De rechtbank volgt WBE [naam wildbeheereenheid] niet in dit standpunt, ten eerste omdat het niet strookt met de door WBE [naam wildbeheereenheid] zelf geschetste feitelijke gang van zaken. In paragraaf 13 van de conclusie van antwoord is immers vermeld: “Omdat (…) het bestuur het beroepschrift zorgvuldig wenste te behandelen, heeft het bestuur van WBE [naam wildbeheereenheid] gekozen voor het opstellen van een (aanvullend) huishoudelijk reglement, waarin de beroepsprocedure in geval van opzegging/ontzetting lidmaatschap zorgvuldig en met alle waarborgen binnen het verenigingsrecht is geregeld. (…) De ALV heeft bij vergadering van 19 november 2014 het Regelement beroepsprocedure unaniem aangenomen. Als productie 6 wordt het verslag van die vergadering overgelegd.
In genoemd verslag van de vergadering is onder meer genotuleerd: “Op grond van dit advies wordt de vergadering een voorstel tot een regeling voorgelegd, die erin voorziet dat het bestuur een commissie samenstelt van 3 mensen uit de WBE waarvan één vertegenwoordiger van Koninklijke Jagersvereniging, welke dan op basis van hoor en wederhoor een arbitraal besluit neemt over deze zaak. (…)”
Hetzelfde blijkt uit de als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde brief, waarin staat: (…) Het bestuur is echter van mening dat het plenair behandelen van een beroepschrift geen werkbare optie vormt.’
Uit deze feiten volgt dat het niet de algemene vergadering is geweest die, geconfronteerd met een ingesteld beroep, volmacht heeft verleend aan een door haar in te stellen commissie om op dit beroep te besluiten. Het bestuur van WBE [naam wildbeheereenheid] heeft het wenselijk geacht over te gaan tot het instellen van een beroepscommissie, en het is vervolgens ook het bestuur dat in voorkomend geval de leden van de beroepscommissie voordraagt.
Daar komt bij dat het de organen van de vereniging niet vrij staat, zelfs niet met unanieme instemming van de algemene vergadering, een besluit te nemen dat in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die de bevoegdheid van verschillende organen regelen (ECLI:NL:HR:1955:AG2033, Forum Bank).
Het aanwijzen van een ander orgaan of een derde die bevoegd is kennis te nemen van een tegen een bestuurlijk ontzettingsbesluit ingesteld beroep, dient te geschieden in de statuten. De algemene vergadering kan deze bevoegdheid niet bij huishoudelijk reglement delegeren, ook niet met unanieme instemming. De bepaling (in het huishoudelijk reglement) dat de beroepscommissie daarbij zal beslissen namens de algemene vergadering maakt dit niet anders nu dit feitelijk tot gevolg heeft dat het ontzette lid geen beroep openstaat bij de algemene vergadering, maar bij een daartoe te benoemen beroepscommissie.