Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2016:6036

Rechtbank Midden-Nederland
19-10-2016
17-11-2016
3482870 / LC EXPL 14-4600
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Ontslag op staande voet van een piloot. Werkgever verwijt de werknemer ( captain-piloot) dat hij de cockpit op 25 maart 2014 heeft verlaten tijdens een vlucht van Zurich naar Munster-Osnabruck om achterin het vliegtuig meer dan een uur te gaan slapen. De kantonrechter kwalificeert dit als een dringende reden, mits dat komt vast te staan. De co-piloot heeft foto’s gemaakt van de lege cockpit stoel en gedeeld met zijn familie. Later heeft hij dit ook gemeld aan werkgever. De Captain betwist de dringende reden en stelt dat de foto’s en WhatsApp berichten aan de familie zijn gemanipuleerd. De kantonrechter draagt onderzoek op aan een deskundige om de foto’s en WhatsApp op de telefoon van de co-piloot te onderzoeken. Daarnaast wordt een bewijsopdracht verstrek aan werkgever van de dringende reden. (ZIE: ECLI:NL:RBMNE:2015:9794)

Het eindvonnis ziet op de vraag of werkgever is geslaagd in zijn bewijsopdracht. Werkgever gedeeltelijk geslaagd in bewijsopdracht. Het slapen in de cabine is bewezen, maar niet ruim één uur. Desondanks blijft het ontslag op staande voet in stand. Criterium: Het aan werknemer als dringende reden voor het ontslag genoemde feitencomplex dient, voor zover door werknemer betwist, in beginsel in zijn geheel in rechte komen vast te staan. Dit is slechts anders indien a) het bedoelde gedeelte op zichzelf beschouwd kan worden als een dringende reden voor ontslag op staande voet, b) de werkgever heeft gesteld, en ook aannemelijk is, dat hij de werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen indien hij — anders dan hij blijkens de ontslagaanzegging meende — daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan en c) dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van die aanzegging en de overige omstandigheden van het geval ook duidelijk moet zijn geweest. De kantonrechter is van oordeel dat aan bovengenoemde criteria is voldaan

Rechtspraak.nl
AR 2016/3411
AR 2016/3412
RAR 2017/34
AR-Updates.nl 2016-1326
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1326

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter

locatie Lelystad

Vonnis van 19 oktober 2016

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 3482870 / LC EXPL 14-4600 van

1 [eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [eiser] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde mr. M. Vissers,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde mr. B.W.G. Orth.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 1 oktober 2014

- de akte van inbreng producties tevens akte depot aan de zijde van [eiser] van 15 oktober 2014

- de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie aan de zijde van [gedaagde] B.V. van 10 december 2014

- het tussenvonnis van 24 december 2014

- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte inbreng productie aan de zijde van [eiser] van 21 januari 2015

- proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2015

  • -

    het tussenvonnis van 11 maart 2015

  • -

    akte van depot tevens akte van inbreng productie, en akte na comparitie aan de zijde van [gedaagde] B.V. van 8 april 2015

  • -

    akte uitlating aan de zijde van [eiser] van 8 april 2015

  • -

    het tussenvonnis van 6 mei 2015 tot benoeming deskundige

  • -

    de begroting deskundigenbericht van 27 mei 2015

  • -

    de brief van 16 juni 2015 aan de zijde van [eiser]

  • -

    het tussenvonnis van 22 juli 2015 tot ontslag deskundige

  • -

    het tussenvonnis van 22 juli 2015 tot benoeming deskundige

  • -

    de brief van 25 augustus 2015 aan de zijde van [eiser]

  • -

    het tussenvonnis van 2 september 2015

  • -

    akte uitlating betaling deskundige aan de zijde van [eiser] van 14 oktober 2015

  • -

    deskundigenbericht van 20 januari 2016

  • -

    rolbeslissing 2 maart 2016

  • -

    akte uitlating deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] 9 maart 2016

  • -

    akte uitlating deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagde] B.V. van 6 april 2016

  • -

    akte uitlating producties aan de zijde van [eiser] van 16 maart 2016

  • -

    het proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 mei 2016

  • -

    het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juli 2016

  • -

    de conclusie na enquête aan de zijde van [gedaagde] B.V. 24 augustus 2016

  • -

    de conclusie na enquête aan de zijde van [eiser] van 21 september 2016

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

in conventie

2.1.

