met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf veertien dagen na de datum van de in deze te wijzen beschikking.