JA, intellectuele functies – oordeelsvermogen: realiteitsbesef, zelfinschatting, normbesef, decorumbesef zijn intact
Ja, geheugen uitgebreid getest oa. MMSE, legt ook bijv een ingewikkelde spelsituatie Bridge uit en hoe hij beslissing heeft genomen; vertelt ook over handel in effecten.”
2.14.
[eiseres] heeft de door Querido gegeven verklaring van wilsbekwaamheid vervolgens samen met het medisch dossier van [A] ter beoordeling voorgelegd aan dr. Th. Trompetter, arts en medisch adviseur. Deze concludeert in zijn verslag van de beoordeling van 8 januari 2015 als volgt:
“De conclusie in bijlage 3 “beoordeling wilsbekwaamheid” dat mijnheer [A] in staat is ‘een beslissing te nemen’ is vanzelfsprekend. Daar was in dit geval geen enkel psychiatrisch onderzoek voor nodig geweest.
De vraag was niet zozeer of er sprake was van ‘lichte dementie’, maar moest natuurlijk zijn of mijnheer [A] in staat was te beslissen over een drastische wijziging in zijn testament, zelfs een uiterst verstrekkend besluit met enorme gevolgen voor zijn echtgenote en drie dochters, in de uitzonderlijke mate die in dit geval aan de orde was. Die conclusie kan op basis van dit dossier mijns inziens medisch gezien niet worden getrokken.
1. Dit onderzoek [van Querido, rb] dekt niet de conclusies voer de reikwijdte van de te nemen hoogst opmerkelijke en uitzonderlijke beslissingen.
2. Cognitief zou mijnheer [A] op basis van dit dossier goed functioneren. Des te opmerkelijker zijn de gerapporteerde gedragsproblemen.
3. De psychiater heeft ten aanzien van het cognitief functioneren een uitgebreid medisch dossier opgemaakt. Persoonlijke notities ontbreken, alles is getypt en van diverse bijlagen voorzien.
4. Er heeft ondanks diverse gerapporteerde gedragsproblemen geen overleg plaatsgevonden met derden: niet met behandelend specialisten, niet met familieleden en ook niet met de notaris.
5. Ten aanzien van mogelijke beïnvloeding door derden (de goede doelen zelf?) is geen onderzoek vermeld en heeft blijkbaar geen beoordeling plaatsgevonden, terwijl mensen met gedragsproblemen, psychogeriatrische cq psychiatrische stoornissen en beperkingen extra vatbaar zijn voor beïnvloeding.”
2.15.
Het medisch dossier van [A] omvat onder meer de volgende gegevens:
Een brief van dr. S.B. Diraoui, klinisch geriater, van 19 november 2009:
“Patient [ [A] ] werd op 13 oktober 2009 gezien op de polikliniek Geriatrie in het kader van de geheugenpolikliniek.
Reden van verwijzing: verandering van gedrag en karakter, buikklachten.
Anamnese:
Auto anamnese: patient vertelt al jaren problemen te hebben met de mobiliteit door de polyneuropathie en status na meerdere hernia’s. Hiervoor oefent en beweegt hij veel. Hij fietst nog circa een uur per dag. Als hij in beweging is gaat het wel goed. Hij heeft het over startproblemen. De pijn in de onderbuik heeft hij ook al langer. Verscheidene scans hebben niets opgeleverd. Hij denkt zelf dat het komt sinds de prostaat operatie in 2006, maar eigenlijk kan hij er wel mee leven. Hij zegt zichzelf niet vergeetachtig te vinden, wel geeft hij toe dat er een conflict speelt met de gemeente en met zijn echtgenote. Als hij er al aan denkt wordt hij er woest van en kan of wil er eigenlijk niet goed over praten. Hij weet dat hij het moet vergeten, maar dit kan hij niet goed omdat hij een groot rechtvaardigheidsgevoel zegt te hebben.