De kantonrechter blijft bij hetgeen hij bij tussenvonnis van 11 maart 2015 heeft overwogen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opgegeven reden voor ontslag, te weten dat [eiser] tijdens een commerciële [gedaagde] -vlucht in hoedanigheid van gezagvoerder de cockpit heeft verlaten en achterin het vliegtuig is gaan slapen als gevolg waarvan de first-officer [getuige 3] noodgedwongen ruim een uur in zijn eentje het vliegtuig heeft gevlogen, voor zover dit komt vast te staan, een dringende reden oplevert voor ontslag. De kantonrechter heeft aan [gedaagde] B.V. de volgende bewijsopdracht verstrekt:

“te bewijzen dat [eiser] op 25 maart 2014 tijdens de vlucht van Zurich naar Munster-Osnabrück de cockpit heeft verlaten en ruim een uur heeft geslapen in de cabine van het vliegtuig.”

2.2.

De kantonrechter heeft verder bij tussenvonnis van 11 maart 2016 overwogen dat een deskundigenbericht noodzakelijk is nu [eiser] gemotiveerd heeft gesteld dat de door [gedaagde] B.V. ter ondersteuning van haar standpunt in het geding gebrachte WhatsApp bericht(en) met foto(’s) van de lege cockpitstoel afkomstig van de telefoon van [getuige 3] is/zijn gemanipuleerd. De kantonrechter heeft daarbij aan [gedaagde] B.V. opgedragen om de telefoon van [getuige 3] te deponeren bij de griffie van het kantongerecht om zo onderzoek door een te benoemen deskundige mogelijk te maken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld de te stellen vragen aan de deskundige mede te formuleren. De deskundige heeft op 20 januari 2016 aan de kantonrechter gerapporteerd. Partijen hebben bij akte hun standpunten kenbaar gemaakt naar aanleiding van de bevindingen van de deskundige.

Het deskundigenbericht

2.3.

De deskundige heeft onder meer het volgende gerapporteerd:

Foto 1: Een afbeelding die visueel gelijkend is aan de in productie 26 aangegeven afbeelding is aangetroffen op [...] onder het pad

[...]

. Dit betreft een map waar alleen de WhatsApp applicatie bestanden kan wegschrijven. Het bestand bevat geen metadata waaruit blijkt wanneer de foto is gemaakt.

Verder heb ik geen visueel gelijkende foto’s aangetroffen op [...] .

Voor foto twee geldt een soortgelijke bevinding.

“Derhalve is voor geen van beide foto’s door mij vast te stellen wanneer deze gemaakt zijn. De datums en tijden van de berichten in samenhang met de foto’s geven daar ook geen

uitsluitsel over. Die tonen hooguit op welk moment foto’s verstuurd/ontvangen zijn middels

de WhatsApp applicatie.”

Ten aanzien van het tijdstip van verzending van het WhatsApp bericht door [getuige 3] aan zijn moeder concludeert de deskundige:

“Hieruit blijkt dat de zichtbare berichten verzonden zijn op de tijden zoals aangegeven in Tabel 1. Ook hier betreffen de tijden zoals deze zijn ingesteld op de telefoon.

Ingestelde tijd in UTC2 Afzender Bericht

25-3-2014 15:54:29 [...] @s.whatsapp. net ( [getuige 3] ) AFBEELDING

25-3-2014 15:54:47 [...] @s.whatsapp.net ( [getuige 3] ) Wat klopt er niet?

25-3-2014 15:55:35 [...] .whatsapp. net (Gsm [A] ) Dat voorwerp links?

25-3-2014 15:56:21 [...] @s.whatsapp.net (Gsm [A] ) Buiten

25-3-2014 15:56:26 [...] @s.whatsapp.net ( [getuige 3] ) Captain ging achterin slapen. Heb een

uur alleen gezeten....

25-3-2014 15:56:45 [...] @s.whatsapp.net ( [getuige 3] ) Zie de lege stoel

25-3-2014 15:57:48 [...] @s.whatsapp. net (Gsm [A] ) Zô zo!

Verder concludeert de deskundige:

Voor alle foto’s geldt dat zij ofwel niet op de telefoon aangetroffen zijn, ofwel geen metadata bevatten die erop duiden wanneer de foto is gemaakt. Derhalve is voor geen van de foto’s door mij vast te stellen wanneer deze gemaakt zijn.

Tot slot concludeert de deskundige:

De tijden zoals aangegeven in de WhatsApp-data die geëxtraheerd is van [...] komen overeen met de tijden zoals aangegeven in de afbeeldingen die zijn bijgevoegd in de producties. Ik heb geen sporen aangetroffen die duiden op het manipuleren van deze tijden. Het is technisch mogelijk om metadata, zoals bestandstijden en tijden aangegeven in de WhatsApp-database, op een iPhone aan te passen. De tijdsaanduidingen op de verschillende screenshots, in de metadata van de aangetroffen foto’s en in de WhatsApp-database komen allen overeen. Stel dat de tijdsaanduidingen zijn gemanipuleerd, kan dat enkel wanneer iemand toegang heeft tot de telefoon, kennis heeft over de verschillende locaties waar tijdsaanduidingen worden opgeslagen en de kunde heeft om deze tijden aan te passen zonder daar sporen van achter te laten.

2.4.

De kantonrechter stelt vast dat de “originele” foto’s van de lege cockpitstoel door de deskundige niet zijn aangetroffen op de telefoon van [getuige 3] . Aldus is niet met zekerheid vast te stellen wanneer die foto’s zijn genomen. Wel bevinden de foto’s zich op de WhatsApp bestanden, maar wegens het ontbreken van metadata kan ook daaruit niet het moment van het nemen van de foto’s worden vastgesteld. De WhatsApp berichten aan de moeder van [getuige 3] vermelden dat deze op 25 maart 2014 na 15.54 uur, de datum van de bewuste vlucht, zijn verstuurd. De deskundige heeft geen sporen aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat de WhatsApp berichten en de datum en tijd van het verzenden zijn gemanipuleerd. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [getuige 3] of een derde deze berichten daadwerkelijk heeft gemanipuleerd, zodat ervan uit moet worden gegaan dat deze op 25 maart 2014 na de bewuste vlucht zijn verzonden. [getuige 3] , als getuige gehoord, bevestigt dat hij de WhatsApp berichten na de bewuste vlucht op 25 maart 2014 aan zijn moeder en de familieapp heeft gezonden, terwijl de ouders van [getuige 3] verklaren de WhatsApp berichten te hebben ontvangen.

De getuigenverklaringen

2.5.

Ten aanzien van de vraag in hoeverre [eiser] tijdens de vlucht van Zurich naar Munster in de cabine van het vliegtuig heeft geslapen hebben de getuigen als volgt verklaard:

De getuige [getuige 1] , directeur van [gedaagde] B.V.

Wij hebben eerst [getuige 3] gehoord en hem geconfronteerd met de bevindingen van [eiser] . Hij reageerde daarop “dat is leuk en aardig, als ik zo slecht kan vliegen dan heb ik ook nog iets te vertellen”. Toen is naar voren gekomen, dat [eiser] de cockpit had verlaten. [getuige 3] had nog gezegd dat hij het vervelend vond dat hij dat moest zeggen en dat hij zich niet aan de procedureregels had gehouden. Toen ik dat hoorde viel mijn mond op tafel.

Vervolgens is [eiser] uitgenodigd bij het gesprek. Dat gesprek vond dus plaats met z’n vieren, [getuige 3] was daarbij. Wij hebben het voorval op tafel gelegd. Dat is meteen gebeurd. Wij hebben [eiser] gevraagd om uit te leggen wat er aan de hand was. [eiser] heeft toen enkele malen aangegeven dat het klopt dat hij de cockpit heeft verlaten. Hij werd met de bevindingen van [getuige 3] geconfronteerd en hij zei dat dat was gebeurd. Wij hebben het voorval met [eiser] doorgesproken en aangegeven dat wij zouden gaan overleggen en dat hij zou horen wat wij zouden gaan doen. [eiser] heeft aangegeven, dat hij moe was. Hij was naar achteren gegaan voor een powernap. U houdt mij voor dat [eiser] in deze procedure ontkent dat hij heeft toegegeven de cockpit te hebben verlaten. Ik heb het toch echt duidelijk gehoord.