Hetero anamnese via echtgenote: zij vindt hem wel vergeetachtiger. Hij moet van alles opschrijven in zijn agenda en op boodschappenlijstjes. Dan gaat het eigenlijk wel goed. Waar zij vooral last van heeft is dat hij zo snel boos wordt. Hij kan geen enkele kritiek velen. Het is op deze manier moeizaam om nog een normaal gesprek te voeren. Dit speelt de laatste jaren, eigenlijk sinds het conflict wat ontstaan is over het stuk land waarbij zij andere plannen had wat er mee te doen dan hij. Ze vindt zijn karakter anders dan vroeger en denkt dat dit vooral komt doordat hij moeilijk met tegenslagen om kan gaan als hij zijn zin niet krijgt. Dat is de laatste jaren meerdere malen gebeurd.
(…)
Functionele anamnese: mobiliteit met stok. Hij fietst nog circa een uur per dag. ADL en IADL zelfstandig. Patient gaat 1x per week naar fitness en 1x per week naar oefentherapie in Zonnestraal.
Sociale anamnese: hij is gehuwd, zijn echtgenote is een aantal jaren ouder dan hij. Er zijn kinderen en kleinkinderen. Hij is koopman geweest in textiel waarvoor hij veel op pad was; een vrije vogel zoals hij zelf zegt. Hij bridget 2 a3 x per week.
Psychiatrisch onderzoek: goed verzorgde man. Aandacht en concentratie zijn goed, evenals de orientatie, het geheugen lijkt ongestoord. Er zijn geen waarnemingsstoornissen. Het denken is coherent, inhoudelijk. Pre-occupatie met problemen rond het stuk land. Patient komt wat gespannen over met een labiel affect, waarbij hij snel geagiteerd raakt, waarbij dit ook snel over is. met name ook agitatie naar zijn echtgenote. De hogere corticale functies lijken intact.
Zorgdiagnostiek via Symfora: laatste jaren sterk veranderd in karakter, snel boos, kan geen kritiek verdragen, meer cynisch. Het geheugen is wat minder, waardoor patient onzekerder is. Patient zal dit zelf niet erkennen. Laat zich door niemand wat gezegen en houdt zich niet aan zijn leefregels voor zijn diabetes Mellitus. (…)
Bespreking: 78-jarige man met in de voorgeschiedenis o.a. diabetes mellitus, polyneuropathie. Tweemaal HNP, prostaatproblemen en recent anemie op basis van angiodysplasieen, wordt verwezen in het kader van de geheugenpoli met gedragskarakterverandering en daarnaast ook buikklachten.
De volgende problemen worden geformuleerd:
1. Cognitie: het onderzoek toont geen grote cognitieve problemen, wel is er sprake van emotionele labiliteit met snelle agitatie, met name naar zijn echtgenote toe en maakt hij in het geheel een wat gespannen, dwangmatige indruk. Meest waarschijnlijk gaat het hierbij toch om een premorbide karaktertrek, die versterkt is door de tegenslagen die patient afgelopen jaren te verwerken gehad heeft en dan met name het probleem met het stuk land wat hij moeilijk kan accepteren, wat ook tot problemen in de relatie met zijn echtgenote heeft geleid. Aanwijzingen voor een frontotemporale dementie, waarbij ook karakterveranderingen op de voorgrond staan, zijn er op dit moment niet. Met name een normale CT hersenen maakt dit zeer onwaarschijnlijk. Met name zijn echtgenote heeft er last van, nog meer dan patient.
Medicatie voor enige rust en de dwangmatige component van zijn gedrag.
1. Geen cognitieve stoornissen
2. Opvliegendheid, spanning en dwangmatig gedrag bij conflicten over stuk grond.
3. Relatieproblematiek.
4. Pijnklachten onderbuik DD polyneuropathie
1. Begeleiding via Symfora afd ouderen.
2. Medicatie (cymbalta) wil patient vooralsnog niet.”
Een brief van dr. P.A.D. Bouma, neuroloog, van 5 januari 2010 betreffende de uitkomsten van neurologisch en aanvullend onderzoek:
“Bovengenoemde patiënt [ [A] , rb] bezocht eerder dit jaar (2009) de Polikliniek Neurologie.