De getuige [getuige 2] , directeur van [gedaagde] B.V.

U vraagt mij nader over wat [getuige 3] in dat gesprek had verteld. Wij hebben gevraagd wat er is gebeurd en [getuige 3] gaf aan dat zij aan het vliegen waren en dat [eiser] op een gegeven moment is gaan slapen. U vraagt mij hoe lang dat heeft geduurd. [getuige 3] gaf aan een goed uur, maar was niet heel specifiek. Ik weet niet of [getuige 3] dit nog met [eiser] zelf heeft besproken. [eiser] zou moe zijn geweest en dat is later ook met [eiser] besproken. Toen [eiser] binnenkwam bleef [getuige 3] bij het gesprek aanwezig. Wij hebben [getuige 3] en [eiser] geconfronteerd over wat er zou zijn gebeurd. Er ontstond over en weer gesteggel en gemopper. Uiteindelijk hebben wij [eiser] gevraagd: “ben je nou wezen slapen of niet?” [eiser] heeft dit schoorvoetend bevestigd. Hij heeft verder gezegd dat er geen passagiers aan boord waren en dat het weinig kwaad kon. Ik heb gezegd dat [eiser] een probleem heeft en dat dat totaal onverantwoordelijk was.

De getuige [getuige 3] , first officer.

Na de start moet je klimmen tot top offclimb. Dat hebben wij gedaan. Alle controles waren afgerond. Opdat moment zei [eiser] tegen mij: “ik ben moe, ik ga nu naar achteren om te slapen”. Hij vroeg mij of ik dat goed vond en ik vond dat goed. U vraagt mij nogmaals wat er is gezegd door [eiser] . Het zou ook kunnen dat hij heeft gezegd dat hij naar achteren ging om te liggen. Ik weet dat niet meer precies. Nadat hij terugkwam zei hij dat hij echt weg was en dat het langer had geduurd dan hij had gewild. Voor mij voelde het als een uur. Ik reageerde op hem door te zeggen: “maakt niet uit”. Toen hij terugkwam had ik net al de daling ingezet. Ik zat dus niet meer op cruise.

Zij gaven aan dat er moest worden samengewerkt, maar eerlijk gezegd zag ik het toen al niet meer zitten. Ik

begreep van [achternaam van getuige 1 en 2] dat [eiser] wel met mij wilde doorvliegen. Ik kreeg wel te horen dat ik geen makkelijke was om mee te vliegen. Uiteindelijk kreeg ik ook te horen dat [eiser] had aangegeven dat ik er niets van kon. Ter verdediging heb ik toen gezegd: “waarom ga je achterin knorren en laatje iemand vliegen die er niets van kan?” Dat is tegenstrijdig. Toen ik dat zei was [eiser] er niet bij. Ik heb nog aangegeven: “laten wij dat niet gebruiken”. De heren [achternaam van getuige 1 en 2] reageerden als: “dit kan echt niet”. Vervolgens is [eiser] binnengeroepen en toen heeft hij aangegeven dat het klopt. Hij heeft dat nog een keer herhaald en bevestigd. Daarna ben ik weggestuurd. U vraagt mij nog eens hoe dat dan is gegaan. De heren [achternaam van getuige 1 en 2] vroegen: “klopt het dat je achterin hebt geslapen?” [eiser] reageerde ongemakkelijk, maar tegelijkertijd wel bevestigend. Ik was verbaasd dat hij dit zo toegaf. Ik vond dat wel eerlijk.

De getuige [eiser] , gezagvoerder

Besproken werd dat ik mij not fit to fly had gemeld, en dat ik met de operation manager een afspraak had gemaakt dat ik niet vanuit Zweden zou hoeven te vliegen. Verder is het geschil met [getuige 3] besproken. De bedoeling was om het weer goed maken met [getuige 3] . Daarvoor is een vervolgafspraak gemaakt voor zondag 30 maart. De afspraak was om 16 uur. Toen ik aankwam zaten de broers nog binnen met [getuige 3] . Na ongeveer een kwartier mocht ik naar binnen. Ik zat tegenover de broers en [getuige 3] zat in het midden. Het voelde als een verhoor-setting. Ik mocht mijn klachten over [getuige 3] aangeven. Toen heeft [getuige 3] verteld wat zijn klachten over mij waren. Hij had zijn laptop mee, klapte die open en besprak van daaruit een lijst met klachten over mij. Vervolgens ontstond een discussie. [getuige 3] vertelde dingen die niet waar waren. Het is toen absoluut niet gegaan over het slaap-incident. Ik heb ook geen foto’s van een lege stoel te zien gekregen. [getuige 3] heeft niets tegen mij gezegd over

het slaap-incident, niet op dat moment. De klachten gingen over mijn correcties, over het vliegen, en het ging er in het algemeen over dat ik een slechte captain zou zijn die hem slecht behandelde. Toen de discussie verhit raakte, werden [getuige 3] en ik naar buiten gestuurd. Na ongeveer tien minuten werd ik door de broers terug naar binnen geroepen. De broers zaten tegenover mij en de laptop van [getuige 3] stond nog op tafel. De broers begonnen mij vragen te stellen. Ze vroegen: ‘Heb je geslapen tijdens je duty,je diensttijden’? Daar moest ik over nadenken en ik heb gezegd dat ik ben gaan liggen tijdens de duty. Ze vroegen waar dat was. Ik zei dat het voor vertrek was, in Zurich, achterin de cabine. Ze vroegen hoelang ik had gelegen. Ik zei dat dat tien vijftien minuten was geweest. De broers vroegen waarom ik dat had gedaan. Ik zei dat het vliegtuig klaar was, ikzelf was klaar, de cockpit aan mijn kant was klaar en dat er geen passagiers mee zouden vliegen, Op dat moment begreep ik wat de bedoeling van de broers was. Ze wilden mijn contract beëindigen. Het ging ze er helemaal niet om het goed te maken tussen mij en [getuige 3] . Ik ging weg, één van de broers zei dat ik naar huis mocht gaan en de ander hield de deur voor mij open. [getuige 3] kwam weer binnen en op dat moment zei ik dat [getuige 3] een leugenaar was ten aanzien van zijn klachten, en een lafaard en geen piloot mocht zijn.

Er is niet tegen mij gezegd dat ik zou hebben geslapen tijdens de vlucht. Daar hebben de broers niets over gevraagd. Dat is niet besproken. Ik werd daar voor het eerst mee geconfronteerd bij de ontslagbrief.

2.6.

De kantonrechter stelt vast dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , beiden als partijgetuige in hun hoedanigheid van bestuurder, en [getuige 3] allen verklaren dat het “slaapincident” op de vlucht Zurich – Munster op 30 maart 2014 is besproken en dat [eiser] heeft toegegeven dat hij in de cabine van het vliegtuig heeft geslapen. Daartegenover staat dat [eiser] heeft verklaard dat in het gesprek op zondag 30 maart 2014 niet is gesproken over het “slaapincident”, terwijl [eiser] tevens ontkent in de cabine van het vliegtuig tijdens de vlucht te hebben geslapen. Het is aan de kantonrechter het voorgelegde bewijs te waarderen.

2.7.

Vast staat dat alleen [getuige 3] en [eiser] naar eigen waarneming en wetenschap kunnen verklaren over wat er precies is voorgevallen op de vlucht van 25 maart 2014. [getuige 3] heeft als getuige verklaard dat [eiser] de cockpit heeft verlaten en in de cabine (naar zijn gevoel ruim een uur) is gaan slapen. [eiser] stelt dat daarvan geen sprake is geweest. De vraag die vervolgens voorligt is of de verklaring van [getuige 3] in voldoende mate wordt ondersteund door het overig bewijsmateriaal. Zowel [getuige 3] als de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben onder ede verklaard dat [eiser] in een gesprek van 30 maart 2014 heeft toegegeven dat hij in de cabine van het vliegtuig heeft geslapen. [getuige 3] heeft verder verklaard dat hij van de lege cockpitstoel foto’s heeft gemaakt en deze foto’s na de vlucht op 25 maart 2014 heeft doorgestuurd naar de familieapp en naar zijn moeder. Weliswaar is op basis van het deskundigenbericht niet vast te stellen wanneer die foto’s zijn gemaakt, omdat deze ontbreken op de onderzochte telefoon van [getuige 3] , maar naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van de bevindingen van de deskundige voldoende aannemelijk geworden dat de foto’s van de lege cockpitstoel op 25 maart 2014 zijn doorgezonden middels WhatsApp. Dat die berichten zijn ontvangen wordt bevestigd door de ouders van [getuige 3] . Van manipulatie van de WhatsApp berichten zoals door [eiser] gesteld is onvoldoende gebleken. Die verzonden WhatsApp berichten ondersteunen dan ook de verklaring van [getuige 3] .