Anamnese: patient is reeds dertig jaar bekend met Diabetes Mellitus, sinds 2005 is er sprake van toenemende pijn in zijn benen met prikkels en pijn bij lopen. Hiernaar is in het verleden onderzoek gedaan, er is een polyneuropathie in het kader van Diabetes Mellitus geobjectiveerd. Hij heeft momenteel sinds begin 2009 last van tintels en krampen aanvankelijk in de benen, die geleidelijk zich hebben uitgebreid tot de hele romp en ook de armen. Hij heeft het gevoel dat zijn hele lichaam stram en pijnlijk is. ook zijn onderbuik is pijnlijk. Hij vertelt ’s nachts meerdere malen wakker te worden door spanning in zijn romp. De klachten nemen steeds toe in de loop van de dag, de zwaarste krampen heeft hij in de benen. Hij heeft dan ook de neiging om niet stil te kunnen zitten. Mictie en stoelgang zijn moeizaam, traag en onregelmatig. Bij krachtzetten is patient incontinent, dit was zowel na een TUR-prostaat.
Neurologisch onderzoek: (…)
Aanvullend onderzoek: (…)
CONCLUSIE: aanvankelijk rees de verdenking op een cervicale myelopathie, deze kon worden weerlegd middels beeldvorming. Patient is opvallend stijf en stram, mogelijk op basis van gewrichtsbeperkingen ten gevolge van de jarenlang bestaande Diabetes Mellitus. Patient kreeg fysiotherapie voorgeschreven, hem werd op het hart gedrukt dat bij eventuele veranderingen van klachten hij zich opnieuw meldt op de Polikliniek Neurologie.”
Een brief van dr. S.B. Diraoui, klinisch geriater, van 21 mei 2010:
“Uw patient [ [A] ] werd in november 2009 gezien op de geheugenpolikliniek. Conclusies toen: relatieproblemen, opvliegendheid en spanning en dwangmatig gedrag, geen grote cognitieve stoornissen.
Aanvullend onderzoek:
Neuropsychologisch onderzoek (zie bijlage):
Conclusie: er zijn geen aanwijzingen voor geheugen- of visuo-constructieve problemen. Concluderend worden er aanwijzingen gevonden voor een dysexecutief syndroom waarbij in combinatie met de waargenomen gedragsveranderingen, de verdenking bestaat dat er mogelijk sprake is van een beginnende fronto-temporale dementie.
Bespreking:
Naar aanleiding van het bezoek aan de geheugenpoli is er nog nader psychologisch onderzoek verricht met specifieke aandacht voor de executieve functies. Dit toonde een dysexecutief syndroom. De oorzaak hiervan is wat lastig te duiden. Het zou kunnen passen bij een beginnende fronto-temporale dementie echter de CT-hersenen toont hier geen aanwijzingen voor wat het weer onwaarschijnlijker maakt. De tijd zal moeten leren hoe dit zich verder ontwikkeld. Hiervoor zal ik hem op de poli geriatrie terug zien.
Tijdens het gesprek over de uitslag met hem en zijn echtgenote ontstaat weer snel een conflict tussen hen beiden, waarbij hij erg boos wordt en geagiteerd raakt over het bekende probleem met het stuk grond. Hij heeft het idee dat zijn echtgenote hem hierin niet ondersteund heeft. Deze relatieproblematiek staat erg op de voorgrond. Begeleiding hiervan is op korte termijn noodzakelijk daarbij rekening houdend met de executieve dysfuncties die naar voren kwamen in het uitgebreide neuropsychologische onderzoek. Dit laat ik over aan de Symforagroep.
Zelf zie ik patient over een half jaar terug.