2.8.

Door [eiser] is aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet kunnen meewerken tot het bewijs. [eiser] wijst erop dat de verklaringen van bovengenoemde getuigen op elkaar zijn afgestemd onder meer omdat de getuigen min of meer in gelijke bewoordingen hebben verklaard. [eiser] wijst er verder op dat [getuige 3] het “slaapincident” niet direct, maar veel later, heeft gemeld en dat het Trip report van 2 juni 2014 achteraf is opgesteld. De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen door [eiser] bij conclusie na enquête is aangevoerd onvoldoende gewicht in de schaal legt om de verklaringen van de door [gedaagde] B.V. voorgedragen getuigen als onbetrouwbaar te kwalificeren. Ook het feit dat het Trip report veel later is opgesteld doet op zich zelf niet af aan de inhoud van die getuigenverklaringen. Bovengenoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde] B.V. geslaagd is in het leveren van bewijs dat [eiser] op 25 maart 2014 tijdens de vlucht van Zurich naar Munster in de cabine van het vliegtuig heeft geslapen. Niet is komen vast te staan dat [eiser] de cockpit zou hebben verlaten uitsluitend ten behoeve van een WC-bezoek.

2.9.

De kantonrechter is verder van oordeel dat [gedaagde] B.V. er niet in is geslaagd te bewijzen dat het “slaapincident” ruim één uur heeft geduurd, zoals opgenomen in de ontslagreden vervat in de brief van [gedaagde] B.V. aan [eiser] van 2 april 2014. In het Trip report heeft [getuige 3] melding gemaakt van het incident en heeft hij verklaard: “From about top of climb until top of descent captain [eiser] slept in the back of the aircraft”. Dit impliceert dat [eiser] uitsluitend gedurende de cruisetime zou hebben geslapen. [eiser] heeft gemotiveerd aangegeven, mede aan de hand van de uitleg van het Aircraft Flight Log, dat de cruisetime minder dan één uur heeft bedragen. Niet, althans onvoldoende weersproken is door [gedaagde] B.V. dat op de in het Aircraft Flight Log genoemde “air time 1,25” in mindering moet worden gebracht de tijd voor “approach briefing”, de tijd voor “climbing” en de tijd voor “descent”. Voldoende aannemelijk is dat de cruisetime minder dan één uur heeft bedragen. Daarbij speelt een rol dat [getuige 3] als getuige (slechts) heeft verklaard dat het naar zijn gevoel ruim een uur was. Dat op zich zelf is onvoldoende voor vaststelling van de duur van het “slaapincident”, zoals in de bewijsopdracht is geformuleerd.

2.10.

Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat [gedaagde] B.V. slechts gedeeltelijk is geslaagd in de aan haar verstrekte bewijsopdracht.

2.11.