1. Dysexecutief syndroom DD karakterogeen mogelijk beginnende fronto-temporale problematiek.
2. Relatieproblematiek.
Beleid:
Begeleiding van het echtpaar via de Symfora.
Controle over een half jaar.”
Een brief van dr. C.J. Bavinck, psychiater, en A.W.P. Woutersen, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, van 7 juli 2010:
“Hierbij berichten wij u dat uw patient [ [A] ] bij ons een intakegesprek heeft gevoerd. Hierbij treft u onze bevindingen aan.
Klachtenanamnese
Meneer wordt heraangemeld via geriater Diraoui. Echtgenote gaf na bezoek aan de geheugenpoli aan dat het allemaal rustiger en beter ging en zag af van verdere hulpverlening. Meneer zag ook af van een verbouwing wat veel rust gaf. Nu gaat het toch weer minder. In onderzoek van de geheugenpoli was de conclusie: ’78-jarige man met diabetes, insulineafhankelijk, die zich slecht aan de leefregels houdt. Hij gebruikt ook drie glazen wijn en een borrel per dag. CT-scan gaf niets bijzonders te zien. Neuropsychologisch onderzoek gaf geen aanwijzingen voor cognitieve problematiek, patient is snel boos en er zijn relatieproblemen’.
Meneer heeft een absoluut helder bewustzijn, er zijn geen tekenen van verstoringen in de waarneming. De neuropathie is pijnlijk aan de benen en trekt steeds verder op, nu al tot de heupen. Er is niets aan te doen, meneer zegt zich goed aan de voorschriften te houden. Hij gebruikt een glaasje jenever per dag of een glas wijn, drinkt twee flessen per week. Cognitieve problemen lijken niet aan de orde, meneer weet verschillende nieuwsfeiten te noemen en de orientatie in tijd is prima. De stemming is goed, problemen ontstaan meer vanuit echtgenote die erg precies is. Ze heeft een enorme en erg mooie bloementuin en werkt daar graag in.
Maar zij heeft ook fysieke problemen met een versleten rug, osteoporose, schouder en andere kunstgewrichten. Ze wil wel alles zoveel mogelijk blijven doen. Echtgenote geeft aan dat meneer verandert en passief is geworden en onredelijk boos kan zijn. meneer gaat driemaal per week bridgen in Hilversum, gaat hier met de auto naartoe.
Samenvatting problematiek:
79-jarige man met mogelijk karakterverandering door beginnende cognitieve stoornissen die in het intakegesprek in de thuissituatie aanvankelijk nog niet naar voren komen. Meneer heeft een actief leven met schapen en driemaal bridge per week. Echtgenote geeft aan dat meneer verandert en passief is geworden en onredelijk boos kan zijn. Alchoholgebruik/misbruik is mogelijk een probleem.
Conclusie bespreking O&A/ behandelingsplan
Regelmatige ongeveer vier-wekelijkse huisbezoeken aanvankelijk om vertrouwen op te bouwen en beter zicht te krijgen op de problemen. Medicatie inventariseren en MMSE test afnemen. Arts betrekken ter beoordeling van starten antidepressiva zoals voorgesteld door de geheugenpoli.”
Een brief van dr. J.M.J. Krul, neuroloog, van 18 juli 2011
“Anamnese: patient [ [A] , rb] bezocht mijn spreekuur in verband met pijn in benen. Hij loopt moeilijk en heeft een rollator nodig. Fietsen gaat eigenlijk heel goed. Zijn grootste problemen zijn echter de gevoelsstoornissen en tintelingen in de onderbenen waarbij hij het idee heeft dat de klachten toenemen.
Vermeld dient te worden dat patient al 30 jaar diabeet is en goed onder controle is.
Patient vermeldt voorts buikklachten. Hij zou mogelijk wat vergeetachtig zijn. Ik begreep dat patient geen motivatie heeft om naar de geriater te gaan. Hij is wel in dagbehandeling op Zonnestraal. De verdere neurologisch anamnese vermeldt geen bijzonderheden.