De kantonrechter staat thans voor de vraag welke consequenties daaraan dienen te worden verbonden. Het aan [eiser] als dringende reden voor het ontslag genoemde feitencomplex dient, voor zover door [eiser] betwist, in beginsel in zijn geheel in rechte komen vast te staan. Dit is slechts anders indien a) het bedoelde gedeelte op zichzelf beschouwd kan worden als een dringende reden voor ontslag op staande voet, b) de werkgever heeft gesteld, en ook aannemelijk is, dat hij de werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen indien hij — anders dan hij blijkens de ontslagaanzegging meende — daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan en c) dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van die aanzegging en de overige omstandigheden van het geval ook duidelijk moet zijn geweest. De kantonrechter is van oordeel dat aan bovengenoemde criteria is voldaan. De kantonrechter overweegt daartoe dat [gedaagde] B.V. in haar ontslagbrief uitdrukkelijk heeft vermeld dat het slapen in de cabine als gevolg waarvan [getuige 3] ruim een uur in zijn eentje het vliegtuig heeft gevlogen in strijd is met de wet en de binnen [gedaagde] geldende Operation Manuels, waarin staat vermeld dat het vliegtuig verplicht door twee piloten moet worden gevlogen. De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 11 maart 2015 reeds overwogen dat: “op basis van EC No 859/2008 onder subonderdeel N, Cockpitpersoneel OPS 1940 in combinatie met OPS 1943 bijlage 2 bij OPS 1940 voor vliegtuigen met schroefturbineaandrijving met een maximaal toelaatbare passagiersconfiguratie van meer dan negen, de stuurhutbemanning uit ten minste twee bestuurders dient te bestaan. Dit is slechts anders indien sprake is van een “auto-pilot” systeem. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Uit het Operations Manuel kan niet anders worden geconcludeerd, in tegenstelling tot het betoog van [eiser] , dat uitgangspunt bij de bezetting van dit type vliegtuig is dat twee piloten, een gezagvoerder en een First Officer het vliegtuig tijdens de vlucht besturen.

Aangenomen moet worden dat [eiser] bekend was met bovengenoemde regelgeving en dat overtreding van die veiligheidsvoorschriften reden kan zijn voor een ontslag op staande voet. Aldus is de tijdsduur van het “slaapincident” niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een dringende reden.

2.12.

De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het ontslag op staande voet van 2 april 2014 stand houdt en dat de vordering van [eiser] tot vernietiging van het ontslag op staande voet dient te worden afgewezen. Het gevolg is dat de overige vorderingen van [eiser] eveneens dienen te worden afgewezen.

In reconventie

2.13.

De kantonrechter komt dan toe aan beoordeling van de door [gedaagde] B.V. ingestelde eis in reconventie.

Fictieve schadevergoeding

2.14.

[gedaagde] B.V. vordert ingevolge artikel 7:677 lid 3 schadevergoeding op grond van het feit dat [eiser] door opzet of schuld aan [gedaagde] B.V. een dringende reden heeft gegeven voor ontslag. De arbeidsovereenkomst tussen partijen betrof een overeenkomst voor bepaalde tijd beginnend per 1 december 2013 en eindigend per 1 december 2014 zonder tussentijds opzegbeding. Krachtens artikel 7:677 lid 4 BW heeft de werkgever de keus volledige schadevergoeding te vorderen dan wel de fictieve schadevergoeding genoemd in artikel 7:680 BW. [gedaagde] B.V. vordert betaling van een bedrag van € 30.240,00 gelijk aan het totaal voor het aantal maanden (8) dat de arbeidsovereenkomst met [eiser] zou hebben voortgeduurd (vanaf 2 april 2014 tot 1 december 2014), derhalve de fictieve schadevergoeding.

2.15.

De kantonrechter ziet aanleiding de fictieve schadevergoeding toe te wijzen met dien verstande dat de gevorderde vergoeding voor matiging in aanmerking komt. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [gedaagde] B.V. bovenmatig is gelet op alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter neemt daarbij het volgende in aanmerking. [eiser] , die aanvankelijk was gestationeerd in Zweden, heeft zich beklaagd over de woon- en arbeidsomstandigheden. [eiser] is toen in maart 2014 overgeplaatst naar Duitsland. In Duitsland werd [eiser] gekoppeld aan de first-officer [getuige 3] met wie in korte tijd een conflict is ontstaan. [eiser] heeft op 27 maart 2014 te horen gekregen dat hij weer zou worden teruggeplaatst naar Zweden, hetgeen [eiser] absoluut niet wenste. [eiser] heeft zich de ochtend van 28 maart 2014 “not fit to fly” verklaard. Als gevolg daarvan is [eiser] op het kantoor van [gedaagde] B.V. ontboden en heeft er een gesprek met de directeuren [getuige 1] en [getuige 2] plaatsgevonden. Onderwerp van gesprek is geweest de wens van [eiser] niet in Zweden te werken, de relatie met [getuige 3] , maar ook de mogelijkheid om met gesloten beurzen uit elkaar te gaan met ingang van 1 april 2014 . Of uit elkaar zou moeten worden gegaan is afhankelijk gesteld van het gesprek met [getuige 3] , welk gesprek uiteindelijk op 30 maart 2014 heeft plaatsgevonden. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst hing toen al in de lucht. Het gesprek van 30 maart 2014 resulteerde evenwel in het gegeven ontslag op staande voet, vanwege het op 25 maart 2014 plaatsgevonden “slaapincident” tijdens de vlucht Zurich – Munster. Onder deze omstandigheden komt de fictieve schadevergoeding als gevorderd bovenmatig voor. De kantonrechter zal overgaan tot toewijzing van de vordering tot een bedrag gelijk aan drie maanden salaris te vermeerderen met vakantie toeslag, derhalve € 11.340,00, de grens waartoe tot matiging kan worden overgegaan. De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen.