Neurologisch onderzoek: patient was EMV maximaal, helder en compos mentis. Aan de hersenzenuwen geen afwijkingen. Motoriek: intact. Reflexen: symmetrisch niet opwekbaar. Sensibiliteit: deze was voor alle kwaliteiten licht verminderd aan de benen, maar distaal toenemend. De coördinatieproeven waren niet goed te beoordelen.
Aanvullend onderzoek:
EMG: evidente aanwijzingen voor een axonale (diabetische) polyneuropathie.
Conclusie:
Klachten passend bij een diabetische polyneuropathie. Daarnaast mogelijk ook cognitieve stoornissen.
Advies / Beleid:
Patient geeft er de voorkeur aan goed onder controle te blijven.
Vooralsnog heb ik geen therapeutische opties. Ik heb patient uitgelegd wat een en ander inhield en hem verteld dat invaliditeit op korte termijn onwaarschijnlijk is. over een half jaar zie ik patient retour.”
Een verwijsbrief van dr. A.A.M. van den Heuvel, huisarts, van 5 december 2011:
“Bovengenoemde patient wordt op verzoek van hem zelf en op advies van zijn notaris verwezen ter beoordeling van zijn wilsbekwaamheid.”
2.19.
Op verzoek van de raadsman van [eiseres] heeft ook prof. dhr. Ph. Scheltens, neuroloog, het medisch dossier van [A] beoordeeld. Scheltens heeft in zijn rapport onder meer het volgende geschreven:
“Op verzoek van mr. Bonnier heb ik mij verdiept in het dossier in bovenvermelde zaak. Ik heb hiertoe inzage gehad in het volledige medisch dossier van wijlen [A] , geboren [1931] en overleden op [2013] , uit het Tergooi Ziekenhuis en van de heer C.J. Bavinck, ouderenpsychiater, alsook de medische verklaring van A.L. Querido, psychiater, dd 22-12-2011 alsmede de beoordeling van deze verklaring door de heer Th Trompetter, arts, dd 8-1-15 en een afschrift van het huisartsenjournaal van Mw [eiseres] , geboren [1924] .
Tevens heb ik gesprekken gevoerd met Mw. [eiseres] , weduwe van wijlen de heer [A] , en haar dochters Mw. [B] , geboren [1950] en haar echtgenoot, en Mw. [C] , geboren [1948] op 17 en 31 augustus 2015, op mijn kantoor in het VUmc. Tevens nam ik kennis van een schriftelijke verklaring van een kleindochter, mw. [D] , dd maart 2014.
De centrale vraagstelling in deze zaak betreft de aanwezigheid van ziekte, en zo ja welke, bij wijlen de heer [A] , op het moment van testamentswijziging begin 2012 en daarmee samenhangend de vraag of de heer [A] op dat moment volledig wilsbekwaam was en bewust handelde, zoals verondersteld door de heer Querido in zijn rapport dd 22-12-2011.
Conclusie
Uit de heteroanamnese en medische informatie van derden, komt een beeld naar voren van een voorheen redelijk gezonde man, behoudens diabetes en polyneuropathie, met een harmonieus huwelijk en zeer goede verstandhouding met kinderen en kleinkinderen, die mogelijk al vanaf 2003, en meer zeker vanaf 2008, een geleidelijk progressieve verandering van karakter, (interpersoonlijk) gedrag en empathie ging vertonen. In een analyse hierover door de geriater Diraoui in 2009 en 2010, met neuropsychologisch onderzoek en CT-scan onderzoek, wordt de diagnose FTD wel overwogen, doch helaas door onvoldoende follow up en onjuiste interpretatie van de betekenis van normale CT-scan, niet hard gesteld. De sensitiviteit van CT in deze is vele malen lager dan van MRI en hiervan is bekend dat deze laag is bij FTD; ergo een normale CT (en MRI) sluiten FTD niet uit en patiënten met en zonder atrofie verschillen klinisch niet van elkaar.
Verdere analyse door de collega’s van GGZ laat wel steeds de gedragsstoornissen zien, maar helaas wordt door de focus op normale cognitie (‘geheugen is goed’), niet doorgedacht en de diagnose FTD gesteld, alhoewel er kennelijk wel vanuit wordt gegaan (zie email AWP Woutersen). Het oordeel van collega Querido over de dementie en wilsbekwaamheid voldoet op geen enkele wijze aan de regels der kunst inzake een evaluatie van dementie.
De diagnose FTD (gedragsvariant) kan, en kon in 2010, gesteld worden op grond van de criteria van Neary en Snowden, als voldaan wordt aan de volgende kerncriteria:
1. sluipend begin met langzame progressie
2. vroege achteruitgang van sociaal interpersoonlijk gedrag
3. vroege stoornis in de regulatie van persoonlijk gedrag
4. vroege emotionele vervlakking
5. vroeg verlies van ziekte-inzicht.
Op grond van alle gegevens voldoet [A] aan de kerncriteria. Geen van de exclusiecriterie (waar een normale CT scan niet toe behoort) is bij [A] van toepassing.
Hoe moet nu de testamentswijziging van [A] , waar de familie, inclusief echtgenote totaal niet van af wist (stiekem gedrag), gezien worden in dit kader? Kenmerkend in de casus van [A] over de tijd zijn de obsessie (met de belastingdienst), overdreven zuinigheid, en totaal verlies aan consideratie met en verlies van empathie jegens zijn naasten, inclusief zijn geliefde echtgenote. Redenerend vanuit de ziekte FTD is het heel goed voorstelbaar dat bij [A] het idee heeft postgevat dat hij na zijn dood geen cent aan de belasting wilde betalen, en dus ligt het weggeven aan een goed doel met ANBI-status voor de hand. De obsessie hiermee, in combinatie met de emotionele vervlakking richting zijn gezin, en het totaal ontbreken van ziekte-inzicht maakt dat de beslissing om zijn gezin te onterven, voor hem geen probleem opleverde, ergo hij zich totaal niet besefte welk leed hij hier mee aan zijn gezin berokkende. Dergelijk gedrag is in de context van FTD in de literatuur bekend.
Beantwoording van de vraagstelling
Op grond van uitgebreide heteroanamnese en met steun uit het medisch dossier en de overige stukken kan de diagnose FTD, met gedragsvariant, gesteld worden. Ten tweede moet worden aangenomen dat betrokkene op het moment van testamentswijziging, aan deze ziekte leed en derhalve niet besefte wat hij deed en welke schade hij hiermee zijn gezin toebracht, m.a.w. niet wilsbekwaam was om ten volle de gevolgen van zijn handeling te overzien.”
2.20.
Het Leger des Heils en de Zonnebloem hebben dr. R.V.A. Sheorajpanday, neuroloog en neuropsychiater, gevraagd een oordeel te geven op de vraag welk oordeel achteraf – op basis van de medische stukken die voorhanden zijn – ten aanzien van de wils(on)bekwaamheid van [A] kan worden geveld. Op 25 januari 2016 heeft Sheorajpanday zijn rapport uitgebracht.
Sheorajpanday begint zijn rapport met een uiteenzetting van de verschillende types van dementie en de bijbehorende ziektebeelden.
Onder 4.8 t/m 4.10 van zijn rapport concludeert Sheorajpanday dat [A] niet voldeed aan criteria van dementie volgens de Richtlijn voor Diagnostiek.