Studiekosten

2.16.

[gedaagde] B.V. vordert verder nog terugbetaling van een bedrag van € 20.000,00 aan opleidingskosten. [gedaagde] B.V. verwijst daarvoor naar de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst en de personeelsgids, die onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. Artikel 19 van de arbeidsovereenkomst vermeldt:

“De werknemer verklaart een getekend exemplaar van deze arbeidsovereenkomst in ontvangst te hebben genomen, alsmede een exemplaar van de Personeelsgids. Aan deze arbeidsovereenkomst zijn de arbeidsvoorwaarden Personeelsgids onlosmakelijk verbonden.”

In de Personeelsgids is het volgende opgenomen:

“(..) Werkgever kan de betaalde vergoeding van de kosten volledig terugvorderen van de medewerker, indien:

1. de studie waarvoor de vergoeding is verstrekt tussentijds wordt onderbroken of beëindigd zonder acceptabele redenen, zulks ter beoordeling van de directie;

2. tijdens de studie of in de periode van maximaal twee jaar na beëindigen van de studie het dienstverband door de medewerker wordt verbroken;(..)”

[gedaagde] B.V. meent dat de door [eiser] gegeven dringende reden gelijk staat aan het door de werknemer beëindigen van de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar na afronding van de studie.

2.17.

[eiser] betwist dat de personeelsgids onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft de Personeelgids niet getekend en bij ondertekening van het arbeidscontract is ook geen Personeelgids ter hand gesteld. Dat [eiser] niet bekend was met de Personeelsgids blijkt volgens [eiser] ook uit de overgelegde transcriptie van het gesprek van 28 maart 2014. Bovendien is in dat gesprek gesproken over terugbetaling van studiekosten bij beëindiging van de arbeidsrelatie, maar is door [getuige 2] uitdrukkelijk verklaard: “Ik zeg de type rating is al betaald en die hoef jij niet terug te betalen”. Daarmee is enig vorderingsrecht komen te ontvallen. Tot slot wordt bestreden dat [gedaagde] B.V. een dergelijk bedrag aan studiekosten heeft betaald.

2.18.

De kantonrechter is van oordeel, wat er ook zij van de door partijen ingenomen standpunten, dat de vordering door [gedaagde] B.V. op geen enkele wijze is onderbouwd met stukken waaruit zou moeten blijken dat studiekosten zijn voldaan en zo ja voor welk bedrag. Het had op de weg van [gedaagde] B.V. gelegen haar vordering gedocumenteerd te onderbouwen. Door dat niet te doen komen de gevolgen daarvan voor rekening en risico van [gedaagde] B.V.. [gedaagde] B.V. heeft op dit punt ook geen specifiek bewijsaanbod gedaan, zodat het algemene bewijsaanbod dient te worden gepasseerd.

In conventie en reconventie

Proceskosten

2.19.

[eiser] zal als de voornamelijk in de het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kosten van de deskundige is door [eiser] voorgeschoten en blijven voor rekening van [eiser] . De kosten aan de zijde van [gedaagde] B.V. worden begroot op: € 2.439,90 (gemachtigde salaris € 2.400,00 (6 punten maal € 400,00) en getuigenkosten € 39,90).

3 De beslissing

De kantonrechter:

In conventie:

wijst de vordering af;

in reconventie:

veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] B.V. tegen bewijs van kwijting te betalen € 11.340,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2014 tot de dag der gehele voldoening;

In conventie en reconventie

veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] B.V., tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.439,90, waarin begrepen € 2.400,00 aan salaris gemachtigde;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2016.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.