In hoofdstuk 5 gaat Sheorajpanday in op de door de familie van [A] waargenomen gedrags- en karakterveranderingen. Sheorajpanday concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat deze veranderingen kunnen worden toegeschreven aan frontotemporale dementie omdat deze ziekte zich gemiddeld op jongere leeftijd openbaart en als het op oudere leeftijd gebeurt, zoals dan bij [A] het geval zou zijn, de ziekte progressiever verloopt dan op jongere leeftijd. Patiënten tonen een snelle achteruitgang van geheugen, taal, aandacht en uitvoerende functies. Bij [A] was juist sprake van een zeer geleidelijke progressieve verandering van gedrag.
Sheorajpanday meent dat in het geval van FTD de patiënt de gedragsverandering die in het verloop van de ziekte optreden steeds minder of niet kan sturen. Als dat wel het geval zou zijn, is er geen sprake van ziekte, maar van opzettelijk gedrag. Dementie is geen keuze en de dementerende is niet in staat om een keuze te maken op welk moment hij welk gedrag vertoont. Daarmee is in tegenspraak dat het door de familieleden waargenomen veranderd en onaangepast gedrag niet is waargenomen door de onafhankelijke getuigen [accountant, bankier, notaris, psychiater en bridgevrienden, rb]. Volgens Sheorajpanday is daarom niet uit te sluiten dat de waargenomen gedragsverandering zich eerder in de interpersoonlijke sfeer situeerden en niet zijn te relateren aan FTD (of een andere vorm van dementie). Daarbij merkt Sheorajpanday op dat ook licht tot matig gebruik van alcohol kan leiden tot een zekere mate van tijdelijk gedesinhibeerd (ontremd) gedrag.
In hoofdstuk 6 gaat Sheorajpandya in op de dementie versus de wilsbekwaamheid, waarbij hij vaststelt dat een valide beoordeling van wilsbekwaamheid meer vraagt dan een diagnose. Het enkele vaststellen van dementie zegt op zichzelf namelijk weinig over de wilsbekwaamheid tot het nemen van een bepaalde beslissing.
In hoofdstuk 7 stelt Sheorajpanday vast dat Querido de enige deskundige is geweest die, in zijn hoedanigheid van psychiater, [A] heeft onderzocht. Sheorajpanday ziet geen elementen om aan de deskundigheid van Querido te twijfelen. Juist vanwege de gevoeligheid van de kwestie kon Querido geen heteroanamnese afnemen bij de familie.
In hoofdstuk 8 gaat Sheorajpanday in op de verschillende uitgebrachte deskundigenrapporten. Waar door Hoefnagels in zijn rapport het principe ‘in dubio abstine’ aanhaalt, wijst Sheorajpanday op een ander principe: de autonomie van de patiënt. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van een patiënt moet worden uitgegaan van de vooronderstelling van wilsbekwaamheid.
Sheorajpanday deelt de conclusie van Hoefnagels dat op grond van de aangetroffen medische informatie achteraf geen definitieve uitspraak kan worden gedaan over de wils(on)bekwaamheid van [A] ten tijde van het wijzigen van het testament. Over het rapport van Scheltens merkt Sheorajpanday op dat de heteroranamnese afgenomen bij personen voor wie de testamentswijziging geen financiële implicaties inhoudt een zeer consistent beeld schetst, tegenstrijdig met de heteroanamnese afgenomen door Scheltens bij personen (familieleden) met een direct belang bij de nietigverklaring van het laatste testament. Volgens Sheorajpanday is het rapport van Scheltens gebaseerd op een reeks aannames die een medisch geobjectiveerde basis ontberen.
De uiteindelijke conclusie van Sheorajpanday luidt:
“9.1. Aan de hand van de beschikbare informatie uit het medisch dossier – waaronder met name de intacte, functionele en cognitieve toestand c.q. het onaangetaste mentaal functioneren, alsmede het gebrek aan een geobjectiveerde dementie – en het geheel der verklaringen van zowel belanghebbenden als onafhankelijke getuigen, kan ik in eer en geweten niet besluiten tot de aanwezigheid van enige vorm van een dementerende aandoening bij dhr. [A] .